dinsdag 30 september 2014

Grote Verzoendag 2014/ Jom Kippoer 5775

Er zijn belangrijke gebeurtenissen, hoogtepunten en helaas ook dieptepunten in een mensenleven. Binnen het raamwerk van het Joodse jaar, dat zojuist is begonnen, is verreweg de belangrijkste feest- of beter gezegd treurdag Grote Verzoendag, Jom Kippoer. Weliswaar kom ik uit een traditioneel Joods-Lochems gezin en werd er niet altijd veel Jodendom gepraktiseerd. Zeker ná de oorlog hebben mijn Ouders, hun nagedachtenis zij tot zegen, een aantal zaken overboord gegooid, waaronder religie. Toch werd er binnen ons gezin aandacht geschonken aan Joodse feestdagen.

Niet alle, maar Chanoeka werd zeker gevierd. De kaarsen werden gedurende acht avonden aangestoken en het bijbehorende Maoz Tsoer werd gezongen. Eén van de bekende gerechten is latkes, aardappelkoekjes. Favoriet van mijn dochter Avital. Thuis vierden wij ook Pésach. Acht dagen lang matzes eten. Feestdag? Feestweek! Pésach begint met de Seideravond en ja, wat er dan allemaal op tafel staat… En het was nimmer matzes met beleg, maar beleg met matze.
Het Joods nieuwjaar, Rosh Hasjana werd ook gevierd, dat wil zeggen lekker eten en elkaar ‘nog véél jaren!’ wensen. In Lochem staat nog wel de sjoel, de hemel zij geprezen, maar er waren géén diensten meer. Die kookten wij erbij in.
Kort  -10 dagen- ná Rosh Hasjana dus Jom Kippoer, Grote Verzoendag. Dit jaar vanaf vrijdagavond 3 oktober tot de zaterdagavond 4 oktober als het nacht is. Een dag van vasten, van inkeer. Voordat het vasten begint nog een warme maaltijd. Daarna had mijn Moeder z’’l immer nog thee, een eierkoek en witte druiven. Dan naar de synagoge, naar sjoel. De avond van Grote Verzoendag heet Kol Nidré. ( Je mag ook schrijven Nidree of Nidrei). De beginwoorden van het aanvangsgebed zijn Kol Nidré: álle geloften. Een gebed, verzoek om nietigverklaring van alle geloften. De componist Max Bruch heeft -volgens mij in 1880-  een geweldig mooi muziekstuk “Kol Nidré” geschreven voor viool en symfonieorkest. De muziek komt recht je hart in, je ziel. Tot aan de perifere vaten. Op de dag van Jom Kippoer wordt het lied ‘Avinu Malkeenu’ ( Onze Vader, onze Koning) gezongen. Neem jezelf even de moeite en zoek op You Tube Barbra Streisand met haar uitvoering van Avinu Malkeenu. Pas dan weet je dat ik niets teveel heb gezegd.
De dag in sjoel is lang, zwaar. Door mijn lichamelijke constitutie en medicijngebruik is het mij verboden te vasten. Wat niet verboden is, dat is de maaltijd meteen ná het vasten. Die wordt genoemd ‘Break the fast’ (Breakfast zal daar wel vandaan komen). In Nederland noemen we die maaltijd ‘de aanbijt’. Van aanbijten. Daarvoor heb je dus alle geloften gedaan en hoop je maar dat je tot inkeer bent gekomen. Tot verzoening met G’d. En en passant verzoen je je ook nog met een paar mensen. Voor zo je wil natuurlijk. Op het einde van de dienst wordt net als met Rosh Hasjana op de sjofar geblazen. De ramshoorn. Dat geluid komt binnen, zal ik je vertellen. Raakt je rechtstreeks tot je botten, in je vaten, je hart, je ziel (nesjomme). Als er dan geblazen is, dan wordt het nieuwe jaar ingeluid. En is de dienst voorbij. Jom Kippoer is weer volgend jaar. Men wenst elkaar ‘een gezonde aanbijt’ en ‘nog véél jaren!’. Thuis de maaltijd. Eerst thee. Sommigen nemen koffie. Dan kippensoep en wij eten verder volgens Nederlands-Joodse traditie een broodmaaltijd. Gezegd moet worden dat wat je er op doet telt. Veel vis. Maar er is ook haringsalade (de rooie met bietjes!) en viskoekjes. Recepten van mijn Moeder. Opmerkelijk is hoe zeer je ook wel of niet religieus bent, of spiritueel, traditioneel of progressief, liberaal of behoudend en of je nu wel of niet vast –mij om het even. Feit is dat overal ter wereld alle en dan bedoel ik álle Joden die dag juist naar sjoel gaan. Een laffe daad was in 1973 Israel aan te vallen. Op Jom Kippoer. De klap die werd uitgedeeld door het IDF, Israeli Defense Force, aan de vijand is wijd en zijd bekend. Lef, ja lef dát toonden en nog steeds tonen de Israelische soldaten. Waarom lef? Lef of lev is het Hebreeuwse/ Ivriet-woord voor hart. Ziehier het verschil tussen laf en lef. Lef hebben. Het hart hebben.
Ik ga dit jaar weer mijn best doen. En… ik hoop op een GROTE verzoendag. Een dag van verzoenen. Ik hoop op dichtbij zoenen. Ik wens u allen wijsheid en gezondheid toe.


