zondag 28 december 2014

Gestoffeerd en gemeubileerd



 
Weinig ervaring heb ik met huren, maar weet nog wel het verschil tussen gestoffeerd en gemeubileerd. Onder “gemeubileerd” echter versta ik iets héél anders. Wat dat is ga ik je nu vertellen. Het zal je bekend zijn dat mijn favoriet by far kippesoep is. Niet te verwarren met kippensoep. Een kippesoep moet je zelf bereiden en eten zo je wil. Met, zonder. Ik vind mét alles het lekkerst. Wat denk je van eitjes (eigeel, dooier en nog niet uitgepoept door de kip), hartjes, maagjes, levertjes, nekjes (al noem ik het halsjes). Ga maar ’s naar de poelier en vraag een pondje kippennekjes. Meekoken tot gaar. Ligt ie uiteindelijk ter consumptie op je bord, dan pak je ‘m beet en gaat kluiven, er zit heerlijk vlees aan, en je zal merken dat de werveltjes makkelijk loslaten. Zo’n werveltje leg je dan op de rand van het bord. En als je je hele bord leeg hebt gegeten, dan pak je van de rand nóg ’s de werveltjes en zuig je ze uit. Voor de tweede maal.  En dan te bedenken dat ik mijn eigen bordje kippesoep aan tafel afmaak met een lepel chrein. Héél gezond. Chrein is een mengsel van rode biet en mierikswortel. Je moet goed voor je zelf zorgen. Vroeger had ik een tante en een oom in Groningen. Zij was een oudere nicht van mijn Moeder. Simon (16 februari 1893 – 5 juli 1976) en Rika de Beer-van den Berg (22 januari 1901 – 21 juni 1976). Oosterhamrikkade 40 in Groningen. Er zijn bepaalde dingen die je nooit meer vergeet. Ik ga je nu niet vermoeien met het hele verhaal over tante Rika en oom Simon, dat heb ik elders al eens gedaan, maar wil je alleen even vertellen dat zij alléén teruggekomen zijn. Hun beide zoons zijn in Auschwitz vergast. Zo’n leven dus. Zo’n last. Maurits, geboren op 12 november 1922 is op 30 september 1942 op 19 jarige leeftijd in Auschwitz vergast. Abraham, van 17 december 1925, 16 jaar jong, is op 14 augustus 1942 in Auschwitz vergast. Vind je het vreemd dat ik hen lieve, heel lieve mensen blijf vinden. Eenmaal hebben wij bij hen Oudjaarsavond gevierd. Met Wim Kan op de radio. Wat was het? 1960? 1961? Ja, 1960 was het. Ik was vier. Ik moest natuurlijk, met z’n allen gezeten rond de eettafel, meelachen met iedereen over de grappen van Kan, maar ik begreep ze toen nog niet. Wij hadden eerst gegeten en tante Rika had als voorgerecht kippesoep gemaakt. Heerlijk. Lekker. Bijna net zo lekker als mijn Moeder de kippesoep maakte. Ook bij tante Rika kreeg je een levertje, een hartje, een paar soepballetjes, een maagje, een eitje én een halsje (als je mazzel had twee!) op je bord in de soep. Smullen en kluiven en nog ‘s. Tante Rika genoot zichtbaar wanneer iedereen en ik zo zaten te smikkelen en genieten. Ná middernacht en een ‘Gelukkig Nieuwjaar’ reden wij nog van Groningen terug naar Lochem. Ik sliep op de achterbank. Bij het vertrek zei tante Rika tegen mij: “Kom je gauw weer, Bertje, dan heb ik voor jou weer gemeubileerde kippesoep”.


maandag 22 december 2014

Johannes van Dam


 

