woensdag 29 januari 2014

De Kapper en marketing.

Marketing is het creëren van duurzame relaties. Er zijn nog meer definities, maar vandaag beperk ik me tot deze. Heb ik m’n handen al meer dan vol aan.
Kijk, in beginsel vertoon ik aan alles en iedereen een enorme trouw. Loyaliteit zoals je wilt. Aan mijn kinderen. Aan mijn vrienden. Aan de meeste van mijn bridgematen. (Ik heb er wel ’s een paar uitgeknald. )
Merkentrouw ben ik ook. Daardoor kom ik ook blijvend bij winkels of restaurants zo lang het mij zint. Trouw als men met mij ook een duurzame relatie aangaat. En dat kan op vele manieren. Ik kwam vijfendertig jaar zeer regelmatig bij het beste Indonesische restaurant ‘Cilubang’ in de Runstraat. Rijsttafelen, de tumis kip, soto ajam, alles even lekker. Totdat Ali (eigenaar en kok) toen al ver in de 80,  noodgedwongen moest stoppen met koken. Zijn vriend Evert vertelde het mij met tranen in de ogen. Een duurzame relatie dus. Langdurend. Langlopend.
Zo ook met m’n vriend de slager Robbie Z. Of je nou voor een haring of een kalfspoot komt, of een longhaas, you name it. Mijn gehakte lever vond ie de lekkerste, hoewel hij er niet van houdt. Op verzoek heeft ie een tijdje knobbeliesjworst gemaakt (knoflookworst). Die nergens in Nederland te koop is. Dus ook nergens beter. Recent heeft ie een pure kalfspaté ontwikkeld en gemaakt. Dat ie voor de handel is, is jammer. Ik eet ‘m zelf veel te graag. En we drinken achterin koffie, lullen wat en lachen. Om de mensen. 
‘Hé vriend’, zegt ie, wanneer ik door de deur wandel. Tranen stond ie te janken toen Avital en Siwan mij op 3 december 2012 van het UMC Utrecht brachten naar het revalidatiecentrum RCA op de Overtoom. De door mij gesuggereerde route liep langs Robert. Wat broodjes halen. Ik bleef in de auto, hij kwam naar buiten, naar me toe. Omhelzen. Huilen.
En dan nu over Peter. Er zijn liedjes over hem gemaakt: Sweet Sixteen, maar dát is zo’n oud liedje. Op die Peter lijkt hij niet meer. Jaren was ik klant bij Edmond Boendi. Sjiek in de PC Hooftstraat. En zo waren zijn tarieven ook. Toen, midden jaren 70 van de vorige eeuw kostte een knipbeurt al gauw zo’n vijfenveertig gulden. Toen! En op un momento dado moest ik afrekenen….dfl. 65,=. Zonder blikken of blozen vroeg ie het. Huh? ‘Tarieven verhoogd’, durfde hij nog te zeggen. ‘Hoor je dat niet vooraf te melden, Edmond?’ Ik heb betaald, mijn mond niet open gedaan en ik ben nooit meer teruggegaan.
Eén mijner beste vrienden liet zich knippen bij en door Frits de Reus op de Amstelveenseweg, Amsterdam. Bijna op de grens. Dat was nou net niet een referentie, maar ach… Ik ernaartoe. Even wachten, kopje koffie. En Frits zegt: ‘Bert, het is beter dat Peter je knipt’. Nou, dat zou dan wel. Peter, klein menneke, vijf jaar ouder dan ik, helemaal blijven steken in de sixties, hier en daar een tattoo, brilletje, Beach Boys overhemden en….lullen als een kapper. Inmiddels ben ik al meer dan dertig jaar klant bij hem. Dat zegt wel wat over beider Ausdauer. Mijn zoon Yoni houdt het ook vol, want hij is al méér dan twintig jaar trouw aan Peter.
Peter praat, als een echte kapper, veel, lang en vaak. Hetzelfde verhaal over de caravan, de vakantie, af en toe een kwinkslag en een witz. Trots op zijn kleinkinderen. En een hondje heeft ie ook, moet ie mee wandelen. Frits verkocht de zaak aan een ander met wie ik niets heb. Ik blijf immers bij Peter. Volgens afspraak, dan kan het nooit fout gaan. Toen ik ziek werd, moest hij er alles over weten en heeft hij altijd meegeleefd. Zijn vrouw werd ook ziek. Hart en nog meer. Peter begreep zijn vrouw en mij ineens een stuk beter. ‘Hoe is het met je, Bert?’
Ik mag er altijd, als ik moet, plassen, komt door de plaspillen. ‘Geen koffie, he Bert? Kopje thee?’
Hij kan zijn ei kwijt en ik het mijne. De eerste kapper van wie ik zeker weet dat datgene wat
 je met elkaar bespreekt vertrouwelijk blijft. Hij zal nooit wat inhoudelijks uit een gesprek met Yoni vertellen, hooguit dat ie de week ervoor weer is geweest. ‘Dat weet ik, Peter. Daarom kom ik nu maar weer eens.’
‘Yoni, hoe is het met je vader?’
Daar begint Peter steevast mee als junior de kapperszaak binnenwandelt. Oprecht geïnteresseerd. Toen ik veel en vaak in het VUMC logeerde, zei hij menigmaal tegen Yoni met alle plezier naar de VU te willen gaan om Pa te knippen. Hij is er geweest en,  yep, exact een jaar geleden in Reade, het revalidatiecentrum, dat vroeger gewoon nog RCA heette. Het was echt nodig. Een halfjaar haar op de kop.
Ik ben hem nog dankbaar dat ie daar gekomen is, in z’n eigen tijd. Hij heeft mij in juli 2012 nog gezien, in december. En merkt sindsdien de vooruitgang. Laatst nog: ‘Jezus, wat zie jij er goed uit!’
Waarop ik zeg: ‘Holy Moses, het is ook goed.’
We praten erover, waarom en hoe het zo goed gaat. En ik krijg een kop thee. Van m’n ene baas moet het kort, van m’n andere baas gedekt. Peter lacht. ‘Doe ze allemaal de groeten, zegt ie nog.’
 Heb   hEh  