dinsdag 23 september 2014

Creatief met het wijnetiket

In een deuk hebben we steeds gelegen om het televisieprogramma “” Kreatief met kurk”. Van Theo en Thea, ofwel Arjan Ederveen en Tosca Nifterink. Toen bleef je voor televisie nog thuis. Creatief boekhouden kennen we ook. En jij, lezer, bent creatief genoeg om nog een voorbeeldje te noemen. Maar niet deze.
Een intermezzo bij al het IS, MH17 en algemene beschouwingen nieuws kwam ik gisteren 20 september 2014 deze tegen in Het Parool, léés die krant. “Creatief met het wijnetiket: bedrog of een gebbetje?” Dat was de kop van het artikel.
Waar gaat het om? In het kort: er is een wekelijkse rubriek in de krant “Servicepolitie”, waarin gasten hun ongenoegen kunnen en mogen uiten over méér dan schandalig slechte ervaringen in de Amsterdamse horeca. Het Parool zoekt het uit. Hoor en wederhoor. Met de suggestieve term “politie” moet je toch al gauw in de richting van crimineel gedrag denken of strafbare feiten, of overtredingen. Weet ik het. De toon is gezet. Deze week was het écht té erg voor woorden. Far beyond de normen en waarden van Balkenende en ja, ook absoluut niet passend in mijn denkbeelden.
De casus. “Hotel de Goudfazant” in Amsterdam Noord. Voor zover mij bekend, ik ben er nooit geweest moet het een goed restaurant zijn. De beoordelingen zijn te vinden op internet, want ik ga het zelf niet meer uitproberen. Een echtpaar, man en man, zitten er prima te eten. Dus het begint positief en lekker met kreeft, zeebaars en kabeljauw. Er wordt een “Sancerre” besteld, een prima Franse, witte wijn. Oogst 2012. Hoe je voor € 37,-- twee heren kan naaien. De serveerster brengt een fles van 2013, schenkt snel de glazen in en zet de fles in de wijnkoeler. Toen de gasten het verkeerde jaartal zagen werd aan de serveerster medegedeeld dat zij een fles van 2012 bestelden. De serveerster neemt de fles mee terug en nu blijkt….op het etiket is met pen het jaartal gewijzigd in 2012. De mannen sturen mét foto een klachtenmail aan Het Parool. De manager van De Goudfazant had nog een warme, sympathieke en gastvrije uitspraak voorhanden: ‘Wij hebben blijkbaar niet hetzelfde gevoel voor humor’. Einde citaat van die minkukel. Nee, flapdrol!
Ene meneer Niels Wouters krijgt het wederhoor in de krant en begint met de wijnkeuze van de gasten: “…een vrij alledaagse Sancerre…”. Daar getuigt behoorlijk wat minachting uit, als ook weinig of geen liefde voor en kennis over wijn. Sancerre is een prima witte wijn. Populair, daar niet van, maar géén bocht. Samen met Chablis toch behorend tot de betere Franse witte wijnen. Betaalbare topklasse wijn. (De fles gaat overigens bij De Goudfazant zo’n dikke drie keer over de kop). Hij zegt wel dat het slordig was dat de wijn van een ander jaar was en toen heeft hij “…voor de grap 2013 veranderd in 2012...”. En dat het niet netjes was al hebben zij er hartelijk (personeel dus) om gelachen. Dat de gasten uit pure beschaving geen stennis ter plekke hebben gemaakt en de wijn hebben opgedronken, moet wel even worden toegevoegd. Dat de “gastheer” de wijn van de rekening heeft gehaald is het minste dat hij kon doen. “Een gebbetje moet toch kunnen”, zegt hij tegen de gasten. Nee, zak! Net zomin als biefstuk (bief is rund) verkopen en paardenvlees leveren. Piet de Leeuw in de Noorderstraat. Daar is ook de nodige heibel over geweest. En dan AL die etablissementen, horecagelegenheden, restaurants, cafés die een flesje mineraalwater (Spa Blauw is soortnaam geworden) op de kaart hebben en dan een geopend flesje brengen. Met…kraanwater. “Mag ik een Spa Blauw van u?” De normaalste gang van zaken is dat een ongeopend flesje geserveerd wordt, aan tafel geopend. Als de zaak een ander merk voert, dan meld je dat netjes. Hoe dan ook er komt een flesje, dat wel. Geopend. Koel uit de koeling. Met….water. Kraanwater. Dieven.
Wouters heeft de heren uitgenodigd voor een wijnproeverij. Hij wil namelijk dat de gasten tevreden weggaan (sic!). Een Wiedergutmachung van de onnozelste soort. Ik ben geen politiecommissaris, die zijn er al genoeg op de bridgeclub en ik ben ook geen jurist, maar woorden als oplichting, vervalsing en vorm van bedrog komen toch wel in mijn gedachten naar boven. En volgens mij is het dan een strafbaar feit.

