zaterdag 27 juni 2015

Het sprookje van Tevje, Lyala en Nochum.


 
Er was eens een arme Joodse melkboer in een shtetl, een klein Russisch dorpje, Tevje heet hij. En hij wil, net als alle andere Joden in het dorp met liefde, trots en geloof vasthouden aan de traditie. Dat geeft zekerheid. Nieuwe tijden breken aan. In het tsaristisch Rusland in de negentiende eeuw worden de Joden van staatswege veel geintimideerd. Tevje besluit vastberaden te overleven. Hij wil zijn dochter Tzeitel uithuwelijken aan een veel oudere slager. Geheel in strijd met de traditie blijkt dat Tzeitel zelf al een partner heeft gevonden. Mottel de kleermaker. In tegenstelling tot de slager is de kleermaker nebbisj een arme sloeber. Toch geeft  Tevje uiteindelijk zijn zegen aan dit huwelijk. Het zit Tevje niet mee: zijn tweede dochter Hodol krijgt een relatie met een Joodse revolutionair, die naar Siberie verbannen wordt. Geheel volgens Joodse traditie, zie het boek Ruth, volgt Hodol haar man. Tevje kan met moeite verdragen dat hij zijn dochter waarschijnlijk nooit meer zal zien. Zijn derde dochter Chava trouwt met de niet-Joodse Fjedka. Dat nu wordt Tevje te veel. Hij besluit zijn dochter dood te verklaren en hij negeert Chava en Fjedka als zij hem liefdevol aanspreken. Op bevel van de tsaar moeten alle Joden uit het shtetl wegtrekken, ook tot ontsteltenis en verontwaardiging van Fjedka, dan bensjt Tevje haar in stilte en geeft haar zo G’ds zegen.
Matchmaker, matchmaker
Make me a match
Find me a find
Catch me a catch
Matchmaker, matchmaker
Look through your book
And make me a perfect match
 
Als zovelen trekken Tevje, zijn vrouw Golde en hun vierde dochter Lyala westwaarts. Niet alleen het leger van de tsaar zit achter de bewoners van Anatevka aan. Nee, de periode van de Verlichting is aangebroken. Joden verspreiden zich van oost naar west. Tevje de melkboer, zijn lieve vrouw en hun mooie dochter strijken neer in het Duitse stadje Spier (Speyer) aan de Rijn. In het overwegend katholieke Speyer wendt Tevje zich met de ogen gesloten tot G’d en vraagt dat wat Golde de hele dag al mompelt en Lyala breeduit en luid zingt. And make me a perfect match…
Als ware hij een echte Jack in the box verschijnt Nochum ten tonele. Nochum Spier. Een knappe jongeman en kaasmaker van beroep. Hij valt meteen in de smaak bij Tevje. Lyala inmiddels tot over haar oren verliefd is héél blij dat Nochum ook door Tevje en in zijn kielzog Golde goedgekeurd wordt. Tevje als melkboer hoef je natuurlijk weinig over kaasmaken te vertellen. Hij helpt zijn schoonzoon met karnen, met de wrongel en de stremsel, als ook het zuursel. De kaasemmer is voor hem wellicht nog bekender dan de melkemmer. Nochum maakt een heerlijke kaas, over je einde zooooo lekker. De kaas stinkt wel. De lucht doet  Nochum denken aan de rebbe, rabbijn van Spier en besluit de kaas “Stinking Rebbe” te noemen. Tevje denkt na, krabt achter zijn oren, gaat in gesprek met boven en besluit tegen Nochum in te gaan. Net zo min dat een Jood een andere Jood voor het gerecht daagt, zo zal men ook niet kwaadspreken over een andere Jood. En zo slecht is de rebbe toch niet…? In Talmoedische wijsheden erkent Nochum graag zijn meerdere in zijn schoonvader Tevje. En om hem te plezieren verandert hij de naam van de kaas. Nochum heeft een ingebakken, aangeboren, bloedhekel aan de bisschop van Spier. Nochum loopt altijd met een grote boog om de kathedraal en blijft zich verwonderen wat al die koorknaapjes daar steeds doen. De kaas wordt een wereldsucces. In de beste kaasspeciaalzaken te verkrijgen, Kef in Amsterdam is er één. Nochum werkt hard, Lyala helpt hem een hand, Tevje verleent spandiensten en Golde zorgt voor het huis. Nochum en Lyala krijgen kinderen en verdienen zeer behoorlijk met hun kaas. Die kaas heet voortaan: “Stinking Bishop”. En zij leven nog lang en gelukkig!

