woensdag 26 maart 2014

Wafel You Wish


Wafels op Brusselse, Luikse of Hollandse wijze. Yoni en Avital werden er vaak door hun Pa, de bekende kok Izymaki, op getrakteerd. Op zaterdagmiddag ná het hockeyen. Wafels met poedersuiker.
Een wafel, waffle in het Engels en ook waffel in het Nederlands. Waffel is dan tevens synoniem voor snater, grote mond. Geen wonder dat de Vromen dit lekker vinden.
Zomer 2007. Avital is met Habonim op reis in Israel. Yoni met Birthright. “Pap, dan en dan hebben we een vrij week end,…kom je even langs…?” En wat doe je met zo’n verzoek van je dochter? Je springt in het vliegtuig en boekt een hotel in Tel Aviv. Ook een auto is zo geregeld.
Vlak vóór dat vrije weekend krijg ik van Avital een sms-je: “Pap (Pap is beleefd verzoekend, Pa is dwingend), gaan we even naar Max Brenner?” “Max wie?” Ik antwoord dat ik niet naar de film ga midden in de zomer, of een discotheek, of weet ik veel. Voordat ik Avital ophaal bij de autobus in Tel Aviv noord, Reading Park, verdwaal ik ietwat in de ouwe haven en op het nabijgelegen industrieterrein. Wat denk je? Zie ik Max Brenner Ik had tijd genoeg en ging er vast even kijken. Een restaurantketen en chocoladewinkels in Israel. Met louter chocoladegerechten. Een feest! Nu snap ik die Kleine! Ik haal haar op van de bus en zeg meteen dat ik al bij Max geweest ben. “Huh?” Een geweldige decaf cappuccino. We gaan iedere dag naar Max. Ook Yoni is snel om. Heerlijke gerechten en een prima, met grote parasols overdekt terras, goede muziek (West Coast jazz) en on-Israelische bediening. Sfeertje dus naar m’n zin. Avital heeft voorgeproefd en daarna heeft Yoni zich ook tegoed gedaan aan de Croque Madame, zoals Brenner zijn waffle noemt. Hier volgt de Izymaki-variant: Wafel You Wish.
Verwarm het wafelijzer voor. Doe 100 gram bloem, 1 eetlepel suiker, 1 theelepel zout, 1 theelepel bakpoeder samen in een grote kom en voeg 2 eetlepels olijfolie en het eigeel  van 2 eieren toe. En kijk maar: even een pietsie melk. Mix dit met een garde. Klop in een andere kom de 2 eiwitten stijf. Vlak voordat je de wafels gaat bakken geklopt eiwit toevoegen. Bak de wafels tot ze lichtbruin zijn. Je kan er een pietsie Becel uit het kuipje over smeren, maar dat hoeft niet.
Nou daar komt ie: wafel op bord. Daarop een mooie plak belegen Goudse kaas. Daarop een mooie plak pekelvlees (of kalfspekelvlees, rib eye, bresaola, rookvlees) al dan niet even aangezet in de koekenpan. Daar weer over heen een gebakken spiegelei (sunny side up) met bruin korstje (dat krijg je door het ei te bakken in arachide-, of pindaolie). Je mag ook wat cheddar smelten en erop doen en een gefruit uitje ertussen. Daarnaast een paar home made frieten, van die grote! met een bakje honingmayonaise of halvanaise met citroen en knoflook.

Alsjeblieft: Wafel You Wish.

