zondag 25 mei 2014

Brood

Besef je je wel hoe belangrijk brood is? Hoe belangrijk brood voor jou is? Welk een voorname positie neemt brood niet in, in ons dagelijks leven? Het begint met onze broodwinning; dan kunnen we daadwerkelijk brood kopen.
Je weet: ik hou van eten, van lekker eten
Mijn Moeder leerde mij: “…daar waar met liefde wordt gekookt, smaakt alles lekker…”
Net als ijs en pasta, maak ik zelf geen brood. Ik heb geen broodmachine en heb het vak van de goeie warme bakker hoog zitten. En: brood koop je altijd bij de echte bakker. Ik herinner me van toen ik klein was dat er opeens Tarvo brood was bij de bakker. Verpakt en in de fabriek gebakken. Gelukkig kwam dat er bij ons niet in. Net zo min als King Corn. “Ik ga bij Japie wonen…”, zei dat ventje in de commercial. Vanaf zo midden jaren 60 zag ik het bij de bakker in de Emmastraat in Lochem, wandelend op weg naar school. Het trok ons niet aan.
Mijn eerste brood dat ik me echt herinner waren de witte boterhammetjes door mijn Moeder met Becel besmeerd en in stukjes gesneden met daarop melk-hagelslag, pindakaas of kaas. ’s Morgens bij het ontbijt.  Een kop thee erbij, want melk lustte ik niet  Klaar om naar school te gaan.
Mijn Vader, ook aan tafel, verschool zich achter de foute krant. Er was weinig anders. Voor ons allebei perste mijn Moeder met de grote handpers een sinaasappeltje uit. “Snel opdrinken, Bert, anders zijn de vitamines eruit.”
Onze bakker was Gaase, in de Bierstraat op de kleine markt  in Lochem. Hard werken, voor dag en dauw op, bakken en in de loop van de ochtend met de bakfiets de klanten langs. Hij had een opschrijfboekje met harde kaft in de schoudertas en een potloodje achter het oor. Met de lippen het grafiet een beetje oppoetsen. Dan schreef hij het bezorgde brood op en noteerde de bestelling voor de volgende dag. Op zaterdag ging mijn Vader altijd betalen en mocht ik mee. Ik genoot van de lucht in de bakkerij, van de geur van vers brood. Vooral als het door de snijmachine ging. Het aroma komt je tegemoet (die is van Van Nelle). Er was geen vraag naar challe meer in Lochem op vrijdag. Als droef alternatief  aten wij de verse challe op Sjabat, Sjabbes, zaterdag. Naar oud Joodse traditie werd er op die dag niet gekookt, dus aten wij ’s middags en ’s avonds brood. Overigens wel met soep er altijd bij. En die was niet koud. De ene broodmaaltijd was altijd met vleeswaren, veel. Pekelvlees, tong, rosbief, ossenworst, kalfsleverworst. De andere maaltijd met vis. Haring, zalm, heilbot, kibbeling, makreel, kipper. Brood en vis, waar heb ik dat vaker gehoord? Of –en dat kwam ook wel ’s voor- een broodmaaltijd met alleen maar kazen. Ik val op oud.
Met Pésach, het Joods paasfeest waren er matzes. Acht dagen lang. Ongerezen brood. Op zich al lekker, maar met het vele beleg nóg lekkerder. Het water loopt me uit de mond als ik al mijn voorkeuren noem! Pésach is niet voor niets mijn favoriet. Kaas, een andere dag pekelvlees, bruine suiker, gekookt ei. Yoni en Avital gaan voor warm pekelvlees met ketchup. Altijd als wij in Knokke waren, dan had ik de belangrijke taak ’s morgensvroeg naar de bakker te wandelen. Al vanaf m’n derde!  Belgisch brood smaakt sowieso lekkerder, maar de geur in de bakkerswinkel, de imposante broodsnijmachine, wow! ik weet het nog als de dag van gisteren! De papieren zakken waren wat gladder dan de Nederlandse en de dames van de bakkerij waren heel aardig tegen me. Bovendien mocht ik altijd het kapje pikken en had ik onderweg mijn handjes vol aan één of twee broden in de ene hand en in de andere het kapje dus. Kapje wordt ook wel kontje genoemd, maar ik ben netjes opgevoed.