zaterdag 20 juni 2015

Hoogmoed komt voor de val.


 

 

 

Onder het kopje ‘De puisten bij mij in de buurt’ op 25 augustus 2014 sprak ik je helemaal bij over de megalomane waanideeen van KPMG. De multinationale accountant met de grootste, dikste, vetste clienten, salarissen en bonussen. En het wel haast meest megalomane als beschreven de puist bij mij in de buurt.

Heerlijk, smullen, vandaag 18 juni 2015 kopt ‘De Telegraaf’: ‘KPMG in het nauw’. Ik ga er ’s even voor zitten. KPMG loopt leeg! Door alle dagelijkse schandalen en misere vertrekken accountants, adviseurs en grote opdrachtgevers. Men stapt massaal over naar de concurrentie. De huidige situatie is dramatisch, een reorganisatie kan de club niet meer ophoesten en moet het handje ophouden bij de moeder. En…ze hadden al wat zakgeld gekregen…

Een ongetwijfeld sportieve public relations medewerker geeft toe dat het even wat stroever loopt. Lager marktaandeel, lagere marges. Snijden in eigen vlees. Reorganisatie en dat staat synoniem voor een heleboel goedwillende medewerkers eruit… Kosten: miljoeoeoeoeoeoeoeoenen. Vele, er wordt gesproken over tientallen, partners (in de maatschap) zijn al vertrokken en een aantal prestigieuze opdrachtgevers is ook al weg, naar concurrenten, collega’s. Klanten die je liever niet ziet vertrekken. Je hebt zoveel moeite gedaan ze te werven en nu dit… Ja, ik zit er niet mee. Het blijven puisten.

Shell, Randstad, Philips, AkzoNobel en nagenoeg álle grote banken hebben de boeken verhuisd naar andere accountantskantoren. Me dunkt, da’s een klap. Een slag.

De Telegraaf meldt verder: KPMG dreigt te imploderen. Op zich is dat –als het letterlijk is- wel heel erg jammer. KPMG instorten. Het bedrijf, okay. Maar niet het gebouw. Hoe lelijk, gedreven door waanzin, is en blijft het gebouw wél degelijk bruikbaar. KPMG implodeer, liever vandaag dan morgen en dan kan het complete ziekenhuis Amstelland er in, samen met een paar zorginstellingen. Of zes volledige faculteiten van VU of UvA. Wat denk je van vijfhonderd appartementen?
Het Openbaar Ministerie zit achter zes ex-topmannen aan voor onder andere valsheid in geschrifte, frauduleus handelen. Doen ze toch ook niet voor de lol. The continuing story of Peyton Place. Ik zit eerste rij.

Ik leg voor de zekerheid een paraplu klaar, voor het geval de implosie gepaard gaat met rondvliegend glas of brokstukken baksteen. Ik zit eerste rang. Die puist bij mij in de buurt komt dus toch ten val. En nog plastischer: de puist wordt als het ware uitgeknepen en daar groeit weer gezonde huid of in dit geval grond over. Weg met het etter, weg met het pus.

zaterdag 13 juni 2015

Nomen est Vromen II


 

