Vanaf 1970, ik was veertien, keepte ik in het Eerste
van Ares. Hockeyclub in Apeldoorn. Mijn debuut maakte ik in een uitwedstrijd
helemaal in en tegen Maastricht. 0-0. Ik heb vijf jaar in Ares I gekeept en
daarna naar het westen. In die Apeldoornse jaren maakte ik dit mee. Stel je wel
die tijd voor, maar wij trainden al als professionals. Driemaal per week,
Dinsdag- en donderdagavond en op zaterdag een ‘lichte’ tactische training. Op
vrijdagmiddag zelfs een extra training voor mij: keeperstraining. Behalve lekker
eten bij mijn Moeder was ik die avond tot weinig in staat. Met twee aanvallers,
Hans Streng en Jos Aartsen, tegenover mij werd een uur hard getraind, op de
“haringtruc”. Dat is een schijnbeweging. Stick over de bal, zonder bal dus naar
de ene kant, dan snel terug draaien met ballen en…schieten. Links, rechts,
links, rechts. Als je je er dus steeds laat inluizen, dan vliegen de doelpunten
je om de oren. Welnu: dat jaar heeft me geleerd: focus. Focus op de bal. Op die
wijze ben ik nimmer meer gepasseerd. De beweging valt het best te vergelijken
met de “kapbeweging” van voetballers. Trainer en coach was Ron Soeteman, de Rinus
Michels van het hockey. Ook een gymnastiekleraar, drillen als hoofdtaak.
Tactisch sterk. Psychologisch ook. Soeteman rookte sigaartjes en was een slanke
lat. Dus alles nét iets anders dan Michels. Hij zong wel, maar ik luisterde dan
liever naar Michels. Na een jaar of wat werd het allemaal nóg serieuzer in onze
pogingen de oostelijke top te halen. Wij kregen een manager. De vader van Huub.
Pa van Riggelen. Ik kan wel wat verhalen wegschrijven, maar deze wil ik
vertellen: de wijze les van de manager. Taken van de manager zijn onder andere:
de boel in toom houden, in het gareel, allerlei mensen en de scheidsrechters
een handje geven, alle administratieve rompslomp zoals het wedstrijdformulier
en regelmatig een biertje geven. Bij de wedstrijden een beetje “Hup!” roepen,
of “Goeie bal!”. Dat werk. Ik bagatelliseer hier bewust, want wat NIET zijn
taak was, maar wél zijn daad, zijn grote daad, was het volgende. Op zondag, de
laatste wedstrijd van de competitie. Bij een gelijk spel zijn wij kampioen en
gepromoveerd. Bij verlies lege handen. We speelden een uitwedstrijd ver weg.
Eén van de scheidsen was de coming man Japik Riemersma, 2 meter + en haar in
een kuif naar achter, mét bril. Dan zag ie goed. Twee minuten voor tijd geeft
ie bij de stand 1-1 (goed voor ons) een strafbal tegen. En waarom? Bij een
strafcorner tegen had ik de hulp van een lijnstopper in de lange hoek. Bert
Hattink. Het schot uit de strafcorner stopte hij reglementair. Daarna sloeg hij
de bal over de zijlijn en maakt achter de schouder “sticks” , dat wil zeggen
dat de stick bóven de schouder kwam en dat was toen verboden. Riemersma gaf een
strafbal. Welnu dát is onjuist, want er was geen sprake van voorkomen van een
doelpunt. Hij had niet alleen vla in zijn ogen, ook in zijn oren. Niet voor
rede vatbaar. De wedstrijd ging dus door die goed genomen strafbal verloren.
Dus ook het kampioenschap. Einde wedstrijd. Wij hadden dertig seconden een brok
in de keel en daarna feest! Hoe zat dat? Zaterdagavond was de hele ploeg
uitgenodigd, ontboden bij Pa Pinkelman van Ares. Pa van Riggelen. Het was
bloedgezellig, we dachten niet eens aan de spanning voor de volgende dag. Om
een uur of tien neemt Pa van Riggelen het woord: ‘…er zijn alleen maar twee
mogelijkheden. We winnen of verliezen. Kampioen of niet. Promoveren of niet.