Mijn Vader nam mij vaak mee op zakenreis (dat klinkt heel chique voor een ventje van toen nog maar zes). Onderweg aten we altijd biefstuk met brood. Met jus. Met champignons. Met brood dus! Later blijkt dat nagenoeg iedereen trauma’s heeft van een boterham met tevredenheid. Ik was dubbel gestraft, want als ik ging logeren bij Tante Rie, de zuster van mijn Moeder in Groningen, en haar echtgenoot. De krent. Als ik dan een ‘Grunnings hardbroodje’ wilde, mocht dat, maar moest ik eerst een boterham met tevredenheid eten. Ik heb de man nooit gemogen.
In Lochem op de lagere school ging ik tussen de middag (raar begrip eigenlijk…, tussen de middag. Waartussen?) naar huis een boterhammetje eten. Pas op de HBS kreeg ik brood mee. In plastic boterhamzakjes met zo’n sluitclip van blik. Mijn Moeder maakte altijd mijn pakketjes klaar. De verreweg lekkerste boterham, ik at toen ook al bruin, was de witte boterham met Becel uit het kuipje met speculaas. Twee speculaasjes op een boterham, de andere  boterham er bovenop en dan door midden gesneden. Er waren kinderen op school met roze en geel spul op brood, kokos. Het zag er niet uit. Ik heb het nooit gegeten. Gelatine zit erin en dat stond niet bij ons op de lijst.
Anno nu zit ik dagelijks drie kwartier op de fiets in mijn slaapkamer. Trap de pedalen rond met veel plezier. Dat plezier komt van de televisie. Meestal. Zo ook nu, in het kader van deze blog, vertelt een Turkse chef kok op 24Kitchen: “Brood is heilig”. Dat spreekt me aan. Op vrijdagavond nu eten wij eerst de challe, het gevlochten brood. Eigenlijk twee challes. Een afbeelding is te vinden op de voorpagina van één van mijn boeken. Ik schrijf er nog wel ’s een blog over. Over de voor mij geest verrijkende symboliek. Met Joods nieuwjaar, Rosh Hasjana, worden ook challes gegeten. Maar dan rond en zoet. Daar komt de uitdrukking ‘zoete broodjes bakken’ vandaan, Echt! De challe wordt gegeten om de Sjabbes te heiligen. Heilig brood. Door het jaar heen heb je feestbroden. Kerstbrood, Paasbrood.  Haring met wittebrood tijdens Leids (Leidens mag ook) Ontzet.
Feest op vakantie in Frankrijk, even van de weg af een dorpje in. Vers stokbrood met allerhande kaas. Een mes heb je op zak en dan in het groene gras onder de blauwe hemel met de gele zon een kleurrijke, onbetaalbare lunch. Eerlijk is eerlijk: een met eendenleverpaté is ook niet verkeerd. Vanuit Duitsland ken ik –en die is echt favoriet- het heel donkere volkeren roggebrood. Schwarzbrot. Anders hoef ik niet. Vrijdag challe en de rest Schwarzbrot. In de Verenigde Staten heet ie, hij lijkt er op: rye. De pastrami met rye wil ik je aanbevelen. Vanuit het Midden Oosten kennen we de pita. Pitabroodje is verkeerd Nederlands. Maar voor een pita bij de mezze maaltijd in Abu Gosh, vlakbij Jeruzalem kun je me wakker maken. Eerlijkheidshalve moet ik wel bekennen dat de allerlekkerste pita gebakken wordt in het Druzendorpje  Daliyat el-Carmel, niet ver van Haifa. Deze pita heet ook wel laffa en wordt gebakken op een grote ronde bol, de bolling naar boven en dan heel dun gebakken als een flensje, maar dan een paar maten groter. Je kan ‘m vouwen, scheuren en je hebt het lekkerste van het lekkerste in je hand en combineert dat met het geweldige eten op tafel. Als die oude mevrouw zou weten dat ik het over haar laffa heb…
Over de hele wereld is brood nodig. Blijf de blogs maar volgen, binnenkort zal ik ’s verhalen over alle Joodse broden, als challe, moutse, matze, bagel, de lox bagel, pretzel, broodje ossenworst en pekelvlees, van Rob Zikking en Sal Meijer en zeker Katz’s Deli in New York. Van hoe de kauliesj, het brood dat gegeten wordt bij de besnijdenis, verworden is tot de bekende krentenwegge.

