Weinig ervaring heb ik met huren, maar weet nog wel
het verschil tussen gestoffeerd en gemeubileerd. Onder “gemeubileerd” echter
versta ik iets héél anders. Wat dat is ga ik je nu vertellen. Het zal je bekend
zijn dat mijn favoriet by far kippesoep is. Niet te verwarren met kippensoep.
Een kippesoep moet je zelf bereiden en eten zo je wil. Met, zonder. Ik vind mét
alles het lekkerst. Wat denk je van eitjes (eigeel, dooier en nog niet
uitgepoept door de kip), hartjes, maagjes, levertjes, nekjes (al noem ik het
halsjes). Ga maar ’s naar de poelier en vraag een pondje kippennekjes. Meekoken
tot gaar. Ligt ie uiteindelijk ter consumptie op je bord, dan pak je ‘m beet en
gaat kluiven, er zit heerlijk vlees aan, en je zal merken dat de werveltjes
makkelijk loslaten. Zo’n werveltje leg je dan op de rand van het bord. En als
je je hele bord leeg hebt gegeten, dan pak je van de rand nóg ’s de werveltjes
en zuig je ze uit. Voor de tweede maal.
En dan te bedenken dat ik mijn eigen bordje kippesoep aan tafel afmaak
met een lepel chrein. Héél gezond. Chrein is een mengsel van rode biet en
mierikswortel. Je moet goed voor je zelf zorgen. Vroeger had ik een tante en
een oom in Groningen. Zij was een oudere nicht van mijn Moeder. Simon (16
februari 1893 – 5 juli 1976) en Rika de Beer-van den Berg (22 januari 1901 – 21
juni 1976). Oosterhamrikkade 40 in Groningen. Er zijn bepaalde dingen die je
nooit meer vergeet. Ik ga je nu niet vermoeien met het hele verhaal over tante
Rika en oom Simon, dat heb ik elders al eens gedaan, maar wil je alleen even
vertellen dat zij alléén teruggekomen zijn. Hun beide zoons zijn in Auschwitz
vergast. Zo’n leven dus. Zo’n last. Maurits, geboren op 12 november 1922 is op
30 september 1942 op 19 jarige leeftijd in Auschwitz vergast. Abraham, van 17
december 1925, 16 jaar jong, is op 14 augustus 1942 in Auschwitz vergast. Vind
je het vreemd dat ik hen lieve, heel lieve mensen blijf vinden. Eenmaal hebben
wij bij hen Oudjaarsavond gevierd. Met Wim Kan op de radio. Wat was het? 1960?
1961? Ja, 1960 was het. Ik was vier. Ik moest natuurlijk, met z’n allen gezeten
rond de eettafel, meelachen met iedereen over de grappen van Kan, maar ik
begreep ze toen nog niet. Wij hadden eerst gegeten en tante Rika had als
voorgerecht kippesoep gemaakt. Heerlijk. Lekker. Bijna net zo lekker als mijn
Moeder de kippesoep maakte. Ook bij tante Rika kreeg je een levertje, een
hartje, een paar soepballetjes, een maagje, een eitje én een halsje (als je
mazzel had twee!) op je bord in de soep. Smullen en kluiven en nog ‘s. Tante
Rika genoot zichtbaar wanneer iedereen en ik zo zaten te smikkelen en genieten.
Ná middernacht en een ‘Gelukkig Nieuwjaar’ reden wij nog van Groningen terug
naar Lochem. Ik sliep op de achterbank. Bij het vertrek zei tante Rika tegen
mij: “Kom je gauw weer, Bertje, dan heb ik voor jou weer gemeubileerde
kippesoep”.
zondag 28 december 2014
maandag 22 december 2014
Johannes van Dam
Dik een jaar geleden overleed Johannes van Dam. Er
is al veel over hem geschreven. Product van zwaar getraumatiseerde ouders. Een
heel ernstig auto ongeluk. Zijn solistisch leven thuis. Zoals ik fan ben van
mijn honderd kookboeken in de kast (een ander zegt het helpt toch niet), zo ben
ik fan van Joodse kookboeken en van de New Yorker Mark Bittman. En ja…
Van Dam. Toen ik van Yoni en Avital ooit voor mijn verjaardag zijn
standaardwerk “De Dikke Van Dam” kreeg, kon ik nog niet bevroeden wat een
geweldig leesboek, als een naslagwerk, zijn schrijven een inspiratiebron zouden
zijn. Zijn veelzijdigheid is overal geroemd, culinair journalist,
kookboekenwinkel, receptenboeken bibliotheek. Het eind is zoek. Naar zijn
wekelijkse keuring en rapportage in Het Parool, léés die krant, keek ik immer
uit. En…….veel van zijn getipte restaurants proefondervindelijk ontdekt.
