zaterdag 25 juni 2016

Concurrentie van The Big Bang


 

 

Een Facebook-vriendin plaatst een paar foto’s van knotwilgen. Zo mooi. Zo Hollands. Als ik dan knotwilgen zie, moet ik onwillekeurig ook denken aan dé treurwilg. Hoe dat zit vertel ik je. De treurwilg (Salix babylonica) is een boomsoort van de wilgenfamilie (Salicaceae) en bereikt meestal een hoogte van tien  tot vijftien meter. De glanzend bruine takken zijn hangend, vandaar de naam treurwilg. De bladeren zijn ongeveer vijf tot tien centimeter lang. De bovenkant van het blad is groen en de onderkant blauwachtig groen. Achter in onze tuin in Lochem, op dik honderd meter afstand van ons huis en dus mijn slaapkamer staat de statige en imposante treurwilg. Er valt genoeg te zien en beleven in de tuin. De treurwilg maakt veel indruk. Het is zondag, Moederdag. 9 mei 1965. Ik ben negen jaar. Kieper mijn spaarpot leeg en voor mijn Moeder schrijf ik een gedicht en koop een fles Badedas. Favoriet van mijn Vader. Ik zit vaak met mijn Vader in bad in de Badedas. Van mijn Moeder. Van mij. Van mijn kinderen. Ik  schrijf er her en der in boek of blog over. ’s Morgens vroeg al ga ik naar mijn Moeders slaapkamer. Ik kan niet wachten mijn Moeder blij te maken. Trots als een pauw ben ik. En zeker blij. Geef kussen. Cadeau en gedicht.Ik speel nog wat op mijn kamer en besluit met op het kussen en onder het dekbed mij  koest te houden. Het is zondagmorgen en… noodweer. Zware regen, donker, donder en bliksem en een hoop kabaal. Ik duik er nog even dieper in. Of ik bang ben? Nee, dan nog niet. Niet lang daarna een knal! Dat kun je je niet voorstellen. Je kunt het niet navertellen. Zo’n oorverdovend lawaai, zo’n reusachtige knal is nieuw voor mij. Ben ik wel eens bang? Ja, tuurlijk ben ik wel ’s bang. Zoals ooit op terugreis van Milano Marittima in Italie via Zwitserland, alwaar pech. De lokale garage repareert, het is vrijdagmiddag. Mama zegt tegen Yoni (4) en Avital (2) en mij: wij zitten daar. Waar? Anderhalf uur huppel ik doodspaaches door dat dorpje. Waar zijn mijn kinderen? Later, veel later blijkt in een hotel-restaurant alle drie in pais en vree te zitten en spelen. Gordijnen van de hele tent gesloten. En dat moet ik maar raden? Precies tegenover de garage…

Ja, ik word er paaches (bang) van. Ik ben nog maar een kereltje van negen…! Waanideeen als staat ons huis nog schieten me door de kop. Geen flauw benul van de wetten van de natuur. Met een als het ware oerknal slaat de bliksem in. In de treurwilg. Later die dag blijkt dat een forse tak het loodje legt. Bang voor de grote knal bliksem in de treurwilg. Heel treurig. Droef. Ja, ik weet The Big Bang, de oerknal is  iets anders. Maar vergeef me, voor mij doet de blikseminslag in mijn treurwilg niet onder als concurrent.

dinsdag 14 juni 2016

Kus m'n tooches!



Deze uitdrukking wordt veel gebezigd. En als je ‘m zo ziet staan, de uitdrukking dus, dan denk je dat er een Joodse herkomst is vanwege het woord tooches. In het Ivrit (modern Hebreeuws) spreekt men van ‘tachat’. In het Jiddisch verbasterd tot tooches, tochus, hoe je het schrijven of uitspreken wil. Er zijn nogal wat varianten in het Jiddisch… En tooches betekent kont.  Afgeleid als ik ben doet het me ook denken aan de Achterhoekse uitdrukking voor een dame met een wel heel erg groot achterwerk: “Gods wark”. (G'ds werk).