Ter gelegenheid van de briet mila, besnijdenis van mijn kleinzoon Levi, was mijn bakker Dick Jansen op het Kostverlorenhof, zo vriendelijk er één te bakken. En of ie lekker was…! Momenteel bij hem speltbrood, en verdomd ,sinds kort ook in héél donkere variant. Mijn bij benadering Schwartzbrot! Een dag vóór het overlijden van mijn Moeder op 18 oktober 1983 had mijn Moeder ineens nog zin in krentenbrood. Hoe ik ’s avonds om half acht nog vers krentenbrood kreeg vertel ik een andere keer. Als ik het over brood heb, heb ik het ook over mijn vriend Herman Brood. Als iedereen nu vriend is met iedereen via Facebook,  dan mag ik zeggen dat ik vriend was van Herman Brood. Ja, dat mag ik zeggen, toch Smeets? Herman zat vaak met zijn jongste dochter op hetzelfde terras als ik op de Beethovenstraat. Ik had ‘m in ruil voor een biertje een tekening moeten ontfutselen, al heeft datgene wat hij mij geleerd heeft nog véél meer waarde. Wi hebt wel wat zitt’n proat’n.  Herman Brood: “…ik verzamel geen geld, nee, ik verzamel mooie momenten...”.

maandag 19 mei 2014

Rododendron

Het is weer de tijd. De bloeitijd van de rododendron. Een stevige grote struik met prachtige grote bloemen. Meestal paars, in alle paarse kleurtinten tot en met blauw aan toe. Ook rood. Ook wit. De rododendron bloeit slechts kort, zo tussen laatste week april en derde week juni. In de Nederlandse literatuur ben ik –gek genoeg- nooit iets tegengekomen over rododendrons. Je mag ‘m ook schrijven met h. Het enige dat ik me herinner was de conference van Wim Sonneveld over Koninginnedag op Paleis Soestdijk met kilometers lange en uren durende defilés en het commentaar op televisie van Dick Passchier. Wie?
Enfin, Sonneveld sprak over zo’n verjaarspartijtje van Hare Majesteit de Koningin. Toen heette die nog Juliana. Zij die van geroofd Joods servies ongetwijfeld haar bammetjes heeft gegeten. Heel folkloristisch en Oranjegezind Holland kwam langs op Soestdijk met de meest verschrikkelijke, wanstaltige prullaria als cadeau voor Juul. Het werd allemaal aangepakt door de lakeien met gouden knopen en dan meteen achter de rododendrons geflikkerd.
Ja, want Hollandser kan het niet: cadeaus zijn (bijna) altijd prullaria. Zo herinner ik me een huwelijkscadeau van de familie Polak, met drie koters erbij op de receptie en een (synoniem voor prullaria) kutcadeautje voor het bruidspaar. Zes plastic eierdopjes.
Diezelfde familie gaf ook graag aan anderen op hun verjaardag een boek cadeau. Dat boek hadden zij dan eerst zelf gekregen. Hun naam stond voorin: “Voor C…..” bijvoorbeeld. Enfin dat soort prullen werd achter de rododendrons gesmeten.
Thuis, in Lochem, hadden wij een heel grote tuin. Vanzelfsprekend stonden daar veel rododendrons struiken in. Je moet weten dat mijn Ouders geen groene vingers hadden en de tuinman Hilbert uit Klein Dochteren, deed immer de tuin. Van hem heb ik geleerd met de zeis te maaien en met de elektrische maaier. Dat was wel lekker, al had je bijna een hele dag nodig om alle gazons te maaien. Op de twee opritten stond het vol, beter bol, met rododendrons. Waarom wist ik dat? Allereerst: mijn Moeder heeft maar steeds erop gehamerd dat de rododendrons zo mooi zijn en dat je van de aanblik ervan moest genieten. Bovendien bloeiden ze maar kort.
In de lente van 1961 werd een hele serie familieportretten geschoten vóór de rododendrons.
Welnu ik heb ook geen groene vingers, geen verstand van tuinen en al wat daar mee te maken heeft. Toen in 1994 Yoni, Avital en ik ons nieuwe, oude huis uit de jaren dertig in de Gerrit van Heemskerklaan te Amstelveen kozen, kochten en bewoonden, was het unieke koopargument écht niet de schitterende rododendrons in de voortuin. Drie grote struiken. En in de achtertuin zelfs ook één.
Op het moment dat ik deze blog schrijf bloeien ze. Vanmiddag nog een wandelingetje gemaakt in de buurt. Wat denk je? Rododendrons. Ja, da’s mooi, man! Nu heb ik niet zoveel goede eigenschappen, maar ik kan wel goed en sterk associatief denken. Er is niks mis met mij, hoor. Ik heb het in mijn blogs nog weinig gehad over mijn schoonzoon. De man van mijn dochter. De vader van mijn eerste kleinkind, mijn kleinzoon Levi. Mijn vierde kind.