“Reuring” heb ik er aan overgehouden. In de Lutmastraat. Hij gaf het
rapportcijfer 10. Ik doe mee! Slechts
één beoordeling was een mispeer. Avital en ik zijn eens naar een door Van Dam
aanbevolen Thai geweest op de Albert Cuypstraat. Wat was dat erbarmelijk
slecht. Details zal ik je besparen. De voorganger genoot bekendheid. Deze was
een drama. Niet lang volgehouden. Ook in Het Parool wekelijks zijn culinaire rubriek,
met aardige wetenswaardigheden (gelijk De Dikke Van Dam). Met ruimte voor
vragen van lezers. Immer heel boeiend en grappig. Zo ook Van Dams antwoorden
onderhoudend en leerzaam. Eerst nog even een uitstapje naar de lokale
televisieomroep AT5. Bianca Tan is er de culinair redacteur en een slordige
x-jaar geleden een –als ik mij goed herinner- driedelige serie over Johannes
van Dam. Pracht tv! Zo liefdevol en warm waren de interviews. De beelden waren
ook van ongekende demonstratiekwaliteit. Eén voorbeeldje wil ik je niet
onthouden. De wijze waarop Van Dam asperges bij zichzelf thuis kookt. In zijn propvolle
poppenhuisje aan de Spuistraat. Dat daar nog een camera bij kon… Niet meer en
niet minder. Een paar uur in een schaal in koud water. Dan met de dunschiller
snijden. Kont er af. In schaal, water erbij tot ze net wel net niet onder staan
en dan….magnetron op 900 Watt, 10 á 12 minuten. Zelf doe ik 11. Dus niks
aspergepan. In het seizoen kan ik dagelijks asperges eten, zo wordt het wel
heel gemakkelijk. Mijn ideale aspergediner: pondje asperges –zie boven,
roomboter (de kenners weten dat ik Becel benut), Mimosa eitje, pietsie
peterselie, een paar gekookte jonge aardappeltjes en een kalfsmedaillon er
naast óf gerookte zalm (mijn Vaders favoriet). Terug naar de rubriek op
zaterdag in de krant. Ik, wijsneus, wilde Van Dam wel ’s beetnemen. Mijn vraag
aan Johannes: Beste Johannes, in een recept van mijn Moeder kom ik het volgende
tegen: “…..en dan doe je er nog wat SJEIEROKES bij…”. Wat is dat?
Waar kan je het kopen? (Sjeierokes is een soort ratjetoe, ratatouille.
Restanten overgebleven groente van de afgelopen dagen. Een Jiddisch woord). Van
Dam ging er zo bloedserieus op in en zijn antwoord stond een week later al in
de krant. Per kerende email bedankte ik hem hartelijk voor de uitleg. Ik ben er
heel blij mee. En á propos nog één vraagje: zo kom ik –dat schrijf ik hem- in
het boterkoekrecept van mijn Moeder ook tegen dat er wat NESJOMME bij moet.
Weet jij wat dat is Beste Johannes? (Je moet weten dat het Hebreeuws woord
nesjama ziel betekent en verbasterd is in het (Nederlands-) Jiddisch tot
nesjomme). En verdomd een week later het tweede antwoord van Van Dam. Toen heb
ik hem maar geschreven dat ik hem aan het oetsen was en dat ik met een kop
koffie aan de overkant het wilde goedmaken. We hadden een deal. Niet bij mijn voorkeur
café De Zwart, maar er naast –daar waar hijzelf dagelijks komt- Hoppe. Daar
dronken wij met een paar koppen koffie het af. Wij hadden dezelfde voorliefde
voor stamppot andijvie met een bal gehakt. Ik herinner mij een sportieve lach
onder zijn grijze platte baard. Met pretoogjes. Al weet ik niet of dat van een
Winschotense boer met kiespijn was.
dinsdag 16 december 2014
Negenmalen
Wie helpt me bij het oplossen van wat vragen rond
het “negenmalen”? Al ver vóór de oorlog speelde mijn Vader kaartspellen als
whist, skat, baccarat en bridge. Mijn Moeder leerde ook snel bridge. Verreweg
het populairst bij ons thuis. In Knokke in het casino speelde mijn Vader
baccarat en mijn Moeder roulette. Die verhalen komen nog wel eens. Met mijn
Moeder heb ik ook canasta gespeeld, voordat ik bridge leerde (dat leer je
nooit, zie ik iemand wispelen) werd er in gezinsverband ook éénentwintigen,
éénendertigen en jokeren gespeeld. Pesten was meer favoriet van mijn jongste
zus. Met mijn Moeder heb ik nog wel veel gebridged, feest!, mijn Vader overleed
veel te vroeg, dus beiden hebben niet van elkaar kunnen genieten aan de
overkant van de bridgetafel. Vanzelfsprekend de bekende gezelschapsspellen,
welke ook gretig aftrek vonden met Yoni en Avital. Van Scrabble tot De
kolonisten van Catan. Mijn ultieme wens is om ooit zowel met Avital als met
Yoni te bridgen. Ook zonder de ballast van de kinderen gingen mijn Ouders in de
jaren vijftig en zestig vaak naar Knokke, met name rond Kerst. Zomers een maand
met z’n allen. Praktisch alle andere feestdagen als Oudjaar, Pasen, Pinksteren
kwamen mijn tante en lievelingsoom Bram een week end naar ons. De winkel en de
fabriek van de Winschoter Citroenballetjes van B. van Berg waren op maandag dan
dicht en Bram kon lekker vissen in het Twente-Rijnkanaal. Dat was zijn hobby.