Ik blijf bij hem komen, voor de prietpraat, de thee en het knippen dat ie kan. Of het mooi is moet een ander maar beoordelen. Hoe oud zal hij nu zijn? 61? 62? Binnenkort met pensioen. Ik moet er niet aan denken. Nee, ik ga geen andere kapper zoeken. Yoni en ik tuffen wel naar Nieuw Vennep, nemen een bos bloemen voor zijn vrouw mee en dan hij knipt hij er thuis maar op los. Brand loyalty. Customer loyalty. Klanttevredenheid. Je kan het leren. Je kan het hebben. Peter weet duurzame relaties te behouden. Dát is nou marketing.eb Heb

donderdag 23 januari 2014

Bizar

Toeval bestaat niet, zeg ik altijd. Dus als alles voorbestemd is, daar geloof ik in, dan nog stuit ik geregeld op een bizar moment. Ik verzamel geen geld, nee, ik verzamel mooie momenten. Dus ook een bizarre. Hier komt er één. Rond 1780 is mijn verre, verre voorvader van Urbach (Duitsland) westwaarts getrokken.
Het was de tijd van de Verlichting. Veel Joden trokken weg uit het oosten en streken neer in veel dorpen en steden in heel Nederland. In praktisch elk dorp of iedere stad was wel een Joodse gemeenschap. Zo ook in Lochem. Daar heeft dus de eerste Vromen domicilie gekozen. Er was door de jaren en eeuwen heen een kehilla, Joodse gemeente, mét een eigen sjoel (synagoge).
Niet dat de Vromen tot de vromen behoorden, dat niet, maar ze namen wel deel aan sociale activiteiten en bestuurszaken.
Ná de oorlog is er een handjevol teruggekeerd. De sjoel was niet meer te bemannen en werd verkocht; deed dienst als opslagplaats en antiquariaat. Inmiddels was de laatste Vromen geboren in Lochem. Ik. Helaas vertrokken we daarvandaan. Slechts bezoeken aan de begraafplaats restten. Waarbij Zwiep niet werd overgeslagen.
Later ook telkenmale naar Frans en Tineke van Dijk, maar daarover eens in een andere blog. Gelukkig bleef het gebouw van de sjoel overeind. In 1983 heeft het echtpaar Boerman – Maas de Stichting Synagoge Lochem opgericht. “Opdat de herinnering niet verduisterd wordt”, staat ook boven de dubbele voordeur. Ik had de eer in het Comité van aanbeveling te zitten. Later in 2003 heb ik in de Lochemse sjoel het eerste exemplaar van mijn eerste boek mogen overhandigen aan Yoni en Avital, mijn zoon en dochter en aan Edith van Duijn, de Burgemeester van Lochem. In aanwezigheid van zo’n vijfenzeventig vrienden en familie.
In 2004 had Van Duijn mij in het vizier om op 4 mei bij sjoel de krans te leggen. Mijn ouwe meester van de vierde klas, eerdergenoemde Frans van Dijk, speelde plechtig en hartverscheurend op zijn viool.
Dit is de sjoel waarin mijn Vader in 1924 Bar Mitswa (kerkelijk meerderjarig) is geworden. Dit is de sjoel waarin ik dat niet meer kon.