De eerste hockeyclub van Avital is Pinoké. Avital zit in een elftal met onder andere Myrthe. Myrthe’s vader is Prof. Dr. Hans Bennis. Een aardige vent en op zaterdagochtenden langs de lijn kletsen wij wat af, de wedstrijd straf en strak volgend. Allebei enthousiastelingen. Hans is een paar jaar coach van de meiden. In een jaar scoort Avital negenenvijftig doelpunten in de reguliere competitie. Hans is algemeen directeur van het Meertens Instituut. Het kan zijn dat je het niet kent. Het Meertens Instituut, een grote en voorname organisatie, is een onderzoeksinstituut dat de Nederlandse taal en cultuur bestudeert en documenteert. Eén van de functies is de etymologiebank. Een databank met de herkomst van Nederlandse woorden en uitdrukkingen. Etymologie is dus de studie naar de herkomst van woorden. Ik snuffel nogal eens bij hen op internet. Namen, voornamen, familienamen, plaatsnamen.

Enfin: ‘kus m’n tooches’ is op zich wel juist, maar met een andere herkomst. Voorlopig weet ik de juiste herkomst nog niet. Er wordt gesproken dat het afkomstig is van  “lik me vessie”. Het betekent zoiets als: is de kwaliteit van iets niet goed, dan spreken wij van een kwaliteit van ‘likmevestje’. Eind negentiende eeuw komt de uitdrukking vanuit het Frans naar ons land. Vestje, vessie is een verbastering, of beter een transscriptie van het Franse “fesse”. En dat betekent bil. Lik m’n reet, dus. In het Duits: leck mich im Arsch. 

Van enfin naar afijn en ik leg me neer bij de betekenis en herkomst. Ofschoon het blijft knagen. Tot ja, tot ik eindelijk weet, zonder enig wetenschappelijk bewijs, vanwaar “kuss mir Tuches” afkomstig is. Zolang de wetenschap mij  niet tegenspreekt.

De islam imiteert alles. Ik hoef daar niet op in te gaan, wel? Toch (ook van tooches) heeft die islam wel iets unieks. Zie bijgaand tweede foto voor het bewijs van juist die uniciteit.

Ach man, kuss mir Tuches!

zaterdag 4 juni 2016

Mag ik zeggen antisemiet? Ja, dat mag ik zeggen.


Antisemitisme is  discriminatie van Joden gebaseerd op hun etniciteit of religie. Antisemitisme kenmerkt een vijandige houding en vooroordelen. Er zijn meerdere wegen die naar Rome leiden. Anders gezegd: er zijn meerdere manieren om iets te doen. Zo oud als de weg naar Rome is héél oud. Antisemitisme is er altijd. Al eeuwen. En verdomd de weg naar Vromen is ook al héél oud. Ik zet de klok vijftig jaar terug en ga je bewijzen dat er meerdere wegen naar Vromen zijn. Ik ben zo’n jaar of tien en moet op de lagere school verkeersexamen doen. Da’s een blokje om fietsen en je aan de regels houden. Als laatste in het alfabet (alfabet is een Hebreeuws woord: alef en beet, of wel de a en de b. Het alfabet) kom ik als eerste bij het eindpunt aan. Zegt die miesgasser triomfantelijk: ‘Je bent gezakt!’. Ik stomverbaasd: ‘Huh?’ ‘Ja…’, gaat de miesgasser verder, ‘… je bent het ”stopteken” vergeten’. Van de prins geen kwaad wetend, loopt de prins richting een dikke boom en deelt alle andere examenkandidaten mee het stopteken niet te vergeten. Ben ik in Israel en iemand zegt dat ik een klootzak ben, zal dat een scherpe geest en verbluffend oordeel zijn, of de persoon vergist zich. Ik blijf bescheiden. Ben ik in Nederland en iemand noemt mij klootzak dan is er waarlijk wat aan de hand. Want dát ben ik niet. Nu weet iedereen dat zo langzamerhand wel, dus wordt er gezegd: ‘Rotjood’.  Voorbeelden te over. En zo’n examinator weet toch al niet zo veel, anders heeft ie wel een ander beroep, maar het enige dat ie van mij weet is dat –omdat ik geen klootzak ben- wel een rotjood zal zijn. Zie hier de legitimatie mij te laten zakken en géén diploma uit te reiken. (Ooit kom ik nog ’s terug met een echt héél heavy blog over zo’n vorm van antisemitisme. Nu staat mijn kop er niet naar). De tijd is geweest dat ik alles wil winnen. Nu resteert dat ik gelijk wil hebben. Ik heb altijd gelijk. Ja, dat mag ik zeggen.