Onder andere. Zij waren géén bridgers. Er werd veel en uitgebreid gegeten en
naar Wim Kan op de radio geluisterd. En dan kwam het: het feestje van Bram.
Negenmalen. Een kaartspel. Twee stokken kaarten. Eén bank: de deler. De anderen
zijn de spelers. Per rondje kocht je twee kaarten voor één cent of voor een
stuiver. Bram, de bank, de deler draaide van het andere spel negen kaarten
dicht op tafel, met de rug naar boven dus. Dan werden de eerste twee gekeerd.
Had je er één van, dan mocht je die ruilen. De derde en vierde kaart leverden
één cent op, de vijfde en zesde twee cent en nummer zeven en acht maar liefst drie
cent. De negende kaart was dus de negenmaal. Negenmaal je eigen inzet! Kwam dus
niet al te vaak voor, de bank wint steeds (welke bank niet?) en als ik dan als
kleine jongen een keer de negenmaal had met een stuiver, wow! ik was de koning
te rijk! Waar gaat het nu om? Als ik Google kom ik niets tegen. Alle mogelijke
trefwoorden al geprobeerd. Ik kom het uberhaupt nergens tegen. Niemand die er
iets van af weet. Is het een Bramspel? Komt het uit Winschoten? Uit Groningen?
Lochems was het niet, want mijn Vader vond er geen gein aan. Te kleinisch. Tot
ik de vraag stel aan een dierbare vriendin (GV) en een idem vriend (LG).
Verrek, zij hebben het vroeger thuis ook wel gespeeld. Het is dus bekend. Is
het dan een Joods kaartspelletje? Een Amsterdams spel misschien? Heb ik de
regels bij het rechte eind? Al dit soort vragen wil ik héél graag opgelost
zien. Okay, er zijn belangrijker problemen in de wereld, maar stel je weet één
van de antwoorden en je hebt een minuutje over (voor mij), dan hoor ik het
graag! Ik ben je dan negenmaal dank verschuldigd.
maandag 8 december 2014
Zeuren
Je kent dat wel:
zeuren. Mensen die zeuren. Andere levende wezens heb ik nog nooit zien zeuren.
Een menselijke eigenschap. Al word ik er zo langzamerhand mesjogge van. En als
je vindt dat ik zeur, dan heb je op voorhand gelijk.
In één van mijn
boeken heb ik al geschreven over Aposivitis Calcinea. Dat is óf te weinig óf te
veel kalk in je botten en dat leidt dan weer tot zweetvoeten. Ik heb daar geen
last van, ook niet gehad, maar Paul een ouwe vriend van me van 48 jaar geleden
wel. We zaten bij elkaar in de klas op de HBS, we hockeyden samen en hij heeft
ook van mijn Moeder bridge geleerd. Hij had dus last van aposivitis calcinea.
We gingen ooit ’s kamperen, niemand moest Paul in de tent. Bij mij mocht ie.
Met zijn poten buiten boord. Nooit kunnen bevroeden dat ik daar over zou
schrijven en eerst in een andere context. Hoe dat zit: zeuren. Van die vooral
kennissen, want vrienden doen dat niet, willen een geleerde indruk maken en
kakelen zich bont en blauw bij ons in de achtertuin. Op twee locaties in
Amstelveen. Die van de Gerrit van Heemskerklaan, daar gaat het nu over. Tussen
het grote vlonderterras en de tennisbaan een tuin met een schuurtje. Bloemen en
planten. En nu komt het: mijn kennissen hebben het immer over die plant, die bloem,
die plant, die bloem, die struik, die heester, die struik, dat boompje en… dat
allemaal in proper Latijn, alsof ze de hele encyclopedie uit het hoofd hadden
geleerd. En ik maar ‘jaja’ en ‘inderdaad mooi’, dat soort tekst. Mesjogge werd
ik ervan. Tot….ik uitgevonden had met het volgende te pareren : ‘… en (wijzend)
hoe vind je die aposivitis calcinea…?’ ’Huh?’ Met boter en suiker.
Zo heb je ook
van die lui die alles weten van wijn en pretenderen beter te zijn dan Hubrecht
Duijker of zo. Ik zal het kort houden.
Ik lust ook wel een glas wijn, maar zeur daar niet over. Ik zeur niet dat ik
geen witte wijn meer mag drinken en rood drink ik alleen Zuid Afrikaans.