donderdag 13 maart 2014

Teddybeer

Vroeger had je op de televisie De Verrekijker. Daar stak je nog ’s wat van op. Met de komst van de commerciëlen is mijn kijkgedrag sterk veranderd. Ik kijk nog maar weinig. Wel standaard dagelijks wanneer ik drie kwartier op de fiets zit, ’s morgens rond de klok van 7.
Ik ga niet meer zo vaak naar de synagoge, ik kan me zelfs de laatste keer niet meer heugen, dus op zaterdagochtend 8 maart 2014 kon ik best wel een uurtje uitslapen. Werd ik wakker met de mooie muziek van Vrije geluiden. Da’s televisie luisteren, dus telt dat niet mee. Gevolgd door (standaard) de herhaling (van zondag 2 maart) van een favoriet programma Brands met boeken. De erudiete Wim Brands interviewt schrijvers over een recent verschenen werk. Dit keer echter een eerbetoon aan de zojuist overleden Leo Vroman. Met als gasten Judith Herzberg en Jeanne van Munster. Eén ding wil ik er uit lichten. Herzberg, ook een begenadigd schrijfster en dichteres, was als zo vaak op bezoek bij Tineke en Leo Vroman in Fort Worth (Texas). Vanuit Nederland werd Herzberg gebeld dat er een kleindochter was geboren. Dat riep de hilarische gedachte op dat zij eerder wist dat zij geboren was, dan dat die geboorte daadwerkelijk plaatsvond. Nu moet je niet denken dat schrijvers onderling wartaal uitwisselen, integendeel. Gewone mensen, met gewone leut. Vroman ging die dag even de deur uit en kwam terug met: “Alsjeblieft, hier een cadeau voor je kleinkind!”. Judith Herzberg pakte een teddybeer uit. 
Gek, ik ken die eigenschap. Van sommige dingen word je wijzer. Soms ook van tv. Vroman had ook twee kinderen en had een verleden. Hij zegt op beeld: “…wat je allemaal weet, hoef je nog niet te begrijpen…” Je weet wat een teddybeer is; een pluche beest voor kinderen. Je kunt allerhande verhalen over lezen over de herkomst van Teddy, maar het meest waarschijnlijk is de versie met de 26ste Amerikaanse president, Theodore (Teddy) Roosevelt.
Als je overigens de moeite wilt nemen om op Google teddybeer in te tikken, dan stuit je op iets interessants. De teddybeer is, volgens de psychologie, een transitieobject. Ik citeer: “…de beer is het kind tot steun bij het verkennen van de wereld…”
Dat verkennen doet mij denken aan een favoriet boek van vroeger. Een exemplaar uit de hele, wel tweehonderd, boekjes in de serie Gouden Band. Deze heet: “Wim is weg”. Het gaat over een klein, dapper jongetje dat op zijn driewieler de wereld in fietst. Ik had een doortrapper gekregen op mijn vierde verjaardag en ik verkende Berkeloord!
Een oudtante van me, Eva Vromen (Lochem 1886, de Bilt 1934). Zij was de zus van mijn opa Louis en getrouwd met de Rotterdamse slager Max van der Veen. Twee zonen werden geboren. Eén is vergast. De ander, Loet van 1921 is opgegroeid vlakbij de  Diergaarde Blijdorp. Vandaar, wel zeker, zijn voorliefde voor dieren. Loet diende in de Royal Air Force, geridderd en is vertrokken naar Amerika. Zijn verhaal kort: hij is een (echt!) wereldbekende en  bewonderde, vermaarde beeldhouwer geworden. Loet beeldhouwt dieren. Je kan ‘m ook via Google vinden, maar typ dan de achternaam zonder spaties Loet Vanderveen. Overal exposities, de belangrijkste galeries, de grootsten van de aarde hebben zijn werk. Kijk maar na.
Zijn vader Max is hertrouwd met Bibi de Vries en die Bibi kwam wel bij mijn ouders in Lochem. Jaren vijftig. Ik vond dat maar een raar mens. Ik herinner me eenmaal dat Loet bij ons was in Lochem. Ik was 2, 3 en beslist nog geen 4. 1958, 1959 denk ik vol overtuiging. Loet heeft zelf geen kinderen en toch, mooi he, nam ie voor mij een cadeau mee. Een teddybeer. Een gele. Jarenlang was die teddybeer mijn ware compagnon. Samen op reis –letterlijk- door de weide en wijde wereld. Geen idee tot wanneer ik de beer heb gehad. Ik weet niet waar en wanneer en hoe ie kwijt is geraakt. Niet dat ik nu nog met een beertje wil rondlopen of zo, maar uit pure nostalgie, jeugdsentiment zou ie best een plaatsje verdienen op mijn glazen bureau, meekijkend over de grote vijver in het midden van mijn bos waar ik op uitkijk. Yoni en Avital hebben allebei zo’n knuffelbeest. Wél bewaard!

Enfin, wat je allemaal weet, hoef je nog niet te begrijpen, maar ik ben hartstikke blij dat mijn teddybeer een heel eind met mij heeft meegereisd. Zo steek je nog ’s wat op van de televisie.  Lees ook ’s een goed boek! Van sommige dingen word je wijzer.


zondag 9 maart 2014

Morgen is het altijd mooi weer!