Weet je, er zijn gelukkig nog zoveel goeie restaurants in Amsterdam.

maandag 15 september 2014

Mijn existentialisme

Volgens mij heeft iedereen wel de drang of dwang ergens bij te willen horen. Kennelijk ben ik niet anders. Op televisie werd ik weer eens geconfronteerd met het begrip ‘pleiners’. Tsja, daar hoorde ik wel bij. Denk ik. Al woonde ik toen nog in het rustieke Lochem. Pleiners kwamen samen op en rond het Leidseplein. Jaren 50, 60.  Café ‘s als Eijlders en Rijnders. Alternatief gekleed in het zwart. Al had ik ook een witte coltrui. Haar als Dave Berry, 1965 de eerste keer op tv in Knokke met : ‘…now, now is the moment, now is the time, to take you in my arms, wohoho…’ en Paul McCartney. Zo’n kuif tot over je wenkbrauwen. Ook wel een Julius Caesar kapsel genoemd. Parijse existentialisten als voorbeeld. Snor, baard, had ik niet. Wel af en toe…pijp rokend. Half hoge bruine Clark schoenen. De brommert was voor mij een Solex met zo’n hoog, groot Puchstuur. Verbruik 1 liter op 75 km. Snelheid, wind mee, 25 kilometer aan het uur. Vriendin die er uit moest zien als Francoise Hardy (‘...Tous les garçons et les filles de mon age savent très bien ce qu’aimer veut dire…’) of dromen van Marianne Faithfull (‘... It is the evening of the day…’). Al woonde ik niet in Amsterdam, ik was wel degelijk een pleiner.
Op m’n 9e, 10e deed ik al een wedstrijd wie de beste Beatleskuif had. Isabelle van Tuyll van Serooskerken won. Hmm, zij leek op Mireille Mathieu. Mijn muziek. Ben Webster, Chet Baker, Miles Davis. West Coast jazz. En Nina Simone. The Beatles. Nog steeds.