In mijn eerste boek “Da’s mooi voor Lochem” (2003) een verhaal met dezelfde titel. Nu deel II. Eergisteren vrijdag 5 juni 2015 kijk ik op de televisie naar de halve finales tennis op Roland Garrros. Daar speelt de Zwitser met de mooie Zwitserse naam Stanislav Wawrinka. Op beide korte mouwen van zijn shirt de naam van de sponsor. “Fromm”. Ik word nieuwsgierig. Ken het merk niet. Zoek het op. Een groot Zwitsers bedrijf in packaging systems. Da’s mooi voor Lochem, zo denk ik. En ik denk ook terug aan de tijd zo’n tweeenveertig jaar geleden: ik ben begeistert door stamboomonderzoek. Genealogie. En ik kom een heel eind. Later halen échte experts mij in. De stamboom helemaal compleet. Maurice Mol, mijn zwager, Max van Dam in Israel, Joseph (Joe) Vomberg z’’l in Canada en Leo Vromen, een verre achterneef uit Baarn. Met laatstgenoemde ga ik een paar maal naar de plaats van oorsprong, daar waar mijn voor-voor-voor- et cetera -vader vandaan komt: Urbach. In de buurt van Koblenz en Neuwied. Duitsland. In die tijd erken ik graag mijn meerdere in hen en ga ik mij bezighouden met socio-geografische en socio-psychografische kenmerken en feiten. Niet louter de kille cijfers, maar de genetische overeenkomsten en gelijkenissen. Het hoe en wat. En waarom. Foto’s. Documenten. Wetenswaardigheden. Karakters. Genetische kenmerken. Beroepen. Zo stuit ik op een document gedateerd 29 april 1845. Het vertoont de handtekening van één onzer voorvaderen: Joseph Samuel Vromen. Hier begint mijn onuitputtelijke belangstelling voor de etymologie van familienamen. Herkomst, betekenis, variaties. De handtekening is geschreven in het Hebreeuws. Met Hebreeuwse letters. Ivrit, het modern Hebreeuws wordt eerst einde 19e eeuw geintroduceerd. In het Hebreeuws dus. Niet zo opmerkelijk, maar ik ben je een verklaring verschuldigd. Terug in de geschiedenis. De Joden komen uit Judea, Israel en daar horen wij thuis. Door de eeuwen heen al genoeg vervolgd en vele malen van huis en haard verdreven. Het verspreiden over de aarde heet ‘diaspora’. Joden trekken oostwaarts, Perzie bijvoorbeeld, maar ook naar de Noord-Afrikaanse kust, als ook Europa (ik ben niet compleet in mijn opsomming van alle windrichtingen). Zuid-Europa, Midden- Europa. Ja, zelfs in de Romeinse tijd zijn er  Joden in Nederland. Ooit, in het midden van de achttiende eeuw, de periode van de ‘Verlichting’, trekt een groot aantal Joden westwaarts van Duitsland naar Nederland. Velen blijven in Nederland, waar al Joodse gemeenschappen zijn, gemeentes (kehilla enkelvoud, kehillot meervoud). Zo ook mijn voorvader Samuel Michiel. Hij wandelt vanuit Urbach naar Lochem. En hier blijft hij. In plaats van de bekende lange zwarte jassen dragen zij korte jassen. Jacks. Vandaar dat zij ‘Jekkes’ worden genoemd. Vanuit Duitsland afkomstige Joden. Hun orthodoxie verlicht naar liberaal. Naar weinig. En nog steeds geldt de naam ‘Jekke’. Punktlich, grundlich. Net zo goed als er nu nog duuz’nd’n woorden in het Nederlands zijn, die een Hebreeuwse of Joodse oorsprong kennen. En je wil vast van mij aannemen dat Joden in die tijd Hebreeuws, of beter nog Jiddisch met elkaar spreken. Jiddisch wordt in Midden-Europa een levende taal. Het Jiddisch wordt genoteerd in Hebreeuwse karakters, letters. Terug nu: men spreekt dus