Op zich een optimistische titel. Klopt. Optimistisch ben ik ook, althans ik wil dat graag zijn. Optimisme koestert succes. Wat wil het gekke nu? Er is geen enkel causaal verband  en dus geen wetenschappelijk bewijs, maar sinds ik een steunhart heb, is mijn ‘niesen’, of ‘niezen’ drastisch veranderd. Voor degene die het nog niet weet: mijn hartfunctie was tot bijna nul gereduceerd en een paar seconden vóór twaalf hebben Utrechtse kanjers een apparaat ingebracht ter ondersteuning van de linker ventrikel, hartkamer.
Een mens niest wat af in haar/ zijn leven. Meestal één keer per nies. Ook wel twee keer. En geregeld drie keer. Bij één keer niesen zeggen de aanwezige toeschouwers “Gezondheid!”. Moet je drie keer niesen, dan zegt iedereen: “Morgen mooi weer!”. Ik moet, als ik nies, nu altijd twee keer niesen. Ik vind het volslagen maf. Alleen maar twee keer. Niet één keer, niet drie keer. Nee. Zo atypisch als…, ja, als wat. Dat atypische weet ik al lang. Ooit zei ik, begin augustus 2012: “…ik zweef tussen hoop en vertrouwen…”. Dus dat optimisme zit er wel in.
Als filosoof van de koude Lochemse grond heb ik ’s het volgende bedacht. Je weet dat als je benzine  tankt voor de auto en de tank vol is, dat de slang vanzelf stopt met innemen. Vroeger keek je naar een bolletje op de pomp, een kijkglas. Als dat kijkglas vol was dan was de tank vol.
Benzine is absoluut noodzakelijk om de motor te laten draaien. Vitamine voor de auto. Zo zit dat ook met zo’n steunhart. Het steunhart is een geïmplanteerde pomp in je hart, zodat het bloed door het lichaam verspreid wordt. Tussen de vijf en vijfeneenhalf liter bloed per minuut wordt er gepompt. De benzine voor mijn motor. De vitamine voor mijn lijf. Bloed en zuurstof onlosmakelijk met elkaar verbonden.  Men zegt dat het glas half vol of half leeg is. In beide gevallen heb je slechts de helft. Ik ga voor het heel. Mijn glas is altijd vol.  Door deze gedachte noem ik mijzelf dus filosoof. Vriend van de wijsheid.
Mijn glas is dus altijd vol.
Als je dan eenmaal als pseudo schrijver de tijd nuttig besteedt en je moet af en toe ’s nadenken, dan is de stap naar de filosoof niet zo groot. Joop Braakhekke had ooit, jaren zeventig van de vorige eeuw een prima restaurant in Apeldoorn. “Le Philosophe”. (Ik hoor de mensen nog zeggen dat hij zelf  er de hens in heeft gestoken.) Je gaat me toch niet met Braakhekke meten toch?
Mijn leven is als een barcode. Iedere dag een streepje. Zo bedacht ik –en ik ben géén Latinist- het volgende. Vivo, maneo, ergo gaudeo. En dat nu betekent: ik leef, ik blijf, dus ik geniet. Met dankbaarheid voor de liefde en toewijding van mijn kinderen, voor de kennis en kunde van de specialisten, voor de trouw van mijn vriendin, vrienden en dierbaren ben ik nu zover dat als men mij vraagt hoe het gaat, ik in alle eerlijkheid zeg: ”…gegeven de omstandigheden gaat het héél goed….”
Wat zeur ik nou over twee keer niesen per niesbeurt? Nou en?  Voor mij is het elke dag morgen weer mooi weer!
Gisteren, 8 maart 2014, was ik even op en neer naar Utrecht, UMC, voor een update van de software in mijn buitenboordmotor. Kwartiertje erin en eruit. Niks aan de hand dus. En.. ik reed alleen. Een stap voorwaarts. Mijn grenzen weer een stukje verder verlegd. Dat vandaag de warmste 8 maart ooit is, is vanzelfsprekend. Een uur lui, met de ogen dicht op mijn terras in de zon. Mijn glas is altijd vol.
Goed, ik nies dus per niesbeurt tweemaal. Voor mij is het morgen ook mooi weer! Elke dag weer.