Dik een jaar geleden overleed Johannes van Dam. Er is al veel over hem geschreven. Product van zwaar getraumatiseerde ouders. Een heel ernstig auto ongeluk. Zijn solistisch leven thuis. Zoals ik fan ben van mijn honderd kookboeken in de kast (een ander zegt het helpt toch niet), zo ben ik fan van Joodse kookboeken en van de New Yorker Mark Bittman. En ja… Van Dam. Toen ik van Yoni en Avital ooit voor mijn verjaardag zijn standaardwerk “De Dikke Van Dam” kreeg, kon ik nog niet bevroeden wat een geweldig leesboek, als een naslagwerk, zijn schrijven een inspiratiebron zouden zijn. Zijn veelzijdigheid is overal geroemd, culinair journalist, kookboekenwinkel, receptenboeken bibliotheek. Het eind is zoek. Naar zijn wekelijkse keuring en rapportage in Het Parool, léés die krant, keek ik immer uit. En…….veel van zijn getipte restaurants proefondervindelijk ontdekt. “Reuring” heb ik er aan overgehouden. In de Lutmastraat. Hij gaf het rapportcijfer 10. Ik doe mee!  Slechts één beoordeling was een mispeer. Avital en ik zijn eens naar een door Van Dam aanbevolen Thai geweest op de Albert Cuypstraat. Wat was dat erbarmelijk slecht. Details zal ik je besparen. De voorganger genoot bekendheid. Deze was een drama. Niet lang volgehouden. Ook in Het Parool wekelijks zijn culinaire rubriek, met aardige wetenswaardigheden (gelijk De Dikke Van Dam). Met ruimte voor vragen van lezers. Immer heel boeiend en grappig. Zo ook Van Dams antwoorden onderhoudend en leerzaam. Eerst nog even een uitstapje naar de lokale televisieomroep AT5. Bianca Tan is er de culinair redacteur en een slordige x-jaar geleden een –als ik mij goed herinner- driedelige serie over Johannes van Dam. Pracht tv! Zo liefdevol en warm waren de interviews. De beelden waren ook van ongekende demonstratiekwaliteit. Eén voorbeeldje wil ik je niet onthouden. De wijze waarop Van Dam asperges bij zichzelf thuis kookt. In zijn propvolle poppenhuisje aan de Spuistraat. Dat daar nog een camera bij kon… Niet meer en niet minder. Een paar uur in een schaal in koud water. Dan met de dunschiller snijden. Kont er af. In schaal, water erbij tot ze net wel net niet onder staan en dan….magnetron op 900 Watt, 10 á 12 minuten. Zelf doe ik 11. Dus niks aspergepan. In het seizoen kan ik dagelijks asperges eten, zo wordt het wel heel gemakkelijk. Mijn ideale aspergediner: pondje asperges –zie boven, roomboter (de kenners weten dat ik Becel benut), Mimosa eitje, pietsie peterselie, een paar gekookte jonge aardappeltjes en een kalfsmedaillon er naast óf gerookte zalm (mijn Vaders favoriet). Terug naar de rubriek op zaterdag in de krant. Ik, wijsneus, wilde Van Dam wel ’s beetnemen. Mijn vraag aan Johannes: Beste Johannes, in een recept van mijn Moeder kom ik het volgende tegen: “…..en dan doe je er nog wat SJEIEROKES bij…”.  Wat is dat?  Waar kan je het kopen? (Sjeierokes is een soort ratjetoe, ratatouille. Restanten overgebleven groente van de afgelopen dagen. Een Jiddisch woord). Van Dam ging er zo bloedserieus op in en zijn antwoord stond een week later al in de krant. Per kerende email bedankte ik hem hartelijk voor de uitleg. Ik ben er heel blij mee. En á propos nog één vraagje: zo kom ik –dat schrijf ik hem- in het boterkoekrecept van mijn Moeder ook tegen dat er wat NESJOMME bij moet. Weet jij wat dat is Beste Johannes? (Je moet weten dat het Hebreeuws woord nesjama ziel betekent en verbasterd is in het (Nederlands-) Jiddisch tot nesjomme). En verdomd een week later het tweede antwoord van Van Dam. Toen heb ik hem maar geschreven dat ik hem aan het oetsen was en dat ik met een kop koffie aan de overkant het wilde goedmaken. We hadden een deal. Niet bij mijn voorkeur café De Zwart, maar er naast –daar waar hijzelf dagelijks komt- Hoppe. Daar dronken wij met een paar koppen koffie het af. Wij hadden dezelfde voorliefde voor stamppot andijvie met een bal gehakt. Ik herinner mij een sportieve lach onder zijn grijze platte baard. Met pretoogjes. Al weet ik niet of dat van een Winschotense boer met kiespijn was.

dinsdag 16 december 2014

Negenmalen


 

 