Nederburgh uit Stellenbosch. En welk type, jaar, rugnummer, boomgaard, fruitig,
rond op de tong. Alles even lekker. En dan drink ik zo’n fles leeg. Een wijn
die ik open maak die niet te drinken is gaat zo de gootsteen kleuren. Al ben ik
wat zuiniger geworden. Vaak win ik een fles rode wijn op een bridgedrive. ‘Mmm,
lekker kookwijntje’, roep ik dan. En zo is het ook. De echt! allerlekkerste
fles die ik ooit gedronken heb, is door Yoni meegenomen uit Kaapstad, bij mijn
favoriete groothandel en het is de uit Elsenburg, vlakbij Stellenbosch,
afkomstige Kanonkop. De duurste en de lekkerste. Mag je me altijd cadeau doen. Zeuren
doe ik niet, maar het mag. Zo’n fles. En mocht je ooit in een hete zomer de
lekkerste rosé willen, vraag dan naar die van Boschendal. Ik zeg het je maar één keer, dus schrijf het
even op, anders ben je het morgen weer vergeten. Ik was ooit naar een
wijnproeverij, zo’n twintig jaar geleden. Wist ik veel wat er mij te wachten
stond, dan wel hoe ik mij moest gedragen. Een Amsterdamse wijnhandel
binnengelopen tussen Jodenbreestraat en Waterlooplein en ik kreeg de tip. Ná
het zevende glas zeg je: ‘Karnemelk’ en zie wat er gebeurt… De alom bekende
wijnkenner Jan Hein Verlinden die de show gaf en een riedeltje ver weg
voorzeurde heeft af en toe nog nachtmerries. Met boter en suiker.
Vandaag de dag
wordt er veel over eten gepraat. Ach ik doe mee. Immers het is de tijd. Ik heb
het niet over de afslankclubs, de dieten, wat wél lekker is en wat niet en wat
niet of wel gezond is. Dat weet je zo langzamerhand al. En ik uiteindelijk ook.
Populair is ook de Nederlandse keuken af te kraken, af te fikken. We zijn
allemaal kenners geworden. De Belgische, de Japanse, de Italiaanse, de Franse
keuken. Holland spreekt een woordje mee. En tegelijkertijd het schaamrood op de
kaken zeuren over onze eigen Hollandse pot. Ik ben geen wetenschapper, ga dus
nu ook niet allerhande theorien spuien, maar één ding: groente is gezond. Een
aardappel is gezond. Een stuk vlees is gezond. Eens? De door mij zo
gewaardeerde superkookprofessor Mark Bittman (zoek maar op Google, maar trek
een weekje uit om er doorheen te komen!) heeft geweldige ideeen. The Minimalist
noemt ie zich dan. Minimum aan geld. Minimum aan ingredienten. Minimum aan
handelingen. En…een maximum resultaat. Ik heb Mark nog nooit iets horen
vertellen over de Hollandse stamppotten. Wie weet. Niet in zijn filmpjes
op Youtube en in The New York Times, en
niet in zijn honderden receptenboeken. Niets over stamppot zuurkool,
boerenkool, andijvie, hutspot, hete bliksem, spinazie, raapstelen. Je kan er de
hele winter mee doorkomen. Zonder zeuren. Met een runderrookworst van Robert
Zikking op de Marathonweg, of met een runderbalgehakt, zoals alleen mijn Moeder
die maakte. Mij kan je midden in de nacht wakker maken voor drie gerechten.
Kippesoep, nieuwe haring en…stamppot rauwe andijvie met (minimaal) één mooie
bal. Met boter en suiker of zoiets.
Ik geef je hierbij het recept van mijn Moeder en zo maak ik het ook nog steeds.
Ik geef je hierbij het recept van mijn Moeder en zo maak ik het ook nog steeds.
Stamppot rauwe
andijvie ‘Oma Tonny’. Voor 4 personen: 800 gram aardappels, schillen en in ruim
kokend water bijna gaar koken; 750 gram verse (gesneden) rauwe andijvie erbij,
met houten pollepel even onder de waterspiegel duwen, vijf minuten is lang zat;
met vergiet het water er uit, klontje Becel uit het kuipje erbij en nog even in
de pan. En nu komt het: stampen! Opscheppen op een bord met in het midden een
kuil, voor de rundvleesjus. Mosterd of piccalilly naar keuze erbij eventueel.
En als je het recept voor de bal gehakt wil hebben, dan geef je maar een gil.
Je weet de weg. En zoals in zoveel gevallen: het tweede bord smaakt altijd
beter.
It’s about time.
De winter komt er aan, de kou. Het is er tijd voor. Aan de stamppot! Met boter
en suiker en niet zeuren.
zondag 30 november 2014
Und die Musik spielt weiter
Een uitdrukking van
mijn Vader. Nadat er iets heel ergs gebeurd was ging –hoe wrang ook – het leven
verder. Voor het Nieuw Israelietisch Weekblad had ik het idee een rubriek
“Geheid Erfgoed” te realiseren. Ik nam het voortouw met het volgende verhaal,
dat gepubliceerd is op 25 juli 2003.
Ik citeer mezelf: De Trapgevel.