Een existentialist beschouwt elke persoon, ieder individu, dus ook zichzelf als een uniek wezen. Enig in zijn soort en verantwoordelijk voor eigen daden en lot. In mijn geval ook mét een “g’d” kan ik mijn leven zin geven. Iemand, ook ik, verschijnt op de wereld, dan bestaat ie en uiteindelijk verantwoordelijk voor zijn daden en levensloop. Me too. Wellicht is een deel bepaald door de genen, door het bloed en door de geschiedenis. Ik geloof wel in doorgeven van eigenschappen. Generaties lang. Dat ik ondanks mijn gedachten als boven omschreven een sterk geloof heb in het leven ná nu wordt bewezen in Boek Acht. Ik kom er ooit op terug.

Ik heb nog een foto van 32 jaar geleden. Van Annelies. Conform het hierboven beschrevene: de vlam van deze pleiner. Mét Caesars kuif. En ik heb een foto van mijn dochter Avital, van 17 jaar terug, op de ruïnes van Caesarea (spreek uit: Késarjá) met haar Julius Caesar kuif! Ja, ik ben een pleiner.

woensdag 10 september 2014

Tante Saar’s Sudderkip

Vroeger waren er twee restaurants die ik frequenteerde. Minimaal eenmaal per week naar “Cilubang” van Ali Marsa op de Keizersgracht en later in de Runstraat. Indonesisch. Zeker maandelijks was ik te vinden op de Willemsparkweg 87, ook in Amsterdam. Daar had ik zo mijn eigen tafel, bij binnenkomst links, mijn stoel tegen de muur en uitzicht naar binnen en door het ruime raam naar buiten. De verjaardagen die ik er vierde waren bovenin, een lange tafel. Uitzicht op de keuken Onlangs kwam ik ze weer tegen. Ná dik dertig jaar. De lieve serveerster en de lekkere kok. Op de bridgeclub. Zomeravonddrives bij Minerva, juli 2013. Omhelzen. Zoenen.

Mijn Moeder woonde destijds nog in Apeldoorn en ik al in de grote stad. Koken deed ik wel, T-bones van anderhalf pond. Van de slagerij op de Westerstraat. Je kent dat wel. Op een gegeven moment kreeg ik de tip van een hartstikke leuk eethuis, restaurant. Joodse keuken. Niet koosjer, hetgeen voor mij OK is, maar o zo Joods. De Joodse keuken én sfeer, lees warmte in optima forma. O ja heel  opmerkelijk was dat alle recepten Nederlands-Joodse of Joods-Nederlandse zo je wil signatuur hadden.  Geen invloed  van de Portugezen of de laatste stromen Oost-Joden (uit Duitsland, Polen). En ook geen Israelische shoarma, die toen aardig in zwang kwam. Ik werd meteen vaste gast. Bij Restaurant SWART, van Fred en Maps Swart. Wat betreft de spijswetten kwam het helemaal overeen met mijn ideeen. Geen varkensvlees. Melk en vlees gescheiden. Geen schaal- en schelpdieren. In grote lijnen. Ik kon en kan er prima mee leven. De keuken die al mijn voorouders in de rond 1780 uit Duitsland meenamen. De periode van De Verlichting.