Stel wij rooien het niet, wat dan? Dan heb je dertig seconden een brok in je
keel en dan zet je het op feesten en doe kallem an met bier. Opgeheven hoofd.
Kop omhoog. En bedenk dat er nog meer is dan sport. Dat wij weliswaar niet
kampioen zijn geworden, ….maar wél een topjaar hebben gehad met één team…van
vrienden… Knoop dat in je oren’. Nog immer toepasbaar. Dank je wel manager!
zaterdag 28 februari 2015
zaterdag 21 februari 2015
The girl from Ipanema. Neustadt, 1973.
In de mooie zomer van 1973 werk ik me als ober de
blubber en wil wel een week weg.
Voorafgaand aan de week trainingskamp, hockey Ares I. Mijn vrienden zijn weg,
ik heb nog geen rijbewijs, geen auto. Kom ik Ton tegen, de broer van één van
mijn beste vrienden, Paul. ‘Zullen we
een week op de duim?’(Liften is dat).’ Denemarken lijkt mij wel wat. Snel terug’.
Liftend bereiken wij Puttgarden, een dorpje in Noord Duitsland waar de ferry
vertrekt naar Denemarken. “Ik denk dat ik door ga naar Zweden’, zegt hij. ‘O,
maar de afspraak is een week Denemarken, om op tijd terug te zijn voor het
trainingskamp’, antwoord ik. ‘Ja, dat
zal,’ zegt hij, maar ik haal het eerste toch niet’. ‘En ik haal Zweden niet. Sterker nog: Denemarken
ook niet. Tabé!’. En ik keer om.
Ik sta nog niet koud op mijn liftplek stopt er een
Opel, what else. Een echtpaar van middelbare leeftijd. Wij nemen je wel mee,
maar moeten onderweg even naar een verjaardag. Ze komen zelf uit Lübeck en
moeten naar een verjaardag in Neustadt. Op de heenreis nemen zij een lifter mee
naar Puttgarden. Rijden teug en komen bij aankomst in Neustadt erachter dat zijn
camera in de auto ligt. Meteen weer, voor de tweede keer naar Puttgarden. En
daar sta ik. ‘Nee hoor, ik heb helemaal geen bezwaar even mee te gaan naar die
verjaardag. Als ik maar op tijd in de jeugdherberg ben’. Ik heb mijn boekje met alle adressen bij me.
Ik heb veel bekijks. Nu eens als lifter. Da’s wat anders. Zij spreken daar Sleeswijk-Holsteins
Duits, niet te onderscheiden van een mengelmoes Gronings, Twents en
Achterhoeks. Drents sla ik ook hier over, daar heb ik niets mee. Drenten ook
niet. Enfin wij kunnen ons over en weer verstaan en ik word gastvrij ontvangen
met dranken en happen. “Kom’, zegt de vrouw tegen haar man, ‘we moeten naar de
jeugdherberg’.” Klikke veur”, twee minuten vóór middernacht, op z’n Deventers,
bereiken we de jeugdherberg in Neustadt.
Onder welgemeende dankzegging aan de aardige mevrouw en meneer, bemachtig ik
het laatste bed. Het voorlaatste is voor een Fransman. Gauloises met filter. Ik
rook Camel zonder. We paffen elkaars
merken een paar uur lang. Er ligt een groep zwemmers uit Mönchen Gladbach. Of
wij het wat kallemer an kunnen doen? Huh? Ik heb mijn plan voor de dag van
morgen. En ik keer om.
De volgende prachtige zonnige zomerochtend gewassen
en geschoren aan het ontbijt. Duits ontbijt is zo slecht nog niet… Ik ga op
weg. Richting Autobahn. Tall and tan and
young and lovely, the girl from Ipanema goes walking. And when she passes, each
one she passes goes –ah. When she walks, she’s like a samba that swings so cool
and sways so gently. Then when she passes, each one she passes goes –aah. Ooh
but he watches so sadly, how can he tell her he loves her. Yes, he would give
his heart gladly, but each day when she walks to the sea, she looks straight
ahead not at him. Tall and tan, and young and lovely, the girl from Ipanema
goes walking and whe she passes, he smiles but she doesn’t see. Zij komt naast
mij lopen. O, wat is zij mooi. ‘Ga je mee zwemmen, hier in het meertje?’ ‘Nee,
dank je’, zei ik, ‘ik loop door naar de Autobahn en heb een ander plan’. En dat in rap Duits. Ook in rap Duits kan ik
het puntje van mijn tong wel afbijten. Ik bedenk me dat ik geen zwembroek bij
me heb …. Ik weet nu al dat ik in 2015
spijt zal hebben. En ik keer om. Ga op weg naar de Autobahn.