De laatste jaren is Siwan voor zowel Avital als Yoni en niet in de laatste plaats voor mij, z’n schoonvader, een enorme steun en toeverlaat. Ik zie hem nog komen in de Gerrit van Heemskerklaan. Zo’n tien jaar geleden. Met mijn geheugen is niks mis. Avital was lid van de Joodse jeugdvereniging Habonim en Siwan bracht haar netjes naar huis. Hij verstopte, verborg zich áchter de rododendron, opdat ik hem maar niet zou zien. Avital kwam binnen en ik stond samen met haar nog bij de voordeur en ik zei haar dat die jongeman best vanachter die rododendron vandaan mocht komen. Ik had dat piechempie (klein kereltje) immers al lang in de gaten. Met een boei als een kreeft kwam ie het tuinpad op. Het tuinpad van zijn –designated-  schoonvader. Hij is gebleven en gek he, dat ik wel ’s aan ‘m denk als ik dan weer een stel rododendrons struiken zie.

zondag 11 mei 2014

Prijsvraag

Blogs moet je spannend houden. En interactief. En de mensen moeten wat te denken hebben. En de mogelijkheid een beetje competitief te zijn. En…een prijs kunnen winnen. Nou, hier komt ie!

                  10 10 10

By drawing only 1 line, how to make

                     9 1/2  ?

Succes! Ik hoor of zie ’t wel!
  
De anekdote bij deze serieuze vraag is de volgende. Ik kwam uit de Cap Gemini school en Cap fuseerde eertijds met het arrogante Volmac. Het was een overname en dat viel niet in goeie aarde bij die Volmaccers. In die periode moest ik eens een presentatie geven aan een stuk of wat Volmacsjalfies. Om het mezelf niet te moeilijk te maken was deze ‘prijsvraag’ mijn eerste sheet op de flip over. Het eerste vel op het presentatiescherm. “Tijdens mijn verhaal geen vragen en als je deze puzzel hebt opgelost, dan, ja pas dan, mag je een vraag stellen, dus interrumpeer me niet”, was mijn begeleidende gesproken tekst. Met boter en suiker. Succes verzekerd. Ik spreek over 1993.


maandag 5 mei 2014

5 mei 2014. Bevrijdingsdag.

Anny Mittler
Gisteren hebben wij onze doden herdacht. Onze doden in de Tweede Wereldoorlog. Vandaag 5 mei genieten wij van onze vrijheid. Vrijheid.
Doet me trouwens denken aan die Mof die mij op de Dam op 4 mei jaren her op de schouders tikt. “Was machen Sie hier, was bedeutet dasz alles?” Ik antwoordde- je kent me- beleefd: “Wir gedenken unsere Toten vom Zweiten Weltkrieg”. “Ich verstehe...”, zegt ie, “…aber wir haben auch Töte...”! “Ja…”, zei ik, “…dasz feiern wir Morgen”.