Jiddisch. Veel varianten bijvoorbeeld in een bepaalde streek, of binnen families en ook beroepsgroepen. Er ontstaan veel uitdrukkingen in onze taal. Echte schoolsystemen zoals wij die kennen bestaan nog niet. Wel echter de synagoge, in Jiddisch: sjoel. Een verbastering van het Duitse Schule, Escola (Italiaans), école (Frans), school (Nederlands) en zo weer terug bij Schule en sjoel. In sjoel wordt geleerd. Gelernd. En je raadt al in welke taal. Dan is het zeker niet zo vreemd dat ik dus in dat document een handtekening met Hebreeuwse letters geschreven vind. Mijn summiere kennis leert dat daar staat: VROMEN. En wel van rechts naar links! N M H R F. Maar wat zie ik….? Tussen de O en de M? Daar staat een H. In het Ivrit heet een H “hee”. Daar staat een ‘hee’. Een stille H, zoals in het Frans voorkomt. Maar Oy?! Gewalt?! hoe komt die H daar? In die tijd, jaren zeventig vorige eeuw, correspondeer ik veel met de rijksarchivaris van de provincie Groningen, Jonkheer Mr. J.H. de Veij Mesdag. Hij wijst mij onder andere op het feit dat de naam Vromen NIET betekent vroom. Vroom komt van Fromm. A frommer Jid. Een vrome Jood. De familienaam Fromm heeft in Nederland zijn oorsprong in het Groningse Leek. Die route is dus uitgesloten en het religieuze gedrag van de Vromen door de eeuwen heen is overtuigend genoeg een andere gedachte aan te hangen en onderzoeken. Wat is het dan wel? Het kost mij nachten puzzelen en denken. Het woord transscriptie ken ik nog niet. Ik ben er wel mee bezig. Vromen, dus ook Vrohmen, uit het Duits, uit het Jiddisch, uit het Hebreeuws. In het Hebreeuws (Ivrit) schrijf je alleen de medeklinkers. De klinkers zie je door middel van interpunctie. Wat staat er nu? Wat staat er nu werkelijk? VRHM! Juist! V R H M . De stamletters van de naam en waar vind je deze stamletters nog meer…? In Avrom, Avroem, Avrommele, Avrohom, Awrohom, Awrahom, Abraham (maar ook in Brahim et cetera). Mijn familienaam betekent dus Abraham. Rechtstreekse afstammeling van Max mijn Vader z’’l, Louis, mijn Opa z’’l,  en… Joseph Samuel van de handtekening en van Samuel Michiel, de Verlichte die van Urbach naar Lochem loopt en… van de aartsvader Abraham. Een wel heel boude stelling, maar toch. Ik ben ’s bij een lezing van de Nederlandse Kring voor Joodse Genealogie en luister naar professor Becker. Leg hem later de vraag voor of mijn naam afstamt van onze aartsvader. Zo ook aan een wetenschapper in Israel en Amerika. Alle drie unaniem: er is géén wetenschappelijk bewijs, maar zolang het niet tegengesproken of ontkracht wordt, mag je het gerust aannemen dat het zo is! En even een voetnoot hier maar inplakken: Awraham is hetzelfde dus als Abraham. In het Hebreeuws zijn de letters B en W identiek, de één echter met een interpunctie, die je niet noteert. Dus B = W. Als ook de P en de F identiek zijn. Zo vreemd is het dus niet dat menig Israeli SchiFhol zegt in plaats van Schiphol. Het boek “De binnenplaats van Babel” van Salomon Kroonenberg over de duizenden talen in de wereld is een aanrader. En zelfs door goed luisteren weet ik dat een Indonesier, die Bahasa Indonesia praat KOPPIE zegt wanneer hij koffie bedoelt. Hoe dan ook: de handtekening van Joseph Samuel Vromen in 1845 leidt tot de betekenis van onze achternaam. Nomen est Vromen.