In Holland staat een
huis. Dus ook in Lochem. De naam Lochem betekent: huis in het bos. Het huis
waar ik het NU over heb staat op de Markt, althans zo noem ik het, want
feitelijk is het de Bierstraat. Het huis staat op nummer 2. Midden op de Kleine
Markt tegenover het huis staat de Nederlands Hervormde Kerk en het Stadhuis van
Lochem. Stadsrechten in 1233 van Graaf Otto van Gelre. Deze gebouwen zijn ouder
dan het huis op de Bierstraat 2, met aan de achterkant ná de tuin de
Achterstraat; links hotel “Meenderink” (in tegenstelling tot verderop hotel “’t
Zwijnshoofd” NIET fout) en rechts een steegje, de Spaarbanksteeg, van de Kleine
Markt naar de Achterstraat dus en verder naar de Schoolstraat en Zuiderwal. In
het steegje heeft menig knaap zijn eerste of tweede kusje aan zijn deerntje
gegeven. Op de Grote Markt, voorbij de kerk, was jaarlijks de kermis en
wekelijks de markt. Ja, hoe kom je anders aan die naam. Op de Kleine Markt was
maandelijks de veemarkt. Ná het handjeklap een borreltje er op bij Scholten van
“Meenderink”. Het huis dateert van 1638,
mét trapgevel en behoorlijk tot zeer groot, diep, gelijk de tuin die is ook
diep. Met achterin de tuin een klein houten huisje, de wc. Tot in de oorlog in
Joods bezit geweest. Lochem was zo’n medienestadje met een bloeiende kille,
wekelijks minje in de (inmiddels prachtig gerestaureerde) sjoel op de Westerwal
6. Bekende familienamen uit die tijd: Vromen, Leverpoll, Weijler, Heilbron en
Fortuin. U kunt er over lezen in “Da’s mooi voor Lochem”, het eerste boek van
de schrijver dezes. Lochem, met 33% was ná Zandvoort en Lunteren derde in rij
wat betreft het percentage NSB-bevolking. In de diverse boeken over de stad
wordt de deportatie in 1943 van de “overgebleven” Joden gememoreerd. Terug naar
het huis waarom het gaat. Anno 1638 dus. Trapgevel. In de negentiende eeuw was
het huis een bank, de Bank van Lening. In sommige boeken wordt overigens
geschreven over ‘het gebouw van de spaarbank’. Zakendoen op zijn Joods in de
mediene. Pal op de Veemarkt. Tot in de oorlog
werd het statige pand bewoond door de familie Salomon Joseph Vromen van
1895 en niet teruggekomen. Zijn en mijn voorvader Samuel Michiel kwam uit
Urbach bij Neuwied, onder Koblenz, in plm. 1750 – 1760 naar Lochem en was
koopman en manufacturier. In de winkel werd een manufacturenzaak gedreven, maar
ook hoeden en beddengoed werd er verkocht. De familienaam Vromen is overigens
onlosmakelijk verbonden met Lochem –en andersom-, sinds 1750 toen de eerste
Vromen zich daar vestigde. De laatste Vromen in Lochem geboren in 1956 en
vertrokken in 1967. Het huis met de trapgevel uit 1638 is in de einde jaren 60
van de vorige eeuw buitengemeen gerestaureerd tot openbare bibliotheek.
Momenteel (2003) in gebruik als raadzaal van de gemeente Lochem.
Tot zover. Dan gaat
er een paar jaar overheen. Nu zo’n dik jaar geleden zijn wij in Lochem en als vanzelfsprekend
naar “Meenderink”, de familie Scholten voor koffie en meestal lunch. Altijd
heerlijk. Mijn Vader kwam vroeger al veel bij Scholten, bij Meenderink. Met
….Scholten op school gezeten en als er veemarkt was werd er wel ook door mijn
Vader een borreltje, ouwe jenever of een brandewijn met suiker, gedronken. Vaak
mocht ik mee. Een flesje Hero Sinas of Coca Cola, misschien wel een flesje
Herschi Cassis. Jan Hendrik Meenderink, 1872 – 1961, was caféhouder van het
oudste café van Lochem. Hotel-café-restaurant “Meenderink”. De zaak werd overgenomen door Diederik
Johannes, kortweg Dirk Scholten. Een goeie bekende van mijn Vader en later wordt zijn zoon Gerrit de
eigenaar. Ik herinner me hen nog. De gezichten blijven in herinnering. Omdat
mijn Vader er graag kwam, zette ik die traditie voort. Een jaar geleden dus
vraag ik aan de vriendelijke serveerster of Scholten er ook is. De vraag stelde
ik niet zo maar, nee: Scholten heeft het pand op nr. 2 gekocht, het Salomon
Joseph Vromen huis. Om het te restaureren en in gebruik te nemen als een
sterrenrestaurant. Restaurant was dit gebouw nog nooit geweest. De eerste
bestemming was het huis van de Lochemse rechtspraak: “het Richtershuis”. Daar
waar recht gesproken werd. Later tot 1942 winkel in manufacturen, hoeden,
beddengoed. Toen ná de oorlog er niemand van dat gezin was teruggekeerd, werd
door de overkoepelende, nationale Joodse organisaties het pand verkocht aan de
gemeente Lochem. Voor een habbekrats. Gelukkig wordt door de gemeente
zorggedragen voor het eeuwig durend onderhoud van de begraafplaats. In bezit
van de stad werd het eerst de bibliotheek en later deed het dienst als
raadzaal. Het raadhuis. ’t Raedthuys. Wij spreken even met Gerrit, een jaar of
twintig jonger dan mijn Vader zou zijn en hij vertelt van de razzia in 1942,
Hoe als beesten het gezin Vromen uit huis werd gehaald en op de open
vrachtwagen werd gesmeten. Het laatste dat Scholten zag waren “…de prachtige
vlechten van het mooie meisje…” en hij is geroerd. Een enkele traan. Na enige
keren diep ademhalen: ”Zij waren allemaal zulke goeie mensen. En o wat was
Jansje mooi… “. Salomon Joseph van 1895
is in 1943 ‘ergens in Midden Europa’ overleden. Een jaar ná Lochem… Vrij snel
ná de razzia en ná Westerbork zijn zijn
vrouw Mietje Vromen – Kannewasser ( haar tekst: “jaja, je mag wel even naar het
huusken…”) van 1893 net als hun kinderen Jansje Josephina, van 1925 en 17 jaren
jong toen en Sander, van 1928, nóg jonger, meteen ná aankomst in Auschwitz en
een douche… enfin, ik zeg zoals het is:
vergast. Vergast.