Ik kan je niet vertellen wat vrijheid betekent. Wie kan dat wel? Vrijheid moet je voelen in je botten, in je ziel. Ervaren. En als je het weet en snapt, geniet er dan van. Geniet van de bevrijding. Velen, veel te veel velen, hebben dat niet meer mogen meemaken.
Zo ook niet mijn Oom Sally. Ik schreef al kort over hem in mijn eerste boek “Da’s mooi voor Lochem” (2003).  Mijn Opa Louis en Oma Bertha hadden drie zoons. De oudste was Sally, van 5 november 1907. De jongste zoon was mijn Vader Max van 25 december 1911. Sally was gelijk mijn Vader een held. Sally was een ijsbreker. Ik weet praktisch niks van hem. Een ijsbreker is iets of iemand die de moeilijkheden uit de weg ruimt. Over Sally gaat deze blog nu. Vandaag. Ooit heb ik eens een lang gesprek gehad met een oude dame die bij mijn Vader in de klas heeft gezeten en Sally natuurlijk heeft gekend. Sally was een beetje verwijfd, zei zij. Er was toen nog niet veel bekend over homoseksualiteit. Zeker in Lochem niet in die dagen. Ik spreek over de jaren twintig van de vorige eeuw. The roaring twenties. Ik heb vele malen met mijn Moeder gesproken. Over vroeger. Over mijn Vader. Over mijn grootouders. Over de oorlog. Westerbork. De ontsnapping. De onderduik. Over het leven. En ook over Sally. Mijn Moeder wist over Sally niet zoveel. Wel dat wat ik al wist, maar ook –en dat is heel significant- het volgende verhaal. Ze vertelde dat Sally rond 1930 naar Amsterdam vertrokken is. Daar kon hij zich vrijelijk bewegen en kon hij van zijn gevoelens getuigen. Sally was in dienst bij een uitgever. Vermoedelijk als journalist (bron: Kamp Vught). Al is mijn veronderstelling bureauredacteur meer plausibel. (Toen ikzelf bij de krant werkte, dacht iedereen ook dat ik journalist was…).
Sally woonde op de Weesperzijde 22. Had daar aan de voorkant op twee hoog een prachtig appartement gehuurd. De Weesperzijde was het centrum van de sjieke wijk in Amsterdam Oost waar toen veel Joden woonden. Naast Sally was toen al herberg en tapperij (nu grand café) De Ysbreeker, van 1702. Sinds 1979 weer in bedrijf, zonder de oude gasten. Helaas.
Annelies en ik zitten daar vaak. Terras aan de Amstel of binnen. Warm en knus. De geschiedenis van dit pand dringt je hart binnen en beklijft. Ik durf te wedden dat Sally veel bij de buren zat. De Ysbreeker was een ontmoetingsplek voor artistieke lieden en politiek geëngageerd volk. Achterin een groot biljart. Een Wilhelmina biljart.

De Joodse biljartclub Rembrandt bestaat nog steeds. Die vele Joodse gasten wilden  graag een biljartje leggen, op een echt Wilhelmina Biljart. Van oorsprong was deze Amsterdamse biljartfabriek in handen van twee generaties Salomon en in 1963 werd het bedrijf aan de Stadhouderskade overgenomen door de ex-wereldbekende biljarter Cees van Oosterhout. Cees woonde in Uithoorn en kwam elke thuiswedstrijd van hockeyclub Qui Vive heren I kijken. Ik heb er twaalf jaar in het eerste gekeept, dus je kunt je voorstellen hoe vaak hij langs de lijn stond. Hij was een fan en vond mij goed keepen. Het biljart staat nog steeds pontificaal achter in De Ysbreeker.
Ik kan me ook voorstellen dat De Ysbreeker een vrijhaven of gedoogplek was voor homo’s, al waren er genoeg andere gelegenheden om uit te gaan in de stad. Sally woonde er immers naast en zal wel geregeld een hapje gegeten hebben of een slok gedronken. 
Sally Vromen de ijsbreker. Hij ging moeilijkheden uit de weg. Ik zal het je vertellen. De Moffen waren Oostenrijk al binnengevallen en Joden moesten en masse vluchten. Zo ook de bevallige Anny Mittler uit Wenen. Geboren op 8 januari 1908. Om in Nederland, het neutrale en vrije Nederland te kunnen blijven moest zij een verblijfsvergunning krijgen. Dat was toen al niet gemakkelijk. Een huwelijk met een Nederlander biedt dan uitkomst. Sally de ijsbreker, de held, redde het leven van Anny door met haar te trouwen op 19 oktober 1938. Zo werd zij Nederlandse. Anny woonde in de Tweede Constantijn Huijgensstraat 51’’’. Sally bleef wonen op de Weesperzij. Anny had haar verblijfsvergunning. In de beginjaren van de oorlog zijn zij gescheiden, maar dat veranderde niets aan haar Nederlanderschap. En zeker niet aan de heldenstatus van Sally.

Een Joods gezegde luidt: wie een leven redt, redt de mensheid. Sally heeft daar glorieus aan voldaan. Dat het huwelijk eindigde in een scheiding is de facto niet meer dan logisch. Anny werd op 11 februari 1944 vergast in Auschwitz. Sally, waarschijnlijk door ziekte (niet op de lijst van gefusilleerden), kwam te overlijden op 35-jarige leeftijd op 3 februari 1943 in Kamp Vught.
Voor Sally de ijsbreker zou eigenlijk een struikelsteen, een Stolperstein, op het trottoir voor zijn huis op Weesperzijde 22 geplaatst moeten worden. Taak voor de volgende Vromen. Mijn zoon. Mijn dochter. Een steen voor Sally. Een steen voor vrijheid.