Kijk: dat ik wat met Lochem heb, spreekt voor zich. Alle redenen hier op te sommen is niet bevorderlijk voor je leesplezier. Via Facebook ben ik bevriend geraakt met een oudere, ex–Amsterdamse en nu in Brabant wonende dame, een schilderes. Zij maakt prachtige doeken. In al onze gesprekken heb ik ooit ’s geventileerd dat ik graag een schilderij wilde hebben van een koe. Een Lochemse koe, of althans uit de directe omgeving. Mar heeft me daarop ’s een tip gegeven, maar de stijl van de schilder uit de buurt van Lochem, ik meen Ruurlo, sprak me niet aan.  Op 11 januari 2014 kreeg ik een bericht van Mar. ‘Ik heb wat voor je! De in Lochem wonende (wel import) Sonja Brussen heeft een heel mooi schilderij op Facebook gezet.’
“Dank je wel, Mar. “
Ik meteen kijken. En inderdaad héél mooi. Een gezicht van de Enk richting de Kale Berg tussen Lochem en Zwiep, met daarop de voormalige boerderi’je en nu de Erve Harkink. Groepen kunnen er logeren en een paar caravans mogen er staan.
Toen ik een kleine jongen was, 7, 8, 9 jaar, heb ik vaak in de zomervakantie Boer Harkink geholpen. De stal aanvegen, mee op de wagen met een paard en Boer Harkink voorop. Een glas chocolademelk bij Vrouw Harkink. Later mocht ik wel ’s proberen een koe te melken. Ik weet niet meer of me dát lukte, maar ik vond het wél bijzonder.
Enfin, een aardig schilderij en ik mijmer wat weg en verdwaal in mijn eigen sentimenten. Een ingeving en ik ging verder kijken naar plaatjes van Sonja Brussen, dit allemaal in dezelfde post. Ik kwam een afbeelding tegen vanaf de door mij zo geliefde IJssel en wel vanaf de westelijke wal gezien (ik kom daar zo op terug) met een blik op de kerk en skyline van Zutphen. Zutphen werd niet genoemd, maar ik herkende het. Gaf dat ook als commentaar op het plaatje. De kunstenares kon dat wel waarderen. Zij had daar gewoond.
Ik ging verder kijken. Het begon me te boeien. Heel wat plaatjes gezien. Tot een beeld van Lochem waar als tekst was bijgeschreven: Westerwal. De, mijn sjoel, staat op de Westerwal. Nummer zes. Verdomd ik zag de sjoel geschilderd. Ik kreeg de rillingen op mijn lijf. Dát schilderij wilde ik hebben. Kopen. Het contact in chat vorm met Sonja Brussen diezelfde avond:
‘Wat een prachtige schilderijen. Ik kreeg de tip van Mar.’
‘Dank u wel.’
‘Die van de Westerwal, die wil ik graag kopen, wilt u hem voor mij reserveren, mocht ie nog vrij zijn.’
‘Ja, hij is vrij, ik reserveer hem nu meteen voor u. Mag ik u vragen vanwaar die interesse komt?’
In korte trekken vertel ik in drie zinnen de geschiedenis en de reden.
‘Ja, ik wil dus straks de bezitter zijn van uw schilderij met daarop de sjoel van Lochem.’
‘Wij wonen er naast. Dit is bizar’, zegt Sonja.
Snel gaan Annelies en ik weer naar Lochem. Onze plannen uitvoeren: naar de begraafplaats, Zwiep voor de Zwiepse bolussen, koffie bij Tineke en Frans van Dijk. Maar eerst gaan wij naar de Westerwal. Naar Sonja. Naar sjoel.