zondag 8 mei 2016

Vandaag Moederdag 2016. 'Mam, wil je mij vergeven?'.



 

Zeven jaar ben ik nog maar wanneer mijn held mijn Vader overlijdt. Ik kan als knulletje nog lang niet overzien wat mij allemaal te wachten staat. Een paar jaar later word ik lid van de hockeyclub. Uiteraard ben ik keeper. Nagenoeg álle vaders staan langs de lijn. De mijne niet. Dat doet pijn en daar heb ik veel verdriet van. Om je een indruk te geven: elke, ja iedere wedstrijd van Yoni en Avital –gelukkig op verschillende tijden- zie ik. Geen wedstrijd sla ik over. Ben zelfs een paar jaar coach van de meisjesploeg waarin Avital de scorende spits is. Mijn kinderen hebben sowieso dit van mij overgenomen: een kick om voor publiek te spelen. Het liefst véél publiek. Beiden spelen geregeld in het Nederlandse hockey eldorado, het "Wagener" stadion van de hockeyclub Amsterdam. Als de mededeling in het clubblad komt dat de volgende pot gespeeld wordt in het stadion beginnen de hormonen zich danig te roeren. Hoe dichter bij de wedstrijd hoe groter de spanning. Yoni’s moeder komt éénmaal naar een wedstrijd kijken. Later wordt Yoni landskampioen. 2005. De halve finale in het Wagener en zijn moeder zit op de tribune. Uit beleefdheid, maar vooral als steun voor de keeper, ja hij ook al, van Amsterdam zit ik naast haar. Het is rust. Zij kijkt op het horloge. Het is tijd. Zij vertrekt. Je weet zo vaak gebeurt het niet, maar geloof me, ik sta met mijn bek vol tanden. Mijn Moeder  komt naar een thuiswedstrijd van mij. Op gras. Op "Marialust" het park naast ons huis in Apeldoorn. Veel herinner ik mij niet, maar ik denk, ik weet haast wel zeker dat ik ’s avonds thuis aan de eettafel tijdens het diner te kennen geef dat het geen onverdeeld succes is. Het doet me teveel pijn. En nog immer kan ik het niet bevatten, niet overzien. Géén flauw idee van de consequentie. Van wat ik mijn Moeder hiermee aandoe. Mijn Moeder is een wijze vrouw en vanaf dat moment wordt na iedere wedstrijd mij het hemd van het lijf gevraagd over die wedstrijd. Varierend van klootte bij verlies of Himmelhoch jauchzend bij winst. Ik heb geen idee hoezeer mijn Moeder het ook pijn doet. Mijn Moeder is een sportvrouw pur sang. Actief en een voorbeeldig sportief, eerlijk en fair gedrag. En samen kijken we Ajax op tv.
 