Wie helpt me bij het oplossen van wat vragen rond het “negenmalen”? Al ver vóór de oorlog speelde mijn Vader kaartspellen als whist, skat, baccarat en bridge. Mijn Moeder leerde ook snel bridge. Verreweg het populairst bij ons thuis. In Knokke in het casino speelde mijn Vader baccarat en mijn Moeder roulette. Die verhalen komen nog wel eens. Met mijn Moeder heb ik ook canasta gespeeld, voordat ik bridge leerde (dat leer je nooit, zie ik iemand wispelen) werd er in gezinsverband ook éénentwintigen, éénendertigen en jokeren gespeeld. Pesten was meer favoriet van mijn jongste zus. Met mijn Moeder heb ik nog wel veel gebridged, feest!, mijn Vader overleed veel te vroeg, dus beiden hebben niet van elkaar kunnen genieten aan de overkant van de bridgetafel. Vanzelfsprekend de bekende gezelschapsspellen, welke ook gretig aftrek vonden met Yoni en Avital. Van Scrabble tot De kolonisten van Catan. Mijn ultieme wens is om ooit zowel met Avital als met Yoni te bridgen. Ook zonder de ballast van de kinderen gingen mijn Ouders in de jaren vijftig en zestig vaak naar Knokke, met name rond Kerst. Zomers een maand met z’n allen. Praktisch alle andere feestdagen als Oudjaar, Pasen, Pinksteren kwamen mijn tante en lievelingsoom Bram een week end naar ons. De winkel en de fabriek van de Winschoter Citroenballetjes van B. van Berg waren op maandag dan dicht en Bram kon lekker vissen in het Twente-Rijnkanaal. Dat was zijn hobby. Onder andere. Zij waren géén bridgers. Er werd veel en uitgebreid gegeten en naar Wim Kan op de radio geluisterd. En dan kwam het: het feestje van Bram. Negenmalen. Een kaartspel. Twee stokken kaarten. Eén bank: de deler. De anderen zijn de spelers. Per rondje kocht je twee kaarten voor één cent of voor een stuiver. Bram, de bank, de deler draaide van het andere spel negen kaarten dicht op tafel, met de rug naar boven dus. Dan werden de eerste twee gekeerd. Had je er één van, dan mocht je die ruilen. De derde en vierde kaart leverden één cent op, de vijfde en zesde twee cent en nummer zeven en acht maar liefst drie cent. De negende kaart was dus de negenmaal. Negenmaal je eigen inzet! Kwam dus niet al te vaak voor, de bank wint steeds (welke bank niet?) en als ik dan als kleine jongen een keer de negenmaal had met een stuiver, wow! ik was de koning te rijk! Waar gaat het nu om? Als ik Google kom ik niets tegen. Alle mogelijke trefwoorden al geprobeerd. Ik kom het uberhaupt nergens tegen. Niemand die er iets van af weet. Is het een Bramspel? Komt het uit Winschoten? Uit Groningen? Lochems was het niet, want mijn Vader vond er geen gein aan. Te kleinisch. Tot ik de vraag stel aan een dierbare vriendin (GV) en een idem vriend (LG). Verrek, zij hebben het vroeger thuis ook wel gespeeld. Het is dus bekend. Is het dan een Joods kaartspelletje? Een Amsterdams spel misschien? Heb ik de regels bij het rechte eind? Al dit soort vragen wil ik héél graag opgelost zien. Okay, er zijn belangrijker problemen in de wereld, maar stel je weet één van de antwoorden en je hebt een minuutje over (voor mij), dan hoor ik het graag! Ik ben je dan negenmaal dank verschuldigd.

 


 