Bizar.

zaterdag 18 januari 2014

Verjaardag


Volgens mijn paspoort is het vandaag 19 januari: mijn verjaardag. In 1956 ben ik geboren, dus is 19 januari eigenlijk mijn geboortedag. Ik vier ‘m niet meer. M’n geboortedag niet en mijn verjaardag niet.

Hoe dat zit vertel ik nu, al realiseer ik me dat ik niet volledig kan zijn. De verjaardagen zoals die vroeger werden gevierd, niet bij ons, maar ik ken ze, dan zit je daar met de hele familie en de grote vriendenschare tot en met de buren van de laureaat in een rechthoekige kring in de doorzonkamer op eetkamerstoelen en stoffige naar een van alles stinkend bankstel. Type Van Bassenstraat.

Jaar in jaar uit dezelfde prietpraat met van die uitgekakte mensen. Met een beetje geluk een stuk slagroomtaart van de Hema erbij, of een rijstevlaai en als je echt pech hebt een bananentaart van Hogenboom. Een kop thee of koffie en een uur later bier en een glaasje prik. Blokjes kaas en stukjes worst, mogelijk ook een verdwaalde pinda op tafel. m/v, m/v, m/v wat een feest. Een reden om er niet meer aan mee te doen.

De eigen verjaardagsfeestjes in mijn jeugd waren top! Mijn Moeder verzorgde (uiteraard) zelfgebakken cake en koekjes en er was in overvloed limonade, ranja met een rietje, maar ook de eerste generatie flesjes frisdrank. Herschi, Hero, Coca Cola, Chocomel, Fanta, Sisi, Joy, Perl. Een zakje Smis (zo spreek je dat uit) chips, van toen nog vijfentwintig centen was de kers op de appelmoes en de volgend jaar te herhalen hit. Mijn Vader kwam dan eerder thuis van de zaak. De filmprojector werd gereed gemaakt op de eettafel en het projectiescherm werd opgesteld. Alle gordijnen gingen dicht. Iedereen zat op de grond met de mondjes (we waren nog klein) open, wijd open. Comedy Capers. Laurel & Hardy. De aanwezige kinderen kregen allemaal een cadeautje mee als aandenken. Ikzelf kreeg nog de mooiste cadeaus. Dinky Toys, Matchbox. De boekjes van Pietje Bell. Ja, ik was jarig.

Mijn verjaarsfeesten in de HBS-tijd vergeet ik ook niet, althans door de drank zal ik wel wat vergeten zijn. Mijn kamer met aan de wand Che Guevara, The Beatles en ook Barry Hulshoff? Barry wie? De nummer vier van Ajax van toen. Een zwart wit foto: Hulshoff hoog in de lucht vliegend, één been naar voren en de ander naar achter. De bal slaat vol van de wreef als een bom in de kruising. Olympisch Stadion, 10 maart 1971 kwartfinale Celtic, 1-0 Hulshoff. Fotograaf Wubbo de Boer van Het Parool schoot ook vol uit de slof. Wat een prachtfoto. Een paar keer stomdronken in slaap gevallen en weer wakker gemaakt door Paul, die een meisje naar huis had gebracht en terugkwam om te helpen bij het opruimen. De peuk van de sigaret was tussen mijn vingers opgebrand… Bier, wijn, bier, wijn, zoutjes. Wat een troep. Muziek met m’n ouwe grammofoon en slijpen op Je t’aime, moi non plus. Een rol King pepermunt in de broekzak. Dát waren verjaardagen.

Een andere verjaardag zal ik ook niet licht vergeten, mijn eenendertigste. Antwoordt mijn inmiddels ex-echtgenote tegen een ‘vriendin’: “Hij loopt al aardig tegen de veertig…”.