760700. Tring, tring. ‘Restaurant Swart, met Maps’. ‘Hé Maps, met Bert, heb je een tafeltje voor me?’ ‘Voor jou altijd, jongen’.
Op het menu, wat ik mij nog herinner, linzensoep, matzeballensoep en rijkelijk gemeubileerde groentesoep. Maps legt iedereen uit hoe de mierikswortelsaus te gebruiken bij de soep. Er zijn er die een hele lepel zo weghappen….Ik zeg niks. Al ga ik zelf voor de chrein, de Russische variant van de mierikswortelsaus. Mierik met rode biet. En daar doe ik dan thuis een lepeltje van in de kippensoep.  Enfin, zoetzuur –augurken en Amsterdamse uien- op een zuurschaaltje op tafel.  Warm pekelvlees en pastrami.  De gehakte lever en ook de sjaletpot (zoek maar na wat dat is!). Kalfstong. Ja, zelfs kugel met peren. Van welke bakker kwam eigenlijk jullie challe? Als het je allemaal niks zegt, ik hoor het wel, je komt maar aan.  Mijn absolute topper bij Swart was “TANTE SAAR’S SUDDERKIP”. Bij het uitspreken van de naam loopt het water je al in de mond, om van te watertanden. De kip die ik thuis gewend ben op vrijdagavond. De kip die mijn oma’s ook gemaakt moeten hebben.  Vol nesjomme (ziel). Ja, met ziel en zaligheid. Nu ik dit zit te tikken op mijn keyboard zie ik haar weer voor me. Tante Saar’s Sudderkip. Ouderwets genot.
Medio tachtiger jaren moest Fred vanwege gezondheidsreden stoppen. Laten we het overspannen noemen. Geboren  ’38. Onderduik. Alleen teruggekomen. Ik hoef niet verder te vertellen, toch? Fred en zijn lieve Maps hebben de tent verkocht en betrokken een huis op Gran Canaria. De zomers zijn zij hier. En ook dit jaar hebben wij een paar keer tegen elkaar gebridged. Het gaat dan niet over bridgen.  Nee, het gaat over de mooie momenten van toen. Die mooie momenten die ik zo graag verzamel.
Zo’n moment dus. Met Tante Saar’s Sudderkip voor m’n snufferd op tafel.


.

maandag 1 september 2014

Voer voor gastronomen.

De liefde van de man gaat door de maag. Wie veel reist kan veel verhalen. Op internet is Iens, in de betere boekhandel de Guide Michelin en bij de kiosk het tijdschrift de Restaurantgids. Allemaal prachtig, maar mijn lijstje met preferenties wil ik je niet onthouden. Noem me een tripadvisor…
En je weet: experience is a driving force. Veel van mijn vrienden zijn Amsterdammer. Van die goolewachers die niet verder komen dan de Blauwbrug. Je kent ze wel. Maar oy gevalt !? ze komen buiten de stadsgrenzen. Kleine piechempies worden ze dan en weten de weg niet. Heg noch steg. Daar komt het Joodse gezegde vandaan: ‘Beter tien keer de weg vragen, dan één keer verdwalen’. Nou, een Amsterdammer heeft zo veel kapsones dat ie niks vraagt. Hij verdwaalt liever dan…
Voor die gasten en andere geïnteresseerden het volgende. Sommige lezers zullen het zich misschien nog herinneren. In mijn boek ‘Zolang er pekelvlees is, zal ik geen ham eten’ heb ik een opsomming opgenomen van mijn 10 favoriete restaurants. In dit kader wil ik de lijst actualiseren (updaten heet dat, geloof ik) en beperken tot Nederland. De volgorde is volstrekt willekeurig en… het gaat nu ’s niet over Amsterdam, maar over de rest van het land. Het land, de mediene.