maandag 8 december 2014

Zeuren

Je kent dat wel: zeuren. Mensen die zeuren. Andere levende wezens heb ik nog nooit zien zeuren. Een menselijke eigenschap. Al word ik er zo langzamerhand mesjogge van. En als je vindt dat ik zeur, dan heb je op voorhand gelijk.
In één van mijn boeken heb ik al geschreven over Aposivitis Calcinea. Dat is óf te weinig óf te veel kalk in je botten en dat leidt dan weer tot zweetvoeten. Ik heb daar geen last van, ook niet gehad, maar Paul een ouwe vriend van me van 48 jaar geleden wel. We zaten bij elkaar in de klas op de HBS, we hockeyden samen en hij heeft ook van mijn Moeder bridge geleerd. Hij had dus last van aposivitis calcinea. We gingen ooit ’s kamperen, niemand moest Paul in de tent. Bij mij mocht ie. Met zijn poten buiten boord. Nooit kunnen bevroeden dat ik daar over zou schrijven en eerst in een andere context. Hoe dat zit: zeuren. Van die vooral kennissen, want vrienden doen dat niet, willen een geleerde indruk maken en kakelen zich bont en blauw bij ons in de achtertuin. Op twee locaties in Amstelveen. Die van de Gerrit van Heemskerklaan, daar gaat het nu over. Tussen het grote vlonderterras en de tennisbaan een tuin met een schuurtje. Bloemen en planten. En nu komt het: mijn kennissen hebben het immer over die plant, die bloem, die plant, die bloem, die struik, die heester, die struik, dat boompje en… dat allemaal in proper Latijn, alsof ze de hele encyclopedie uit het hoofd hadden geleerd. En ik maar ‘jaja’ en ‘inderdaad mooi’, dat soort tekst. Mesjogge werd ik ervan. Tot….ik uitgevonden had met het volgende te pareren : ‘… en (wijzend) hoe vind je die aposivitis calcinea…?’ ’Huh?’ Met boter en suiker.
Zo heb je ook van die lui die alles weten van wijn en pretenderen beter te zijn dan Hubrecht Duijker  of zo. Ik zal het kort houden. Ik lust ook wel een glas wijn, maar zeur daar niet over. Ik zeur niet dat ik geen witte wijn meer mag drinken en rood drink ik alleen Zuid Afrikaans. Nederburgh uit Stellenbosch. En welk type, jaar, rugnummer, boomgaard, fruitig, rond op de tong. Alles even lekker. En dan drink ik zo’n fles leeg. Een wijn die ik open maak die niet te drinken is gaat zo de gootsteen kleuren. Al ben ik wat zuiniger geworden. Vaak win ik een fles rode wijn op een bridgedrive. ‘Mmm, lekker kookwijntje’, roep ik dan. En zo is het ook. De echt! allerlekkerste fles die ik ooit gedronken heb, is door Yoni meegenomen uit Kaapstad, bij mijn favoriete groothandel en het is de uit Elsenburg, vlakbij Stellenbosch, afkomstige Kanonkop. De duurste en de lekkerste. Mag je me altijd cadeau doen. Zeuren doe ik niet, maar het mag. Zo’n fles. En mocht je ooit in een hete zomer de lekkerste rosé willen, vraag dan naar die van Boschendal.  Ik zeg het je maar één keer, dus schrijf het even op, anders ben je het morgen weer vergeten. Ik was ooit naar een wijnproeverij, zo’n twintig jaar geleden. Wist ik veel wat er mij te wachten stond, dan wel hoe ik mij moest gedragen. Een Amsterdamse wijnhandel binnengelopen tussen Jodenbreestraat en Waterlooplein en ik kreeg de tip. Ná het zevende glas zeg je: ‘Karnemelk’ en zie wat er gebeurt… De alom bekende wijnkenner Jan Hein Verlinden die de show gaf en een riedeltje ver weg voorzeurde heeft af en toe nog nachtmerries. Met boter en suiker.
Vandaag de dag wordt er veel over eten gepraat. Ach ik doe mee. Immers het is de tijd. Ik heb het niet over de afslankclubs, de dieten, wat wél lekker is en wat niet en wat niet of wel gezond is. Dat weet je zo langzamerhand al. En ik uiteindelijk ook. Populair is ook de Nederlandse keuken af te kraken, af te fikken. We zijn allemaal kenners geworden. De Belgische, de Japanse, de Italiaanse, de Franse keuken. Holland spreekt een woordje mee. En tegelijkertijd het schaamrood op de kaken zeuren over onze eigen Hollandse pot. Ik ben geen wetenschapper, ga dus nu ook niet allerhande theorien spuien, maar één ding: groente is gezond. Een aardappel is gezond. Een stuk vlees is gezond. Eens? De door mij zo gewaardeerde superkookprofessor Mark Bittman (zoek maar op Google, maar trek een weekje uit om er doorheen te komen!) heeft geweldige ideeen. The Minimalist noemt ie zich dan. Minimum aan geld. Minimum aan ingredienten. Minimum aan handelingen. En…een maximum resultaat. Ik heb Mark nog nooit iets horen vertellen over de Hollandse stamppotten. Wie weet. Niet in zijn filmpjes op  Youtube en in The New York Times, en niet in zijn honderden receptenboeken. Niets over stamppot zuurkool, boerenkool, andijvie, hutspot, hete bliksem, spinazie, raapstelen. Je kan er de hele winter mee doorkomen. Zonder zeuren. Met een runderrookworst van Robert Zikking op de Marathonweg, of met een runderbalgehakt, zoals alleen mijn Moeder die maakte. Mij kan je midden in de nacht wakker maken voor drie gerechten. Kippesoep, nieuwe haring en…stamppot rauwe andijvie met (minimaal) één mooie bal. Met boter en suiker of zoiets.
Ik geef je hierbij het recept van mijn Moeder en zo maak ik het ook nog steeds.
Stamppot rauwe andijvie ‘Oma Tonny’. Voor 4 personen: 800 gram aardappels, schillen en in ruim kokend water bijna gaar koken; 750 gram verse (gesneden) rauwe andijvie erbij, met houten pollepel even onder de waterspiegel duwen, vijf minuten is lang zat; met vergiet het water er uit, klontje Becel uit het kuipje erbij en nog even in de pan. En nu komt het: stampen! Opscheppen op een bord met in het midden een kuil, voor de rundvleesjus. Mosterd of piccalilly naar keuze erbij eventueel. En als je het recept voor de bal gehakt wil hebben, dan geef je maar een gil. Je weet de weg. En zoals in zoveel gevallen: het tweede bord smaakt altijd beter.
It’s about time. De winter komt er aan, de kou. Het is er tijd voor. Aan de stamppot! Met boter en suiker en niet zeuren.


zondag 30 november 2014

Und die Musik spielt weiter

Een uitdrukking van mijn Vader. Nadat er iets heel ergs gebeurd was ging –hoe wrang ook – het leven verder. Voor het Nieuw Israelietisch Weekblad had ik het idee een rubriek “Geheid Erfgoed” te realiseren. Ik nam het voortouw met het volgende verhaal, dat gepubliceerd is op 25 juli 2003.