zondag 2 maart 2014

NOS Sport

Testbeeld televisie
‘Hé, jammer’, de Olympische Spelen zijn afgelopen. Over tot de orde van de dag en dus weer wat minder en selectiever naar de televisie kijken.
Toen ik een kind was leerden mijn ouders mij al schaatsen. Wij hadden twee vijvers voor de deur. De vijver tegenover het Hertenkamp was de lekkerste. In het midden een eiland met minstens één dikke treurwilg, die als het ware de markering van de binnenbaan was. De walkant uiteraard de buitenbaan. Je kan daar nog steeds de lekkerste rondjes draaien. Ik had al snel Noren en in die tijd was ik, geloof ik, best wel goed. Zelfs zo goed dat ik regelmatig in de gele GTW-bus (de Gelderse Tram Wegen) een kaartje Lochem – Deventer vice versa kocht. Daar lag aan de IJssel op het einde van de Rembrandtkade de Deventer ijsbaan. Van kunstijs. Dus kwam je nooit voor niets of voor een dichte deur.
Zo vergeet ik ook nooit de Europese kampioenschappen voor mannen in Deventer in 1966. De zaterdag ben ik geweest en op zondag met alle schema’s uit de krant op schoot voor de televisie. Kees Verkerk reed de 10.000 meter, en werd daarop Europees kampioen. Zei een broer: ‘Kijk, hij valt!’ en verdomd, een seconde of twee later nét voor de bocht ligt ie op z’n tooches.
Op een gegeven moment waren mijn Noren te klein, of mijn voeten te groot. Ik heb géén nieuwe Noren meer gekocht. Ik focuste mij daarna op hockey.
Stel ik emigreer nog ‘s, wat zou ik dan missen aan Nederland? Hoge ogen en dus een hoge notering voor de Elfstedentocht. Ik herinner mij de televisiebeelden van de tocht in 1963. Tien seconden in het NTS Journaal. Reinier Paping won! Respect! Het wás een partij koud! De vader van Paping had een hotel in Ommen. Als wij naar Groningen of Winschoten reden, kwamen wij ook dáár langs. Er werd iets langzamer gereden en vol bewondering gezwaaid. Naar wie? Toch niemand die het zag. De latere Elfstedentochten heb ik niet overgeslagen. Live op tv. Evert van Benthem en alle anderen. Klasse! Allen die het Elfstedenkruisje haalden: groot respect. Ik kan vanzelfsprekend zo’n beetje alle namen noemen van topschaatsers. Doe ik niet, maar een paar wil ik je niet onthouden. De Rus Ants Antson. Wow, wat een naam! Johnny Nilsson uit Zweden had zo’n mooi hupje met het bovenlichaam tussen de slagen. Telkens met de kop omhoog. Uit Noorwegen kwam Per Ivar Moe. Ik zal je vertellen: moe was ie nooit! En allemaal zo\n gebreid mutsje tot over de oren. Eric Heiden uit Amerika was een held met weet ik hoeveel gouden plakken. Maar het begon natuurlijk met Ard Schenk en Kees Verkerk. En opeens was daar de ouwe Zwitser Franz Krienbuhl. Op 38-jarige leeftijd debuteert hij op de Winterspelen in Grenoble. In 1974 komt ie de baan op in een,  je gelooft het niet, strak pak om zijn lijf. Aerodynamisch schaatspak. Niks broek. Niks trui of jack. Die gast was al dik veertig en verbeterde elke dag zijn persoonlijk records. Pakken zoals hij uitvond zijn nu gemeengoed. Ik spreek over veertig jaar terug of zo. Af en toe nam een Spanjaard ook deel: Gomez. Was ingehuurd om het licht uit te doen. Je hebt nu ook Belgen. Net niet dus. Belgen zijn goed in veldrijden, maar ijs, nou nee. Wat mij opvalt is dat veel van die klasbakken op de schaats weg komen uit de mediene, van het platteland. En weinig uit Amsterdam. In ooit een volgende blog zal ik daar eens wat theorien over verzinnen en uitkramen. Wanneer je Lochem nu als centrum van het platteland bedenkt, dan, ja echt! met een straal van maximaal vijftig kilometer, nou dan heb je ze bijna allemaal gehad. Met een stuk of wat Friezen. Eén van die kanjers is Erben Wennemars. Het is een verademing om de jonge, nieuwe presentatoren op de televisie te zien en te horen. De professionals en centrale presentatoren doen het opvallend goed. Ik ben blij dat Smeets niet meer in beeld is. Met zijn maffe Noorse trui. En met zijn bijneuk Ria Visser. Anno nu Henry Schut. Uit Scherpenzeel. Aanstormend en vakprijzen winnend talent. Het programma NOS Sportwinter tijdens de Sotsji Winterspelen is een hit. Ik kijk er graag naar. Sidekick is Erben Wennemars. Wat een verademing, dat wisten we al, maar nu dagelijks. De man doet het goed. Op radio. Op tv. Wat een schaatser was ie. En wat een kanjer is ie nog steeds. Vergelijk ‘m alleen maar even voor de gein met de “heren” voetbalanalisten. Heb je een teiltje? Teil? Fijn is ook dat wij (da’s Hollands) zoveel medailles winnen. Als ‘we’ verliezen dan is het altijd ‘hunnie’. De gasten aan tafel spreken ook beschaafd Nederlands en zien er correct uit. De andere presentatoren doen het ook prima, Egbers is wel degelijk de nieuwe anchorman. Stomphorst is van watje behoorlijk opgeklommen en verdient sympathie. Toine van Peperstraten mis ik wel hoor. En te dol is de dagelijkse portie nieuws van Herman van der Zandt. Hoe ernstig het nieuws ook, altijd een kwinkslag. Lachen! Ik heb snel geleerd. Zondagavond alleen met het bord op schoot naar voetbal kijken om zeven uur. En daarna niks. Geen gejeremieer meer van de voetbaldeskundigen. En Oh!  wat zal ik blij zijn als ik dat ponem (smoel) van Jack van Gelder niet meer zie.