zaterdag 6 juni 2015

Geen ruzie in de auto.


Je weet ik ben Bert. Bert van Sesam Straat. Samen met mijn vriend en collega Ernie spelen wij al jaren de straat plat. En soms, ook al zing ik zooooo vals, een lied. En verdomd het wordt wel eens een tophit.


“Geen ruzie in de auto, want daar schiet je niks mee op. Want met ruzie in de auto, zit je zomaar ergens tegenop. Geen ruzie in de auto, geen gezeur en geen geschreeuw en geen gevecht want met ruzie in de auto gaat het rijden slecht en komt er van de reis niks terecht Je bent weleens even heel kwaad op elkaar, dan wil je schelden, stompen en schoppen Maar zit je in de auto nou vergeet het dan maar, dan kun je beter even wachten tot we stoppen Maar als je nog heel ver rijden moet, moet je dan zolang wachten om met de ruzie te beginnen want dan weet ik vast niet meer waar het over ging Nou, dan kunnen we toch gewoon een nieuwe ruzie verzinnen”.


Ga je mee terug naar de zomer van 1993. Ik rijd in een knalrode Volvo 240 stationwagen Polar, van de laatste serie die ooit van de 240 uit Zweden van de band afreed. Avital, Yoni en ik op weg naar Frankrijk. Nu zeg ik je eerlijk, onze vakanties zijn altijd top, maar deze is de basis, om uiteindelijk al die toppen gezamenlijk te bereiken. Om diverse redenen sta je bol van de spanning, dan heb je vakantie, auto inpakken en vlammen. Richting zuiden. Met je dierbaarste bezit op de achterbank. Je twee jonge kinderen. Zonder de specifieke ervaring over verveling op lange autoritten heb ik toch maar een paar cassettebandjes meegenomen. Cassettebandjes? Zoek maar op. Je weet hoe het werkt. Je moet je volledig concentreren op de weg. Niet dat jezelf zo’n brokkenmaker bent, maar er rijden nogal wat koekebakkers rond. Een ongeluk zit in een klein hoekje. Achterom kijken, over je schouder, om de kinderen in toom te houden, of een snoepje door te geven is uit den boze. Je praat met elkaar. Ik zie de kinderen door de groothoek achteruitkijkspiegel en houd alles in de gaten. Ik bereid me voor. Tot mijn mazzel en tot het grootste plezier van Yoni en Avital heb ik dus werk van de Straat meegenomen. De cassettebandjes worden stuk gespeeld. Onbetwiste koploper: “Geen ruzie in de auto”. Wat denk je hoeveel keer kun je dit lied horen op 1000 kilometer? We hebben geen ruzie in de auto, uberhaupt niet en de vakantie is een topper in volle vrijheid genieten van de frisse lucht en what have you en Frans eten is ook zo slecht niet… Beiden kennen de tekst van a tot z nog uit het hoofd, kan niet missen. We hebben nooit ruzie. En zeker niet in de auto. Ook niet in de rode Volvo. Die is er niet meer. Want daar schiet je niks mee op.

dinsdag 2 juni 2015

Leo Wallage, mijn neef. In memoriam.


 

Eerst enkele jaren ná mijn geboorte hoor ik dat mijn lieve Moeders zuster en haar man een derde zoon hebben. Al lang het huis uit, begrijpelijk. De andere twee zijn lapschwanzen.

Leo Wallage van 1935 is een klasbak, een held. Mijn  respect verdient hij al op mijn héél erg jeugdige leeftijd. Mijn Moeder vertelt veel en vaak over hem. Later, veel later, lees ik zijn boek; “ ‘Rotmoffen’, zei mijn moeder”. Leo zit met zijn ouders en later met mijn lieve Vader en Moeder ondergedoken in Eernewoude, Friesland, alwaar ook mijn oudste zus geboren wordt. In zijn boek verhaalt hij over zijn leven, de oorlog, de onderduik, zijn ouders, mijn ouders voor wie hij grote liefde koestert en over de grote beslissingen in zijn leven. Grappig genoeg, hij vertelt het voorval in zijn  boek, moet hij van zijn moeder iets eten dat hij absoluut niet lust. Prompt kotst hij de hele boel onder. Zo ben ik als kleine jongen eens bij hen en zegt de tante dat ik de appeltaart moet eten. Ik kan dan niet tegen rozijnen. Je ziet het voor je…de hele kamer…!