Ik citeer mezelf: De Trapgevel.
In Holland staat een huis. Dus ook in Lochem. De naam Lochem betekent: huis in het bos. Het huis waar ik het NU over heb staat op de Markt, althans zo noem ik het, want feitelijk is het de Bierstraat. Het huis staat op nummer 2. Midden op de Kleine Markt tegenover het huis staat de Nederlands Hervormde Kerk en het Stadhuis van Lochem. Stadsrechten in 1233 van Graaf Otto van Gelre. Deze gebouwen zijn ouder dan het huis op de Bierstraat 2, met aan de achterkant ná de tuin de Achterstraat; links hotel “Meenderink” (in tegenstelling tot verderop hotel “’t Zwijnshoofd” NIET fout) en rechts een steegje, de Spaarbanksteeg, van de Kleine Markt naar de Achterstraat dus en verder naar de Schoolstraat en Zuiderwal. In het steegje heeft menig knaap zijn eerste of tweede kusje aan zijn deerntje gegeven. Op de Grote Markt, voorbij de kerk, was jaarlijks de kermis en wekelijks de markt. Ja, hoe kom je anders aan die naam. Op de Kleine Markt was maandelijks de veemarkt. Ná het handjeklap een borreltje er op bij Scholten van “Meenderink”.  Het huis dateert van 1638, mét trapgevel en behoorlijk tot zeer groot, diep, gelijk de tuin die is ook diep. Met achterin de tuin een klein houten huisje, de wc. Tot in de oorlog in Joods bezit geweest. Lochem was zo’n medienestadje met een bloeiende kille, wekelijks minje in de (inmiddels prachtig gerestaureerde) sjoel op de Westerwal 6. Bekende familienamen uit die tijd: Vromen, Leverpoll, Weijler, Heilbron en Fortuin. U kunt er over lezen in “Da’s mooi voor Lochem”, het eerste boek van de schrijver dezes. Lochem, met 33% was ná Zandvoort en Lunteren derde in rij wat betreft het percentage NSB-bevolking. In de diverse boeken over de stad wordt de deportatie in 1943 van de “overgebleven” Joden gememoreerd. Terug naar het huis waarom het gaat. Anno 1638 dus. Trapgevel. In de negentiende eeuw was het huis een bank, de Bank van Lening. In sommige boeken wordt overigens geschreven over ‘het gebouw van de spaarbank’. Zakendoen op zijn Joods in de mediene. Pal op de Veemarkt. Tot in de oorlog  werd het statige pand bewoond door de familie Salomon Joseph Vromen van 1895 en niet teruggekomen. Zijn en mijn voorvader Samuel Michiel kwam uit Urbach bij Neuwied, onder Koblenz, in plm. 1750 – 1760 naar Lochem en was koopman en manufacturier. In de winkel werd een manufacturenzaak gedreven, maar ook hoeden en beddengoed werd er verkocht. De familienaam Vromen is overigens onlosmakelijk verbonden met Lochem –en andersom-, sinds 1750 toen de eerste Vromen zich daar vestigde. De laatste Vromen in Lochem geboren in 1956 en vertrokken in 1967. Het huis met de trapgevel uit 1638 is in de einde jaren 60 van de vorige eeuw buitengemeen gerestaureerd tot openbare bibliotheek. Momenteel (2003) in gebruik als raadzaal van de gemeente Lochem.
Tot zover. Dan gaat er een paar jaar overheen. Nu zo’n dik jaar geleden zijn wij in Lochem en als vanzelfsprekend naar “Meenderink”, de familie Scholten voor koffie en meestal lunch. Altijd heerlijk. Mijn Vader kwam vroeger al veel bij Scholten, bij Meenderink. Met ….Scholten op school gezeten en als er veemarkt was werd er wel ook door mijn Vader een borreltje, ouwe jenever of een brandewijn met suiker, gedronken. Vaak mocht ik mee. Een flesje Hero Sinas of Coca Cola, misschien wel een flesje Herschi Cassis. Jan Hendrik Meenderink, 1872 – 1961, was caféhouder van het oudste café van Lochem. Hotel-café-restaurant “Meenderink”.  De zaak werd overgenomen door Diederik Johannes, kortweg Dirk Scholten. Een goeie bekende van mijn  Vader en later wordt zijn zoon Gerrit de eigenaar. Ik herinner me hen nog. De gezichten blijven in herinnering. Omdat mijn Vader er graag kwam, zette ik die traditie voort. Een jaar geleden dus vraag ik aan de vriendelijke serveerster of Scholten er ook is. De vraag stelde ik niet zo maar, nee: Scholten heeft het pand op nr. 2 gekocht, het Salomon Joseph Vromen huis. Om het te restaureren en in gebruik te nemen als een sterrenrestaurant. Restaurant was dit gebouw nog nooit geweest. De eerste bestemming was het huis van de Lochemse rechtspraak: “het Richtershuis”. Daar waar recht gesproken werd. Later tot 1942 winkel in manufacturen, hoeden, beddengoed. Toen ná de oorlog er niemand van dat gezin was teruggekeerd, werd door de overkoepelende, nationale Joodse organisaties het pand verkocht aan de gemeente Lochem. Voor een habbekrats. Gelukkig wordt door de gemeente zorggedragen voor het eeuwig durend onderhoud van de begraafplaats. In bezit van de stad werd het eerst de bibliotheek en later deed het dienst als raadzaal. Het raadhuis. ’t Raedthuys. Wij spreken even met Gerrit, een jaar of twintig jonger dan mijn Vader zou zijn en hij vertelt van de razzia in 1942, Hoe als beesten het gezin Vromen uit huis werd gehaald en op de open vrachtwagen werd gesmeten. Het laatste dat Scholten zag waren “…de prachtige vlechten van het mooie meisje…” en hij is geroerd. Een enkele traan. Na enige keren diep ademhalen: ”Zij waren allemaal zulke goeie mensen. En o wat was Jansje mooi… “.  Salomon Joseph van 1895 is in 1943 ‘ergens in Midden Europa’ overleden. Een jaar ná Lochem… Vrij snel ná de razzia en ná Westerbork zijn  zijn vrouw Mietje Vromen – Kannewasser ( haar tekst: “jaja, je mag wel even naar het huusken…”) van 1893 net als hun kinderen Jansje Josephina, van 1925 en 17 jaren jong toen en Sander, van 1928, nóg jonger, meteen ná aankomst in Auschwitz en een douche…  enfin, ik zeg zoals het is: vergast. Vergast.
De nieuwe, derde generatie Dirk en Anneke Scholten voert nu het beheer over Meenderink en is sinds ruim een jaar eigenaar van het Vromenhuis met de trapgevel van 1638, alwaar zij nu de juiste bestemming aan geven. Een restaurant. Een prachtige verbouwing vindt plaats. De voorbereidingen zijn heftig en volledig. Aan alles wordt gedacht. Op 12 november 2014 werd “’t Raedthuys” officieel geopend door Sebastiaan van ’t Erve, de burgemeester van Lochem. In de krant (Stentor) werd vooraf melding gemaakt van de feestelijke gebeurtenis. De laatste zin in het artikel is: “…Een familielid van een Joods gezin dat van 1892 tot en met 1943 in het pand gewoond heeft is ook aanwezig”.  Ik had me –echt- uit eerbied voor mijn oom, tante, achterneefje en achternichtje ‘verheugd’ om erbij te zijn. Ik kreeg het niet voorelkaar. Het maakt me zo kwetsbaar, die genadeloze strijd van pijnlijke en verborgen confrontaties met het verleden. Het verleden ook van Lochem. Van alle Vromen. Het ontroert me keer op keer en ik vind het wreed. Héél wreed. De open wonden blijven. Wij gaan er nu zaterdagavond 29 november 2014 dineren. Inmiddels ligt dat hoogtepunt dineren in ’t Raedthuys vierentwintig uur achter ons. Anneke Scholten heet ons welkom en belooft ons dat wij zullen genieten. Dat hebben we gedaan! Genieten!
En zoals mijn Vader mij al leerde…. “und die Musik spielt weiter…”.