De nieuwe, derde
generatie Dirk en Anneke Scholten voert nu het beheer over Meenderink en is
sinds ruim een jaar eigenaar van het Vromenhuis met de trapgevel van 1638,
alwaar zij nu de juiste bestemming aan geven. Een restaurant. Een prachtige
verbouwing vindt plaats. De voorbereidingen zijn heftig en volledig. Aan alles
wordt gedacht. Op 12 november 2014 werd “’t Raedthuys” officieel geopend door
Sebastiaan van ’t Erve, de burgemeester van Lochem. In de krant (Stentor) werd
vooraf melding gemaakt van de feestelijke gebeurtenis. De laatste zin in het
artikel is: “…Een familielid van een Joods gezin dat van 1892 tot en met 1943
in het pand gewoond heeft is ook aanwezig”.
Ik had me –echt- uit eerbied voor mijn oom, tante, achterneefje en
achternichtje ‘verheugd’ om erbij te zijn. Ik kreeg het niet voorelkaar. Het
maakt me zo kwetsbaar, die genadeloze strijd van pijnlijke en verborgen
confrontaties met het verleden. Het verleden ook van Lochem. Van alle Vromen.
Het ontroert me keer op keer en ik vind het wreed. Héél wreed. De open wonden
blijven. Wij gaan er nu zaterdagavond 29 november 2014 dineren. Inmiddels ligt
dat hoogtepunt dineren in ’t Raedthuys vierentwintig uur achter ons. Anneke
Scholten heet ons welkom en belooft ons dat wij zullen genieten. Dat hebben we
gedaan! Genieten!
En zoals mijn Vader
mij al leerde…. “und die Musik spielt weiter…”.
Verklaring van een
paar woorden. Fout, dat wil zeggen dat iemand heulde met de moffen. Deerntje is
een jong meisje. Medienestadje: Amsterdam is de grote stad, Mokum. De rest van
het land is de mediene. Mediene is dus land. Kille is kehilla, een Joodse
gemeente in een stad. Minje is minjan, het quorum van tien volwassen mannen
voor een synagogale dienst. Sjoel, dat is een synagoge.
vrijdag 21 november 2014
Weet jij wat een slont is?
Nee, nu niet zo bijdehand en meteen opzoeken wat een
slont is. Een goeie jongen hoor, daar niet van. M’n chawwer (gabber, goeie
vriend) uit Buitenveldert. Wij delen veel hobbies samen. Wij hebben ook een
vergelijkbare achtergrond, roots, geschiedenis, rugzak. En…verdomd! de zelfde
fouten! Zojuist zaten wij aan de telefoon wat actuele zaken te bepraten (het
parlement voor twee). Waarover het ging dat hoor je niet. ‘Wat doe je?’, vraagt
ie. ‘Ik heb een gepekelde kalfstong aan de kook’. ‘Mmm, over je einde. Heb je
er mierik bij?’. Ik vertel hem dat ik geen zelfgemaakte of is het eigengemaakte
mierik meer over heb. Nog wel een pietsie in een klein potje in de koelkast. Op
mijn lijstje staat de mierikswortel. En bieten. Even chrein maken. Zoek maar
op. In mijn kippensoep doe ik in mijn bord één lepeltje chrein erbij. En of dát
lekker is. Hij, die chawwer, is een echte. Je weet wel. Hij nam mij de broekjes
mee. Ik kan niet wachten tot het nieuwe seizoen. Broekjes zijn schelviskuitjes.
Recept op aanvraag. Geloof me….alsof engeltjes over je tong piesen. Minstens
één van zijn voorvaderen was slager. Mijn opa van mijn Moeders kant ook. De
koosjere slager Louis Cohen in de Folkingestraat in Groningen. Mijn Vader was
handelaar in huiden, leer en pickers. Hij kwam ook wel bij de Lochemse slagers.