Ik heb snel, ook weer héél snel, een lift en verdomd
naar Frankfurt. Een ferme stap voorwaarts. De volgende lift brengt mij met gezwinde
spoed in München. Het doel. Ik dank de meneer van de lift. En ik keer om.
Richting stad. Restaurant. Slaapplaats. De volgende dag voer ik mijn plan uit.
Ik draai me om en slaap.
Het is 1973. Een jaar ná het niet te beschrijven
drama van de brute gijzeling door de Palestijnse Zwarte September op elf Israëlische sporters, deelnemers aan de
Olympische Spelen 1972 te München. Slap ingrijpen om de gijzelaars te bevrijden
van de gijzelnemers leidt tot de dood van mijn sporters. “The Games must go
on”, zegt de gek Avery Brundage. Ik ga naar het Olympisch Dorp. Ik hoef niets
te zien. Geen stadion. Niks. Ik zoek het moment. Ik zoek het monument. De plaquette. Met hun
namen. Niet vermoedend welke enorme rol André Spitzer in het leven van Yoni,
Avital en mij later inneemt. Ik heb altijd een keppel op zak. Ik zeg –niet
droog- Kaddisj. Het gebed voor de doden.
Doe drie stappen naar achteren. En ik keer om.
zaterdag 14 februari 2015
Uit de oude schoenendoos. Voor de Lochemers.
Lochem. Dat is waar ik geboren ben. Wat ik mij
ook herinner is dat ik tweemaal per jaar
met mijn Moeder schoenen ging kopen. Mijn Vader handelde in huiden, leer en
pickers. Dus leren schoenen. Om meerdere redenen. Mijn Moeder nam mij dan
altijd mee naar de schoenenwinkel van Beumer in de Walderstraat. Vroeger, vóór
de oorlog, werd deze straat de Jodenbreestraat genoemd, omdat er toen nog –naar
verhouding- veel Joodse winkels waren. Ook één van Vromen. Er was nóg een
schoenenwinkel, Swaters op de Nieuwstad, maar daar ben ik nooit geweest. Zowel
mijn Moeder als later ikzelf kochten bij door mijn Vader geautoriseerde
winkeliers. Het moge zo langzamerhand duidelijk zijn waarom. Dat mijn Vader
visie heeft gehad blijkt uit het volgende: Lochem spreekt een woordje mee. De
kleindochter van Beumer is de echtgenote van de minister Plasterk. Is het nou
PLAsterk of PLAAsterk? Da’s mooi voor Lochem. Mijn Moeder en ik op weg naar de
Walderstraat. Haitsma Mulierlaan, Nieuweweg, Kastanjelaan, Tuinstraat, ’t Ei,
de Biermarkt, de Markt en links in de hoek de Walderstraat. Je denkt hij heeft
Google maps erbij of een Tomtom, niets van dat al. Uit de blote kop, als de dag
van gisteren. En ik kan het weten. Ik ben er getogen. In de zin van afgereisd,
zie de enorme reeks aan straatnamen; en in de zin van grootgebracht. Nu in een
hop en een sjtop, een poep en een scheet, toen een wereldreis. Aangekomen bij
de winkel. Eén raam met Beumer Schoenen. Dan wist je waar je moest zijn. Rechts
de deur, met koperen beslag en zo’n ding om met je duim naar beneden te duwen.