Verklaring van een paar woorden. Fout, dat wil zeggen dat iemand heulde met de moffen. Deerntje is een jong meisje. Medienestadje: Amsterdam is de grote stad, Mokum. De rest van het land is de mediene. Mediene is dus land. Kille is kehilla, een Joodse gemeente in een stad. Minje is minjan, het quorum van tien volwassen mannen voor een synagogale dienst. Sjoel, dat is een synagoge. 

vrijdag 21 november 2014

Weet jij wat een slont is?


 

Nee, nu niet zo bijdehand en meteen opzoeken wat een slont is. Een goeie jongen hoor, daar niet van. M’n chawwer (gabber, goeie vriend) uit Buitenveldert. Wij delen veel hobbies samen. Wij hebben ook een vergelijkbare achtergrond, roots, geschiedenis, rugzak. En…verdomd! de zelfde fouten! Zojuist zaten wij aan de telefoon wat actuele zaken te bepraten (het parlement voor twee). Waarover het ging dat hoor je niet. ‘Wat doe je?’, vraagt ie. ‘Ik heb een gepekelde kalfstong aan de kook’. ‘Mmm, over je einde. Heb je er mierik bij?’. Ik vertel hem dat ik geen zelfgemaakte of is het eigengemaakte mierik meer over heb. Nog wel een pietsie in een klein potje in de koelkast. Op mijn lijstje staat de mierikswortel. En bieten. Even chrein maken. Zoek maar op. In mijn kippensoep doe ik in mijn bord één lepeltje chrein erbij. En of dát lekker is. Hij, die chawwer, is een echte. Je weet wel. Hij nam mij de broekjes mee. Ik kan niet wachten tot het nieuwe seizoen. Broekjes zijn schelviskuitjes. Recept op aanvraag. Geloof me….alsof engeltjes over je tong piesen. Minstens één van zijn voorvaderen was slager. Mijn opa van mijn Moeders kant ook. De koosjere slager Louis Cohen in de Folkingestraat in Groningen. Mijn Vader was handelaar in huiden, leer en pickers. Hij kwam ook wel bij de Lochemse slagers. Niet alle! De huid van de geslachte koe liet mijn Vader dan ophalen. Onderwijl kreeg mijn Vader veel vlees mee. Dat niet gegeten werd. Joden eten het wel. De achtervoet van een rund is niet koosjer. Voorbeeld: ossenstaart. De voorvoet wel. En de rest. Ik ga nu niet schrander de hele trits aan delicatessen van het rund, de koe, het kalf, noemen, maar vertrouw me ik weet wat een koe is. Zullen we toch een paar? Wat denk je van muis, ezel, bavette, puntborst, naborst, diamanthaas. Mijn absolute voorkeur is de longhaas, ook wel Jodenhaas genoemd. Lekkerder dan tournedos, dat stuk vlees dat Joden niet mogen eten. Longhaas. Net zo bakken als een biefstukje, enfin… Mijn Vader kocht dan die lekkernijen voor thuis, Ja, ik weet wat een tong is. Het op één na lekkerste stukje vlees van het rund. Mijn Moeder sneed altijd eerst het keelstuk eraf. Vol met cholesterol. Vol met cholesterol. Zo vol dus. Vandaag hetzelfde gedaan. Kalfstong.