Gek of niet, maar mijn kinderen zijn ook niet meer zo tuk op hun verjaardagen. Zeker de ouwe stijl niet. Mijn eigen 19 januari wordt immer gevierd met een intiem diner in een lekkere tent, een gewone. Het zal vanavond Reuring zijn. Niet het kabaal dat we maken, nee, zo heet het etablissement. Het beste eetcafé van de stad.



Ik heb er dus geen zin meer an. Hoe kan het anders? Welke dag, of welke datum moet ik aanhouden? Die van m’n geboorte, van mijn besnijdenis, van alle wedergeboortes ná alle hart Geschichtes? Of ná en nu mét mijn steunhart? Ik heb besloten: ik heb iedere dag feest. Iedere dag mijn verjaardag. Mijn leven is als een barcode. Iedere dag een streepje. En de glazen op tafel zijn altijd helemaal vol. Elke nieuwe dag bij het krieken van de dag, het ochtendgloren (niet voor niets is de betekenis van de naam van mijn dochter Avital: morgenstond, zonsopgang). En dan realiseer ik me dat ik heel bevoorrecht ben. Met alles. Met iedere nieuwe dag die is en komt.

En prevel ik even datgene dat ik in augustus 2013 heb bedacht, als Desbertes, de kloon van René Descartes: Vivo, maneo, ergo gaudeo. Ik leef. Ik blijf. Dus ik geniet. En dan hoef ik niet een jaar te wachten tot het volgende diner bij Reuring! Onthoud: Vivo, maneo, ergo gaudeo.

woensdag 15 januari 2014

Energetisch effect

Al jaren ben ik aan het sukkelen met mijn hart. Waardoor te langen leste een steunhart werd geïmplanteerd door de kanjers van Utrecht. Erna: complicaties, coma, een week of drie. Intensive care. Hallucinaties. Kortom: ik heb het allemaal wel gehad.

Op de intensive care: ik kon nog niet spreken en het enige dat ik kon bewegen waren mijn lippen. Mijn dochter kwam zoals altijd vergezeld door vriend en broer, mijn zoon, elke avond bij Pa. Het volgende speelt zich af: Zij loopt om mijn bed  en gaat op haar tenen staan. Geeft mij een kus. Mijn lippen spreken geluidloos de volgende woorden: “Jij bent zwanger!”  “Hoe weet jij dat, Pap? We weten het nog maar twee dagen en we wilden het jou pas vertellen als je van IC af bent”. “Lieverd, dat zijn mijn lijntjes, ik lees het in je gezicht. En vergeet niet:  ik ben je vader.”. Dit was in oktober 2012.

Nu ruim een jaar later is mijn prachtige kleinzoon Levi alweer bijna een half jaar.
Gisteravond was ik bij mijn dochter, (schoon)zoon en bij Levi. En we hebben heerlijk gegeten.
Vanaf het moment dat hij wakker werd, moest ie lachen. Breed lachen. Naar Opa. Met zijn mond en met zijn ogen. En verdomd, we lullen zo samen wat af. Minimaal een uur of zo heeft die kleine held naar z’n Opa gelachen. Gelachen!

Alle inspanningen – die met geen pen te beschrijven zijn -  geleverd door mijn drie kinderen, alle betrokkenen en specialisten op hun specifieke gebied ten spijt: het meest word ik beter van het moment van gisteren. Een mooi moment. En ik krijg er geweldige energie van.
Dát nu is energetisch effect.