Dan is het 1972. Familietoernooi op mijn hockeyclub. Het kost niemand moeite mijn Moeder te overtuigen en overreden aanwezig te zijn. Het is mooi weer. Er wordt een op- of inklapbaar zomerstoeltje geregeld en Ma zit als de ware koningin te waken over haar discipelen. Van begin dag met alle wedstrijden en volop zon tot einde dag, met z’n allen naar de plaatselijke Chinees Ah Sing Wang op het Stationsplein. Mijn Moeder straalt, geniet, lacht van oor tot oor. Later, veel later heb ik het door. Mijn Moeder overlijdt op 18 oktober 1983. Te laat kom ik er achter dat berouw pas na, ver ná, de zonde komt. 'Mam, wil je mij vergeven?'.

donderdag 5 mei 2016

Het weer ontleed. Hemelvaartsdag in de Achterhoek.


 

Een meteoroloog ben ik niet. Ik heb wel mijn mening of preferenties. De winter met ijsbloemen op de ramen. Twintig centimeter ijs. Schaatsen op de vijver. Een meter sneeuw. Niet in de breedte, maar in de hoogte. Sneeuw een meter hoog. Kom er nog ’s om. Vivaldi’s cyclus van vioolconcerten de vier jaargetijden representerend “Quattro Stagioni” geeft ook perfect het verschil weer in het weer. Luister maar. De herfst met gure wind, de Hollandse, de “Zuid-Wester”. Regen. Veel regen. Zeiknat. De blaadjes vallen van de boom. Ineens zie ik door mijn bos de Beneluxbaan weer. Ze komen toch wel terug? De blaadjes. De vogels. Mijn vogels. De reiger. De koolmees. Mijn koolmees. Het wordt zomer. Een graadje of twintig, vijfentwintig. Zon. Mijn weer. Ik kan van mezelf niet zeggen of ik slecht gehumeurd ben, maar ’s zomers ben ik immer in een goed humeur. De zomer in Knokke, de zomer (feitelijk altijd) in Israel. De zomer, dan is het bij ons winter, in Kaapstad. En de zomer in Portugal. Da’s nou het beste klimaat voor mij. Zon. Ook wel regen, voor de opluchting. Kleuren significant en dominant blauw en groen. De lucht is droog. De wolken hangen hoog. Nooit lage luchtdruk. De Portugezen hebben géén haast. Niet opgefokt. Zijn vriendelijk. En… het eten is g’ddelijk voor weinig geld. In Amsterdam af en toe een ijsje eten op de Haarlemmerdijk bij Jordino.

De lente! In Apeldoorn is een bekende en goede bloemenzaak: “De eeuwige lente”. Alles groeit en bloeit. De natuur komt tot leven. Beesten komen uit hun winterslaap. De beren houden zelfs een winterslaap van een half jaar. Ook de kikker, mijn kikker. Mijn kikker in de vijver achter in de tuin in Lochem mis ik in de winter. Maar dan… wordt het lente! Met mijn humeur is niks mis. De bomen krijgen nieuwe bladeren. Kleurrijk. Het gras wordt groen. Groener. Het ruikt zo lekker wanneer het pas gemaaid is. De vogels komen terug, thuis van de vogeltrek, naar verre, warme oorden. De bloemen ontluiken. En geven kleur aan de wereld. Kleur is eufemistisch iets vriendelijker dan de grijze en zwarte maanden voorafgaand aan mijn lente. De schapen en de koeien van stal en weer in de wei. Achter onze tuin de wei van boer Hunteler. Zijn koeien zijn machtige, allemachtig prachtige dieren. Ik weet in de wei hun vlaaien te ontwijken. Al op héél jonge leeftijd leer ik géén  wegwerpaansteker of lucifers te branden pal achter de tooches van een koe…

Van alle verschijnselen –ik noem er een paar- als onweer, sneeuwstormen, ijzel, slagregens, hoogtezon, rijp aan de bomen, ach ik moet er nu eenmaal mee leven. Wij allemaal. Het mooiste weer is voor mij immer op Hemelvaartsdag. In de rest van Nederland trapt men wandelend dauw. In de Achterhoek echter doen wij dat op de fiets. Als jonge kinderen, zo gauw wij toestemming hebben van Pa en Ma, fietsen wij door de Achterhoek. ’s Morgens vroeg, héél vroeg bij dag en dauw. Dauw vind ik het mooist dat ik in de natuur als weerelement tegenkom. De dauwdruppels op het gras. Op de takken van de bomen. Op de blaadjes. Op bloemen. Op het koren. Het is nog vochtig in de lucht. Frisjes. De temperatuur stijgt en in het oosten komt de zon op. Hij verwarmt de boel. Het wordt een mooie dag. Een prachtige dag!