Zegt die chawwer: ‘Weet jij wat een slont is?’

zondag 16 november 2014

De chauffeur


Een chauffeur is iemand die een motorvoertuig bestuurt. Meestentijds heeft zo’n chauffeur z’n rijbewijs. Ik schrijf ‘zijn’, omdat ik het hier over de heren chauffeurs heb, van wie ik vind dat het bijna allemaal klootzakken zijn. Schelden op auto’s van me dit en me dat. Nee, vriend, het is niet de auto, maar JIJ bent het. Een slechte chauffeur, een slechte bestuurder en een slechte beheerder.Was het eerst dat wij ons ergerden aan de veel te hard rijders, toen de bumperklevers en de op de linkerbaanblijvenrijdenrijders. We hebben het vroeger al gehad over die gasten met een antenne van zes meter op het dak, of van die race-strepen. Ook de dubbele uitlaat is jarenlang populair geweest, net als de vossenstaart zwaaiend vanaf de top van de antenne. Je auto vol stickers. Ja, lachen, van alle campings bezocht. Brede banden en glimmende velgen was een jaloersmakende hobby. Pimpen. Tunen. En een lol dat ze hadden. Die hondjes op de hoedenplank.Anno 2014 zijn wij veel geciviliseerder, beschaafder, nóg netter opgevoed en gedrild door de rijinstructeur correct te rijden. Niet vals spelen bij het theorie examen. Ach, wij zijn een schoon volk.De claxon. Ik heb ‘m al weer gehoord. De boem boem boem dreun van de muziek in de auto. Niet hard, nee, héél hard. Gesponsord door Beter Horen. Ik ben er nog lang niet. De richtingaanwijzer die niet gebruikt wordt. De facto: nooit meer eigenlijk. Dus je ziet niet waar je vriend en collega chauffeur vóór je naar toe gaat. De remlichten die het niet meer doen. Wat denk je van de kapotte verlichting aan de voorkant. Erger nog is indien de koplampen zo zijn afgesteld dat zij permanent ‘groot licht’ blazen. En de hedendaagse nieuwe koplampschijntechniek doet echt pijn aan je ogen. Gesponsord door Hans Anders en Toff Optiek. Afstand houden hoeft niet meer. Met 60 op de snelweg is ook fijn. En met 230 km/ u op de A2 is lef hebben.De bekende vinger is een goed gebruik van de chauffeur. Door rood licht rijden moet kunnen. Op parkeerplaatsen voor invaliden is lekker dichtbij en dus heel gemakkelijk. Mijn tijd is kostbaar. De verkeersaanwijzingen negeren en maling hebben aan de wandelaar, het schijnt erbij te horen. Ga maar ’s voor een zebra staan om over te steken. Parkeerplaatsen worden dubbel bezet. Dat verdient uitleg. Niet twee auto’s op één parkeerplaats, nee, één auto op twee parkeerplaatsen.  Of de auto op de stoep parkeren en … heel spannend is precies op de schuine band van het trottoir, zodat rolstoelers er niet op of af kunnen rollen.Rechts inhalen, veel te laat ritsen, pardoes op de rem trappen, trappen! Slingerend door files op de A2 of A4, slalommend en dan uiteindelijk ben je op de plaats van bestemming dan weet je dat je véél sneller was. Dan wie? Cruijff: je bent niet sneller of langzamer. Je moet gewoon op tijd vertrekken.Voorrang verlenen is uit de tijd. Voorrang verlenen aan zwaailichten en sirenes is ‘rot op, man, ik moet ook naar m’n werk, of naar huis’. Dat de regering miljoenen moet pompen in een Bob-campagne is veelzeggend. Enfin ik kan mijn betoog, beklag, ergernissen over vijf pagina’s uitspreiden, ik zou de taal van de beste schrijvers kunnen bezigen, maar ik denk dat ik zo ook wel m’n punt maak. Het zijn dus niet de auto’s die kapot zijn, nee, integendeel. De chauffeurs zijn ziek. Heel ziek.