zondag 12 januari 2014

Schoolbankje


Niet dat ik er aan gehecht ben, of dat ik er een band mee heb, maar eigenlijk is het wel een ding. Een bijzonder ding. Mijn  schoolbank. En die was helemaal niet van mij. Ik mocht er in zitten. Ik schat zo’n achtenzeventigduizend minuten per schooljaar. Dus dat lustrum op de lagere school viel wel mee. 
Op de HBS werd ik er iets langer mee gestraft. Toch waren juist mijn stoeltje en tafeltje van de lagere school heel bijzonder en al sprak je steeds in de bezittelijke vorm, je realiseerde je niet dat er ieder jaar een ander schoolbankje op je stond te wachten. Niet nieuw nee, maar een maatje groter. Je groeide immers ook een beetje van schooljaar tot schooljaar. Al groeit men in het algemeen iets minder snel dan in de voorgaande zin is beschreven. De schoolbank is dus niet van jou of mij; je leent en gebruikt ‘m en hebt het in bruikleen. Hij is van school. Vandaar schoolbank. De bank van school. Maar, maffer kan niet, want de bank bestaat uit een stoeltje en een tafeltje. Niks bank. En als het geen schoolbank is, wat is het dan wel? Een zitbank? Immers ik zat er in. Een werkbank? Ook niet, zover ik mij herinnerheb ik dat niet echt veel gedaan op school. Een ezel? Ach gut, die stond vaak voor de klas. Een bok wellicht? Anderen schoten bokken en begingen die flaters, niet ik. Die van die ouwe bok die wel een jong blaadje lust zou best van toepassing kunnen zijn. Ik heb het hier over botersla. Ja, ik heb het: een ligbank. Ik deed toch niet veel. Of over een zandbank, van al het zand dat  je in de ogen gestrooid werd.
Mijn schoolbank en ik. Wij werden tot elkaar veroordeeld. Ik herinner mij een tafeltje met daarop het tafelblad. Zo’n één meter twintig breed en zestig centimeter diep en zo’n slordige vijfenzeventig centimeter boven de vloer. Een houten vloer of linoleum. Vaak vol met krassen. Pennenstreken, die niet meer weg te wassen waren. Of inkt van viltstiften. Soms zelfs waren er letters of tekens ingekrast met zakmessen. Rechts aan de overzijde van het tafelblad een rond gat. Het ene jaar met een schuifje om het gat af te sluiten, het andere jaar niet. Dat gat heeft een functie. Daar giet je de inkt in. In dat gat, waarin de inkt dus, doop je de kroontjespen en de inkt beklijft en je schrijft voorzichtig tussen de lijntjes in je gloednieuwe schrift je eerste letter. Welke dat was? Weet ik veel?! En…je deed het nooit goed genoeg vond de juffrouw. Zo’n kroontjespen is volgens mij ook uitgestorven. Een lange dunne steel geel, of rood, of groen, of blauw, met daarop geschoven een stukje metaal in de vorm van een kroontje, maar associaties met andere zaken mag ook. Ik bedoel hier bijvoorbeeld het dak van zo’n kerkpaleis in Moskou: Kremlevskaya Naberezhnaja. Dat je dus niet denkt dat ik aan wat anders dacht. De inkt kwam van Talens. Een potje van glas met een zwart deksel en een witte sticker met gekleurde letters. Zwart voor zwarte inkt en ga zo verder. Ik kwam niet verder dan zwart en blauw. Naast het gat een gleuf. De gleuf is bedoeld om je kroontjespen in te leggen, om even uit te rusten van alle schrijverij. Een gummetje lag er ook. Een potloodje en ook wel een balpen of ballpoint. Een soort pennenbakje. Het merk dat op de zijkant vermeld stond was Marko, uit de wereldstad Veendam. Behalve aardappelmeel kwam daar dus ook schoolmeubilair weg. Onder het tafelblad soms een la, lade, laatje, dat er mits dichtgeschoven zo onder paste. Gedurende de eerste jaren had je helemaal geen laatje in je schoolbankje. Naarmate je de uitgang in zicht kreeg, kwam er een laatje. Nee, maar eerst nog een jaar of misschien wel twee een open vak, daar waar later de lade paste. In dat gat en ook de lade werden meestal je schoolschriftjes en etui, een penetuitje, bewaard, als ook sommige schoolboeken. Een agenda kwam pas op de middelbare school. Papiertjes en overige geheimen verborg je ook in de la. Ondergeschoven. En zó geheim dat ik het vergeten ben.  In sommige schoolbankjes heb ik ook wel zitten spelen met de lange haren van meisjes die voor mij zaten. Ik was snel afgeleid.
Zo’n schoolbank had de spannende kleuren van bruin en grijs. Hout en staal. Zwart hard kunststof voor de gleuf en het gat. En grijze rubberen doppen onder de tafelpoten, zodat ie op de plaats rustte. Maar verreweg het interessantst was de onderzijde van de schoolbank. Niet dat ik er naar keek, maar het was wel een vertrouwde plek. Ik kwam er vaak. Gelijk mijn voorgangers. Zij die er kauwgom op geplakt hebben. 
Een echte Vromen peutert nogal graag en dikwijls in de neus. En waar laat je nu je afval? Ons is geleerd dat niet in de mond te stoppen, maar laat het gerust uit het open autoraam waaien, of schiet het van de binnenkant van het bovenste kootje van de vinger met de duim zo de stoep op, of waar je ook bent… Mijn collega Jan Wolkers heeft het in Turks Fruit ook beschreven met al het snot onder de stoel. Dát was me nog ’s een fijne schoonvader! 
Op school had je een eigen plek met de onderste buitenkant van tafelblad of lade. Het gepulkte plakte makkelijk en later controleerde je of het er nog zat. Het was hard geworden. Klei en Silly Putty hadden zo door mij uitgevonden kunnen worden. Als je met je handpalm over je borst aait of wrijft kom je voorbij twee tepels. Hard of zacht afhankelijk van de stemming. Welnu de onderkant van mijn schoolbankje kun je het beste voorstellen als een maanlandschap met wel duuz’nd harde tepeltjes. 