De winkelbel belde en een stoffige –voor mij - oudere vrouw kwam van achter een
gordijn de winkel binnen. ‘Goedemorgen (met naam en toenaam), waarmee kan ik u
helpen?’ Ik: ‘Huh???’. Mijn Moeder: ‘Ik denk dat wij voor schoenen
voor Bert komen’. Enfin er kwamen schoenendozen
uit de stellingen en die stellingen begonnen al in de winkel. In het midden –zo
groot was het niet- twee of drie stoelen in twee rijtjes met de rug tegen
elkaar aan en twee van die kleine k-bankjes, waar jij dan je voet op moest
zetten en die stoffige dame ging op het zadel. In amazonezit, anders zou je
haar recht in het kruis kijken, Daar was het de tijd nog niet voor. Jaren
vijftig, zestig kapsel. Welhaast plat Lochems. Dah ken ie niet verstoan.
Diverse dozen (schoenendozen) werden tevoorschijn gehaald en passen met de
handel. De twee torens met dozen leken verdacht veel op het grootse
wolkenkrabber project van Rem Koolhaas in Rotterdam. ‘Zijn ze stevig?’, vroeg
mijn Moeder, naast mij. ‘Ja’, zegt Amazonika, ‘en hij (ik) heeft nog een
centimeter ruimte bij de grote teen’. ‘Zitten ze goed, jongeman?’, zegt de
verkoopster. ‘Ja, dat wel’. En… ik ging staan, en passant in de spiegel kijkend.
‘Ze staan ook goed’, becommentarieerde ik. De kalle zag de gein van de
woordspeling en de multifunctionele toepassing van het woord staan niet
helemaal in. En verdomd…. Wat krijgen we nu? Hij liep naar buiten! Deur open en
links af de Walderstraat in. Een minuut later kwam ik terug. Mijn Moeder met de
rechterhand voor haar mond de lach verstoppend en bijna in de broek piesend lag
helemaal in een deuk toen ik zei: ‘…En ze lopen ook wel lekker…!’.
zaterdag 7 februari 2015
Als een perpetuum mobile, nou zoiets...
Eeuwigdurend, altoos succes, dat moeten de
productontwikkelaars bij Unilever voor ogen hebben gehad. Mijn buurjongetje in
Lochem, Ruud van de Velden, toen nog Rudy, speelde altijd met Meccano. Ik
croste op mijn doortrappertje van veldje naar veldje of er nog een balletje te
trappen was en anders bij ons thuis voetballen in de tuin. We keken wel op
woensdagmiddag naar Tante Hannie Lips en De Verrekijker, Pipo de Clown. Welnu,
die Ruud zo’n 27 jaar geleden weer eens tegengekomen, bij ons thuis met zijn
Engelse vrouw op de thee. Zelden zo grijs. Ruud vertelde hij is Quality
Manager, chef kwaliteitscontrole, wereldwijd van het bekende merk Magnum. De
ijsjesbom calorien. Ik begin het een beetje te begrijpen. Nu ik dit blog
schrijf moet ik aan hem denken. Met alle beschikbare zoekmachines hij is niet
te vinden. Dat op zich vind ik wel jammer, misschien hebben we mekaar nu iets
te vertellen. Enfin, mede dankzij hem is dat ijs wereldwijd een kraker. Krakend
ijs. Komt daar vandaan. Nog zo’n succesvol marketingproject van Unilever wil ik
je niet onthouden. Daar over zo. Eerst: mijn gedachten gaan alweer zo’n
slordige 40 jaar terug, naar de Chevrolet Nova. De auto wordt in de Verenigde
Staten ontwikkeld en geintroduceerd. Gelijk álle records verbroken. Wat een
enorm verkoopsucces. De heren stijgt het naar de kop. Zuid Amerika moet
veroverd worden. Voor vele honderden miljoenen wordt een fabriek neergezet in
Brazilie. De trein wordt in gang gezet en de auto’s rollen van de band. Een
gigantisch dealernetwerk. Miljoenen in marketing. In reclame. Het hele land
wordt bevoorraad en… wat denk je…géén auto wordt verkocht. Wat een zeperd. Een
krieje. Achteraf denk je: hoe hebben ze het kunnen verzinnen, maar nu pies je
in je broek. In de raad van bestuur zitten allemaal Amerikanen. Native English.