My beautiful daughter Avital. Bij het bedenken van een naam is het belangrijk dat je de naam goed uitspreekt. Natuurlijke klemtonen. In het buitenlands ook, zonder je tong te breken. In elke taal. Een moderne naam. Een oude naam. Een betekenisvolle naam en als het even kan uit de Tenach. Zeg maar de Joodse bijbel, het oude testament. Dat Avital één van de vrouwen van Koning David is is mooi, maar de naam Avital ontleed is mijn levenslange satisfactie. Manna is – zo lees je in de Thora, de Vijf Boeken van Moshé (Mozes) – een wonderlijke spijs die blijft liggen terwijl de morgendauw optrekt. G’d geeft manna als g’ddelijke voeding tijdens de Exodus. Manna wordt later gesymboliseerd door maanzaad. De twee challes, het gevlochten brood dat ter heiliging van de Sjabbes, Sabbat op tafel komt, wordt door maanzaad verborgen. De twee challes verwijzen naar de dubbele portie manna.  Degene die oplet weet ook een challekleedje over de challe. Gelijk de dauw op de planten. Tal is dus dauw. Dan Avi. Avi betekent: vader. Vader van de dauw. Bij het krieken van de dag. Bij het aanbreken van de dag, gelijk het aanbreken van de challe en het lofzegging (beracha) over de challe. Ochtendgloren. Het doorbreken van het licht van de nieuwe dag. En dan moet je weten dat mijn ‘Joodse’ naam Uri is. Licht. Morgenstond heeft goud in de mond. Dus. Vroeg opstaan is lonend en zelfverzekerd. Eigenschappen die ik zeker ook Avital toedicht. Avital betekent vader van de dauw. En voor mij zelfs nóg veel meer. My beautiful daughter Avital.

 

woensdag 4 mei 2016

Topografische les op 4 mei 2016.



Wie de eerste is die de uitdrukking “Ik heb iedere dag 4 mei” bezigt weet ik niet. Ik heb ‘m van mijn Moeder z’’l. Ida Vos-Gudema 1931-2006, de kinderboekenschrijfster over de Tweede Wereldoorlog gebruikt het gezegde ook. Anderen imiteren later.

Mijn suikeroom is Bram Gudema, van de Winschoter Citroenballetjes en nog veel meer. Bram is getrouwd met een nicht van mijn Moeder. Ida Gudema is de dochter van een neef van Bram. Ik treed nu niet verder in genealogische details, wil alleen benadrukken dat in een zeer sterk gedecimeerde Joodse gemeenschap in de stad Groningen ná de oorlog zeker iedereen iedereen kent en beschouwt als familie. Van de drieduizend Joden komt slechts een handjevol, driehonderd, terug uit de kampen of onderduik.

Mijn Moeder en Ida schelen zo’n twintig jaar. Toch kennen zij elkaar en zijn op elkaar gesteld. Vriendinnen. Ida verwerkt haar verleden door te schrijven. Voor de volgende generaties. Over de verschrikkingen van de Holocaust, de Sjoa, het alles omvattende uitroeien door middel van vergassing door de Moffen in de vernietigingskampen.

Bij alle verhalen die verteld worden, Leo Vroman dicht zo mooi in zijn gedicht Vrede: “Kom vanavond met verhalen hoe de oorlog is verdwenen, en herhaal ze honderd malen: alle malen zal ik wenen”. Bij alle verhalen dus past deze zeker. Een gedicht van Ida Vos-Gudema.