Niet alle! De huid van de geslachte koe liet mijn Vader dan ophalen. Onderwijl
kreeg mijn Vader veel vlees mee. Dat niet gegeten werd. Joden eten het wel. De
achtervoet van een rund is niet koosjer. Voorbeeld: ossenstaart. De voorvoet
wel. En de rest. Ik ga nu niet schrander de hele trits aan delicatessen van het
rund, de koe, het kalf, noemen, maar vertrouw me ik weet wat een koe is. Zullen
we toch een paar? Wat denk je van muis, ezel, bavette, puntborst, naborst,
diamanthaas. Mijn absolute voorkeur is de longhaas, ook wel Jodenhaas genoemd.
Lekkerder dan tournedos, dat stuk vlees dat Joden niet mogen eten. Longhaas.
Net zo bakken als een biefstukje, enfin… Mijn Vader kocht dan die lekkernijen
voor thuis, Ja, ik weet wat een tong is. Het op één na lekkerste stukje vlees van
het rund. Mijn Moeder sneed altijd eerst het keelstuk eraf. Vol met
cholesterol. Vol met cholesterol. Zo vol dus. Vandaag hetzelfde gedaan.
Kalfstong.
Zegt die chawwer: ‘Weet jij wat een slont is?’
zondag 16 november 2014
De chauffeur
Een
chauffeur is iemand die een motorvoertuig bestuurt. Meestentijds heeft zo’n
chauffeur z’n rijbewijs. Ik schrijf ‘zijn’, omdat ik het hier over de heren
chauffeurs heb, van wie ik vind dat het bijna allemaal klootzakken zijn.
Schelden op auto’s van me dit en me dat. Nee, vriend, het is niet de auto, maar
JIJ bent het. Een slechte chauffeur, een slechte bestuurder en een slechte
beheerder.Was het
eerst dat wij ons ergerden aan de veel te hard rijders, toen de bumperklevers
en de op de linkerbaanblijvenrijdenrijders. We hebben het vroeger al gehad over
die gasten met een antenne van zes meter op het dak, of van die race-strepen.
Ook de dubbele uitlaat is jarenlang populair geweest, net als de vossenstaart
zwaaiend vanaf de top van de antenne. Je auto vol stickers. Ja, lachen, van
alle campings bezocht. Brede banden en glimmende velgen was een jaloersmakende
hobby. Pimpen. Tunen. En een lol dat ze hadden. Die hondjes op de hoedenplank.Anno
2014 zijn wij veel geciviliseerder, beschaafder, nóg netter opgevoed en gedrild
door de rijinstructeur correct te rijden. Niet vals spelen bij het theorie
examen. Ach, wij zijn een schoon volk.De
claxon. Ik heb ‘m al weer gehoord. De boem boem boem dreun van de muziek in de
auto. Niet hard, nee, héél hard. Gesponsord door Beter Horen. Ik ben er nog
lang niet. De richtingaanwijzer die niet gebruikt wordt. De facto: nooit meer
eigenlijk. Dus je ziet niet waar je vriend en collega chauffeur vóór je naar
toe gaat. De remlichten die het niet meer doen. Wat denk je van de kapotte
verlichting aan de voorkant. Erger nog is indien de koplampen zo zijn afgesteld
dat zij permanent ‘groot licht’ blazen. En de hedendaagse nieuwe
koplampschijntechniek doet echt pijn aan je ogen. Gesponsord door Hans Anders
en Toff Optiek. Afstand houden hoeft niet meer. Met 60 op de snelweg is ook
fijn. En met 230 km/ u op de A2 is lef hebben.De
bekende vinger is een goed gebruik van de chauffeur. Door rood licht rijden
moet kunnen. Op parkeerplaatsen voor invaliden is lekker dichtbij en dus heel
gemakkelijk. Mijn tijd is kostbaar. De verkeersaanwijzingen negeren en maling
hebben aan de wandelaar, het schijnt erbij te horen. Ga maar ’s voor een zebra
staan om over te steken. Parkeerplaatsen worden dubbel bezet. Dat verdient
uitleg. Niet twee auto’s op één parkeerplaats, nee, één auto op twee
parkeerplaatsen. Of de auto op de stoep
parkeren en … heel spannend is precies op de schuine band van het trottoir,
zodat rolstoelers er niet op of af kunnen rollen.Rechts
inhalen, veel te laat ritsen, pardoes op de rem trappen, trappen! Slingerend
door files op de A2 of A4, slalommend en dan uiteindelijk ben je op de plaats
van bestemming dan weet je dat je véél sneller was. Dan wie? Cruijff: je bent
niet sneller of langzamer. Je moet gewoon op tijd vertrekken.Voorrang
verlenen is uit de tijd. Voorrang verlenen aan zwaailichten en sirenes is ‘rot
op, man, ik moet ook naar m’n werk, of naar huis’. Dat de regering miljoenen
moet pompen in een Bob-campagne is veelzeggend. Enfin ik
kan mijn betoog, beklag, ergernissen over vijf pagina’s uitspreiden, ik zou de
taal van de beste schrijvers kunnen bezigen, maar ik denk dat ik zo ook wel m’n
punt maak. Het zijn
dus niet de auto’s die kapot zijn, nee, integendeel. De chauffeurs zijn ziek.