Met mijn eigen Vaders levenswijsheid gaat Leo op pad. “Het gaat er niet om wat je bent, het gaat er om HOE je bent”. Hij kiest zijn vrouw. Een leven lang zijn zij elkaar trouw. Niet bepaald de keuze van zijn ouders. Leo is sterk en heeft en krijgt gelijk. Ondanks de nodige kritische noten in zijn boek, houdt Leo steeds zijn eer hoog en toont mij de goede voorbeelden.

Niet alleen is hij schrijver van het eerder genoemde boek, maar hij is ook blogger geworden en houdt mij, ons op de hoogte van al zijn belevenissen uit zijn leven en de vele reizen naar de Derde Wereld. Na zijn ‘gewone’ werk wordt hij zakelijk adviseur in landen die dat nodig hebben. Grappig genoeg is er veel gelijkenis: in formaat, uitvoering van de cover van zijn boek en mijn eerste boek “Da ’s mooi voor Lochem”. Titel, naam schrijver, pastel tint (hij ecru, ik groen) en allebei een foto aflopend van de pagina van ons zelf als kleine jongen. Leo blogt. Ik denk dat ik één van zijn meest trouwe lezers ben. Er zijn zoveel parallellen, zoveel gelijke voorvallen in ons leven.

In januari 1983 overlijdt zijn vader. Ná de lewaje (begrafenis) voert Leo het woord. “Ik dank iedereen voor de komst naar hier. En in het bijzonder Egbert en Fokje Reitsma-Bijma, zonder wie wij hier NIET zouden hebben gestaan”.  Je begrijpt Oom Egbert en Tante Fokje geven onderdak aan zes en later nog één zeven dus Joden gedurende de Tweede Wereldoorlog. Leo ‘s woorden raken me. Hard. Keihard. En je ziet ik zal ze nimmer vergeten. Hij is een klasbak, hij heeft gelijk.

In ons hele leven zien wij elkaar slechts een beperkt aantal keren. Wij leveren af en toe positieve kritiek op elkaars blogs, of hij op mijn boeken. Bij de presentatie van mijn zesde boek heb ik Leo uitgenodigd, om samen met mijn zus Loes, geboren in de onderduik, en één van de kinderen van Egbert en Fokje Reitsma, dochter Baukje als representanten van die periode gezamenlijk het eerste exemplaar in ontvangst te nemen. Hij voldoet aan mijn verzoek. Ik ben trots. Mijn boek “Wejiwrech” verhaalt over de unieke en spectaculaire vlucht van een Joods echtpaar tegelijkertijd én samen uit Westerbork. Mijn ouders Max Vromen en Tonny Vromen-Cohen. Een paar uur slechts vóór vertrek van de trein naar Auschwitz. De vrouwelijke hoofdpersoon ontbreekt op het appél. Mijn Moeder. Het boek verhaalt over de aanloop naar de oorlog, de oorlog, Westerbork en daarna Eernewoude (gemeente Tietjerksteradeel). De beginpagina’s van mijn boek bevatten een citaat van Leo. Uit zijn boek.

Leo en ik schelen dik twintig jaar. Strikt formeel zijn wij neven. Wij zien mekaar weinig. Eén ding weet ik zeker. Hij verdient al mijn respect. Ik gedenk hem. En ik spreek mijn welgemeende condoleances uit aan zijn lieve Hannelore en hun kinderen Leo Jr.,  Phyllis en Vivianne.

Op de presentatie. een zonnige zondag in juli 2013,  komt Leo in spijkerpak, als altijd een stoere platte baard en je geeft hem net vijftig jaar. Dan is hij al achtenzeventig. Je hebt unieke exemplaren. Leo is er één van. Hij heeft lef. Het Hebreeuwse (Ivrit) woord voor HART is LEF. Leo heeft lef! Geboren in 1935 gaat Leo uit de tijd in maart 2015. Tachtig jaar. Met lef. Met lef!