 

dinsdag 11 november 2014

Beef Wellington Bertone

De liefde van de man gaat door de maag. Dat zal, maar je moet wel eerst wat op tafel krijgen. De eerste hertog van Wellington Arthur Wellesley, 1769-1852, was mesjogge met dit gerecht. Identiek, maar dan met ganzenlever en ossenhaas. Ganzenlever is écht not done. Ja, dat vind ik. Dus Bertone benut iets anders. Die Wellington was een kanjer. De ‘IJzeren Hertog’. Hij versloeg Napoleon bij Waterloo.


Hier het recept voor vier personen:
800 á 1000 gr rosbief, 500 gr champignons, 4 sjalotjes, 400 gr kippenlevertjes, krulpeterselie én Amsterdamse platte peterselie, peper van de molen, eventueel wat grof zeezout (ik niet), bladerdeeg en 2 eieren.

Onder voortdurend handen wassen aan de slag.
1.     Rosbief aanbraden in ruim Becel. Mooi, rondom. Een minuut of 10, maximaal 15. Op keukenpapier leggen en afkoelen. Verwarm ondertussen de oven op 225’C.
2.     Sjalotjes in grove stukken, champignons en gewassen kippenlevertjes braden tot het lekker aankookt, dan een pietsie water erbij, tot de kippenlevertjes nét gaar zijn. Dit alles in de keukenmachine draaien met het scherpe mes tot er een paté ontstaat. De Amsterdamse en krulpeterselie in ruime mate erbij. Eventueel wat zeezout en zeker flink peper van de molen. (Je mag wat mij betreft de paté ook pastei noemen. Pastei noem je het als ie ingepakt wordt in (blader)deeg. Een paté is een mengsel met gekookt en gemalen vlees. En waan je je zelf als master chef dan noem je de fijngehakte champignons met kruiden een duxelle).
3.     Maak een groot vierkant van het bladerdeeg, zodat de rosbief erop past. Smeer een laag paté op het bladerdeeg, daarop de rosbief. Bedek de rosbief met de rest  van de paté en vouw het bladerdeeg dicht.
4.     Kwast het hele pakket met 2 geklopte eieren.
5.     Een half uur (zeker!) in de oven. Warm of koud te eten. En…snijd met een goed vleesmes.
Dat ik ‘m Bertone noem, is niet zozeer dat ik weer ’s wat bedacht heb, nee beslist niet. Ik wil ‘m met je delen, omdat ie zo verdomde lekker is. De facto kun je natuurlijk ook een stuk biefstuk, gewicht zie boven, gebruiken. En als je helemaal uit je dak wil, dan bestel je bij de goede slager, ik ken de beste, een longhaas. Longhaas. Zit bij de borstkas van de koe. Meestal zo’n anderhalve pond zwaar. Joden eten geen achtervoet van de koe. Nah nee, ik zal het niet weten. Beef Wellington in Frankrijk ‘Boeuf Wellington’, maar dat klinkt niet. Ooit een Fransman Wellington horen uitspreken? Enfin, menig chef heeft zo zijn idee. Ik de mijne.
Eet smakelijk!




donderdag 6 november 2014

Messi

Thuis heb ik een boek. “Cruijff, Hendrik Johannes, fenomeen”. Geschreven door één van mijn favorieten: Nico Scheepmaker. Naar aanleiding van de vierde druk van dat boek schreef de dichter Jan Kal het volgende (ik citeer slechts een klein stukje):

 “Dus Cruijff, Hendrik Johannes, fenomeen
lerende kennende, door merg en been,
waardeer je erger als je ouder wordt”.


De verering van Cruijff, léés zijn businessboek door Pieter Winsemius opgetekend in “Je gaat pas zien als je het door hebt” kent geen grenzen. Die als het ware adoratie heb ik overgebracht op mijn zoon. Toen ik een kleine jongen was en ook –net als hij – hockeykeeper, was het wél altijd bord op schoot zeven uur Ajax. Zelf ging ik zo af en toe vanuit het verre Oosten naar De Meer of het Olympisch. Nu al jaren samen naar de Arena, het Rinus Michels Stadion en zijn (Yoni’s) dwepen van zijn Godenvrienden kent géén grenzen. Ik vind het mooi. We lullen er over. Voorafgaand. Tijdens. Erná. We zijn het ook eens. Vaak. Als ik zijn ponem naast me zie, dan geniet ik. Dáár gaat het om. Of Ajax wint of verliest, er zijn belangrijker zaken.
Zo ook de wedstrijd van gisteren. ‘Wat dee jij op 5 november 2014?’ Yoni: ‘Ik was bij Ons Aller Ajax tegen Barcelona. Waardeloos man, we waren beter, maar kregen er twee om onze oren’. ‘Ja’, zei ik, ‘Ajax was echt héél goed. Voor mij was het Van Turenhout NUL-NUL. Ik was er ook bij. Ajax versus Messi: 0-2’. We kunnen winnen of verliezen, maar een betere club is er niet. En zo blijft Johan altijd Nummer Eén. Messi is een goede tweede. Een héél goeie tweede. Wij waren erbij.