Heel ziek.
dinsdag 11 november 2014
Beef Wellington Bertone
De liefde van de man gaat door de maag. Dat zal, maar je
moet wel eerst wat op tafel krijgen. De eerste hertog van Wellington Arthur
Wellesley, 1769-1852, was mesjogge met dit gerecht. Identiek, maar dan met
ganzenlever en ossenhaas. Ganzenlever is écht not done. Ja, dat vind ik. Dus
Bertone benut iets anders. Die Wellington was een kanjer. De ‘IJzeren Hertog’.
Hij versloeg Napoleon bij Waterloo.
Hier het recept voor vier personen:
800 á 1000 gr rosbief,
500 gr champignons, 4 sjalotjes, 400 gr kippenlevertjes, krulpeterselie én
Amsterdamse platte peterselie, peper van de molen, eventueel wat grof zeezout
(ik niet), bladerdeeg en 2 eieren.
Onder voortdurend handen wassen aan de slag.
1. Rosbief
aanbraden in ruim Becel. Mooi, rondom. Een minuut of 10, maximaal 15. Op
keukenpapier leggen en afkoelen. Verwarm ondertussen de oven op 225’C.
2. Sjalotjes
in grove stukken, champignons en gewassen kippenlevertjes braden tot het lekker
aankookt, dan een pietsie water erbij, tot de kippenlevertjes nét gaar zijn.
Dit alles in de keukenmachine draaien met het scherpe mes tot er een paté
ontstaat. De Amsterdamse en krulpeterselie in ruime mate erbij. Eventueel wat
zeezout en zeker flink peper van de molen. (Je mag wat mij betreft de paté ook
pastei noemen. Pastei noem je het als ie ingepakt wordt in (blader)deeg. Een
paté is een mengsel met gekookt en gemalen vlees. En waan je je zelf als master
chef dan noem je de fijngehakte champignons met kruiden een duxelle).
3. Maak
een groot vierkant van het bladerdeeg, zodat de rosbief erop past. Smeer een
laag paté op het bladerdeeg, daarop de rosbief. Bedek de rosbief met de
rest van de paté en vouw het bladerdeeg
dicht.
4. Kwast
het hele pakket met 2 geklopte eieren.
5. Een
half uur (zeker!) in de oven. Warm of koud te eten. En…snijd met een goed
vleesmes.
Dat ik ‘m Bertone noem, is niet zozeer dat ik weer ’s wat
bedacht heb, nee beslist niet. Ik wil ‘m met je delen, omdat ie zo verdomde
lekker is. De facto kun je natuurlijk ook een stuk biefstuk, gewicht zie boven,
gebruiken. En als je helemaal uit je dak wil, dan bestel je bij de goede
slager, ik ken de beste, een longhaas. Longhaas. Zit bij de borstkas van de
koe. Meestal zo’n anderhalve pond zwaar. Joden eten geen achtervoet van de koe.
Nah nee, ik zal het niet weten. Beef Wellington in Frankrijk ‘Boeuf
Wellington’, maar dat klinkt niet. Ooit een Fransman Wellington horen
uitspreken? Enfin, menig chef heeft zo zijn idee. Ik de mijne.
Eet smakelijk!
donderdag 6 november 2014
Messi
Thuis heb ik een
boek. “Cruijff, Hendrik Johannes, fenomeen”. Geschreven door één van mijn
favorieten: Nico Scheepmaker. Naar aanleiding van de vierde druk van dat boek
schreef de dichter Jan Kal het volgende (ik citeer slechts een klein stukje):
“Dus Cruijff, Hendrik Johannes, fenomeen
lerende kennende,
door merg en been,
waardeer je erger als
je ouder wordt”.
De verering van
Cruijff, léés zijn businessboek door Pieter Winsemius opgetekend in “Je gaat
pas zien als je het door hebt” kent geen grenzen. Die als het ware adoratie heb
ik overgebracht op mijn zoon. Toen ik een kleine jongen was en ook –net als hij
– hockeykeeper, was het wél altijd bord op schoot zeven uur Ajax. Zelf ging ik
zo af en toe vanuit het verre Oosten naar De Meer of het Olympisch. Nu al jaren
samen naar de Arena, het Rinus Michels Stadion en zijn (Yoni’s) dwepen van zijn
Godenvrienden kent géén grenzen. Ik vind het mooi. We lullen er over.
Voorafgaand. Tijdens. Erná. We zijn het ook eens. Vaak. Als ik zijn ponem naast
me zie, dan geniet ik. Dáár gaat het om. Of Ajax wint of verliest, er zijn
belangrijker zaken.
Zo ook de wedstrijd
van gisteren. ‘Wat dee jij op 5 november 2014?’ Yoni: ‘Ik was bij Ons Aller
Ajax tegen Barcelona. Waardeloos man, we waren beter, maar kregen er twee om
onze oren’. ‘Ja’, zei ik, ‘Ajax was echt héél goed. Voor mij was het Van
Turenhout NUL-NUL. Ik was er ook bij. Ajax versus Messi: 0-2’. We kunnen winnen
of verliezen, maar een betere club is er niet. En zo blijft Johan altijd Nummer
Eén. Messi is een goede tweede. Een héél goeie tweede. Wij waren erbij.
Abonneren op:
Posts (Atom)