Geen pepernoot taalgebruik van over de grens. Laat staan dat ze notie hadden
van Spaans, Portugees (wordt in Brazilie gesproken). De casus van de Chevy Nova komt voor in elk
marketingboek als het briljante voorbeeld. De klassieker. Toen uiteindelijk de
arrogante leiding van Chevrolet zich liet voorlichten over “no va” briesten ze
als wilde stieren de hele tent af tot ver in Detroit. Iedereen de laan uit. No
va betekent in het Spaans: ‘doesn’t go’, ‘gaat niet’ (loopt niet, doet het
niet, rijdt niet). No va kan ook betekenen een “no go”. Welnu een no go verder
werd het. Terug naar Unilever. Naar Ambi Pur. Wie kent het niet? Ik, ik kreeg
er lucht van... De eerste paar maanden van 2012 een paar nachten, iets meer,
gelogeerd in het immer gastvrije en deskundige VUMC. Vrije Universiteit Medisch
Centrum. Ik kwam er nogal ‘s. Dat was vóór mijn trip naar Utrecht. Over Utrecht
kan ik je geen klacht mededelen en over de VU ben ik ook zeer te spreken. Op
alle fronten. Eén van de meest triviale gebeurtenissen echter is de volgende.
Ik lig er een kleine week, decompensatie en hang aan de afwateringspomp. In
mijn kamer boven de wasbak en spiegel een plankje, met daarop een transparant
plastic bakje. ‘Wat is dat?’, vraag ik. ‘Dat is de luchtverfrisser’. ‘Die heb
ik toch niet nodig, wel?’ De lieve verpleegkundige reikt naar boven en pakt het
potje. Dat denk ik, want ik keek halfhoog. ‘Zie je wel. Ambi Pur’. Een
hardplastic halve cilinder en de bovenkant
open met een heleboel gaatjes. Tochtgaatjes. Luchtgaatjes. A ha! Daar komt dus de frisse lucht vandaan! Ambi
Pur Crystal Gel. Zo heet het. Het staat er op. Ik maak een notitie om het voor
thuis ook te kopen. Ruikt lekker en je hoeft niet steeds aan die vieze dingen
te zitten of op een spuitbus te knijpen. Ik zet er dus één op het toilet en één
op mijn eigen, in de badkamer. Het is een merk van Unilever. Dan zal het zeker
goed zijn. In eerste instantie koop ik het bij Albert Heijn online. Prima
systeem, als je even geen zin hebt. Later koop ik het ook bij Jumbo……het staat
op mijn lijstje. Wat denk je. Nul op rekest. Albert Heijn heeft het ook niet
meer. C1000 dan. Verrek, ook niet. Ik vloek. Struin het internet af. Waar kan ik
Crystal Gel kopen? Ik beland in oeverloze discussies van de Nederlandse
Vereniging van Huisvrouwen, dat Crystal Gel parels daar en daar ook niet te
koop is, maar wel in Drenthe volop aanwezig. Nou wil ik niet naar Drenthe en
wil ik niks uit Drenthe en ben mooi in de aap gelogeerd. Denk ik. Ik heb alle
tijd dus ik lees nog even verder mee met het geacht forum naaikransje. Zit je
in je stoel? Zet je schrap! Tip 11: als de gel parels opgedroogd zijn – en je
eigenlijk een nieuwe moet kopen- moet je het bakje vullen met water. Resultaat:
de pareltjes blijven ruiken, fris ruiken. Het water verdampt. En je vult maar
weer. Het staat er écht! Keer op keer.
Altoos. Eeuwigdurend. Nog steeds zie ik het niet in de winkels, assortiment van
Heijn online, niet in mijn Jumbo, Hallo Jumbo! op het Groenhof. Ik zoek niet
verder. Ik koop ze niet meer. Dat zal toch niet de wens zijn van Meneer
Unilever. Of Mevrouw Ambi Pur? Een product op de markt zetten, dat zó succesvol
blijkt te zijn, zó goed van kwaliteit, dat je het nimmer meer nieuw hoeft aan
te schaffen. Zou Ruud van der Velden daar achter zitten? Dit is nog ’s
kwaliteitscontrole! Hoe dan ook: zegt het voort. Zegt het voort. De Ambi Pur
Crystal Gel parels zijn als een bewegingloze perpetuum mobile op het water
closet van mijn toilet. Zoals een oud
Hollands woord ons leert: altoos. Eeuwigdurend.
Abonneren op:
Posts (Atom)