1.     “Meenderink” in de Bierstraat, kleine (vee)markt in Lochem. De ziel zit er nog in. De Lochemse mosterdsoep en ook Naegelholt (zonder e mag ook). Nagelholt als voorgerecht: plakjes van de gerookte muis gedrapeerd op echte (Duitse) aardappelsalade.
2.     “De Gouden Karper” in Hummelo. Waar? Zoek maar op. Bennie Jolink en Normaal weten ook de weg. In De Gouden Karper waan je je in 1900 of zo. 1880. Prachtig. De dikke Perzische tapijten nog op tafel en de ober in het zwart. Ook veel gerechten van vroeger. Wie weet nog wat een huzarensalade is? Een echte? Kijk op de kaart. Ik verklap niks.
3.     “De Cuijt” in Mierlo. Ik ben geen fan van Eindhoven en op weg naar Limburg kun je dat dan ook het beste links laten liggen. Verderop voorbij Helmond ligt het dorpje Mierlo. Midden in het aspergegebied. Als het seizoen is, dan moet je daar naartoe gaan. De lekkerste asperges. Nu heb je er niks te zoeken. Ik zeker niet.
4.     “De Wanne”, Ootmarsum. Categorie top. Hoe lang kom ik er al niet? En als je even teveel hebt gedronken, dan heb je vooraf al gereserveerd bij “De Wiemsel”, van dezelfde eigenaar. Je moet wel snel zijn, surseance van betaling.
5.     “De Echoput”, Apeldoorn, hetzelfde als 4: Top! Ga beslist voor de Champignons Dordogne. En neem voor mij dan een blikje Echoputkruiden mee. De champignons in bierbeslag, gefrituurd en aan tafel door de warme roomlooksaus met Echoputkruiden. Alsof engeltjes over je tong piesen. Januari 1969 at ik dit voor het eerst. Als voorgerecht op mijn Bar Mitzwah diner, door mijn Moeder uitgekozen. Ik kan je dus volwassen dát verhaal vertellen. Peter Klosse zwaait de scepter en de pollepel. Zou het nog op de kaart staan? Vraag er zeker naar!
6.     “Van Es”, IJmuiden, visrestaurant. Velen zeggen dat er een betere zit in de haven, dat zal, maar dat is dan waarschijnlijk om gezien te worden, of te vertellen dat je daar was, of stug volhouden dat de vis van Van Es niet zo goed is. Nou, ik vertel je: hij (Van Es én de vis) is goed. De Noordzeetong is perfect en ik wissel vaak af met de rode poon (knorhaan, op z’n Grunnings). Zelf vind ik poon gekookt (10 minuten pocheren) het lekkerst, maar hier wordt ie in filets gebakken.
7.     “Princenhof” in Eernewoude. Op de menukaart staat mijn sentiment. Laat me. De biefstuk met champignons, jus en brood is heerlijk. Toen al dronk ik er een Colaatje bij. 1962. Met mijn Vader.
8.     “Spaander” Volendam. Een prima restaurant, je hoort me niet klagen, maar ik zit liever voorin, in het café. Je waant je in eind 19e eeuw, de meubeltjes, dikke kleden op tafel, de muren vól met schilderijen met prachtkoppen van ouwe Volendammers en de dames in klederdracht in de bediening. Volendams zodat je niets verstaat. Zonder te bagatelliseren, maar zelfs dan smaakt een omelet, of wat anders, als een delicatesse.
9.     “Simonis” in Scheveningen, In de zeehaven. Druk. Vol. Haags klootjesvolk. Maar daar kom je niet voor. De vis is met het Panorama Mesdag in gedachten vers, veel en lekker. En waar vind je nog een gelegenheid dat als nummer 39 omgeroepen wordt, jouw heerlijke visgerecht gereed is voor consumptie. Om in beweging te blijven mag je het zelf halen.
10.  “Toine Hermsen” Maastricht. Niet alle Maastrichtenaren zijn mijn favoriet. Verre van. Ik ken er een paar die ik niet voor mijn ogen getekend kan zien. De stad is zó niet Nederland. De wandelende en winkelende menigte kleedt zich. Kleedt zich aan! Aan de etalages van de winkels is zorg besteed. De sfeer is bourgondisch. De terrassen zijn vol. Een biertje op het Vrijthof en je bent onder de zon in het verre verre buitenland. Zo’n stad met smaak herbergt de beste restaurants, ik zal niemand tekort doen. Als eerste ga je naar de St. Servaesbrug en dan zie je op de hoek “’t Piepenhoes”. Alleen al een kop koffie (plus!) is een feest. Ook kalfskroketten van Van Dobben. Zorg dat je lang van tevoren gereserveerd hebt en eet ‘s avonds het sjiekst en lekkerst bij Toine Hermsen. Laat het water je alvast in de mond rollen als je even op Google kijkt.

Geloof me, je hoeft echt niet te verdwalen. Eet met plezier!