zaterdag 4 januari 2014

Mijn ansicht van Amsterdam


Helemaal eens ben ik het met je als je stelt dat er meerdere plekken op aarde zijn waar je gek op bent. Voor mij zijn dat Lochem, Zwiep, Knokke, Jeruzalem, Kaapstad om er enkele te noemen.
Amsterdam ontbreekt echt niet in mijn rijtje. De liefde voor Amsterdam. Voor de mensen. Voor de mensen die er niet meer zijn. Voor de taal. De handel. Mijn liefde voor de gebouwen. Liefde voor Magere Brug en Olympisch Stadion.  Ajax. De kroegen. De muziek. De helden. Voor standbeelden als De Dokwerker, maar ook voor ’t Lieverdje. Dan de melting pot. De dynamiek. Het verdriet. ’t IJ. De Amstel.
Jaren geleden kwam ik wel ’s bij een trendy restaurant Kaap Kot genaamd. In een loods bij IJburg. Failliet gegaan, waarschijnlijk door veel medestanders. Ik kreeg daar ’s een Caesar Salad. Niet te vreten voor veel geld. Later, veel later, ontdekte ik een nieuwe Kaap Kot. In een ouwe bouwkeet. Nu aan de Korte Ouderkerkerdijk. Op een oud industrieterrein. Tussen Waternet en Delta Lloyd.  Ik ging het weer proberen. Prima plek. Prima bediening. Prima broodje osseworst. Goeie drank. Binnen in de keet heb ik nooit gezeten. Wel buiten op het terras aan de Amstel. Kaap Kot is niet meer.
Ik kan mij zomaar ins Blaue hinein laten prikkelen, seksueel laten prikkelen door een beeld. Of zoals nu: met het beschrijven van dat beeld. Noem het pornografie. Van mij mag je. Ieder mens heeft zijn lusten en driften. Noem het erotiek. Gevoelens van liefde. Ik vind alles best.  Noem het kunst als som van mijn creatieve uitingen. Als al die lichtjes ’s avonds laat op ’t plein. Ooit heb ik ’s kennis genomen van een boeiende strategie, de Star Strategy, waarin op basis van kenmerken een product beschreven wordt als een persoon. Als een ster; een filmster. Zowel uiterlijke als innerlijke kenmerken worden door een groep deelnemers gespuid. Door deze met een techniekje samen te vatten heb je een beeld van dat product.
Het is zomer. Ik zit op het terras van Kaap Kot heerlijk in de zon. Ik kijk naar Amsterdam. Mijn liefde. Ik kijk dwars door de Amstel. Vanuit de lengte zie ik de Berlagebrug. Daarna alle andere bruggen, al dan niet virtueel, en tot aan de Dam reiken mijn gedachten. Vóór de Berlagebrug zie ik links en rechts de wallekant. Een beperkte begroeiing met wat struiken. Als bij de lange dijen van een mooie vrouw. Mij uitnodigend verder te kijken dan m’n neus lang is. De brug als vaginale entree naar Mokum. Als een vestibulum vaginae. Aan de Amstel is mijn hart verpand.
Een zinnebeeld van liefde.