zondag 30 november 2014

Und die Musik spielt weiter

Een uitdrukking van mijn Vader. Nadat er iets heel ergs gebeurd was ging –hoe wrang ook – het leven verder. Voor het Nieuw Israelietisch Weekblad had ik het idee een rubriek “Geheid Erfgoed” te realiseren. Ik nam het voortouw met het volgende verhaal, dat gepubliceerd is op 25 juli 2003.

Ik citeer mezelf: De Trapgevel.
In Holland staat een huis. Dus ook in Lochem. De naam Lochem betekent: huis in het bos. Het huis waar ik het NU over heb staat op de Markt, althans zo noem ik het, want feitelijk is het de Bierstraat. Het huis staat op nummer 2. Midden op de Kleine Markt tegenover het huis staat de Nederlands Hervormde Kerk en het Stadhuis van Lochem. Stadsrechten in 1233 van Graaf Otto van Gelre. Deze gebouwen zijn ouder dan het huis op de Bierstraat 2, met aan de achterkant ná de tuin de Achterstraat; links hotel “Meenderink” (in tegenstelling tot verderop hotel “’t Zwijnshoofd” NIET fout) en rechts een steegje, de Spaarbanksteeg, van de Kleine Markt naar de Achterstraat dus en verder naar de Schoolstraat en Zuiderwal. In het steegje heeft menig knaap zijn eerste of tweede kusje aan zijn deerntje gegeven. Op de Grote Markt, voorbij de kerk, was jaarlijks de kermis en wekelijks de markt. Ja, hoe kom je anders aan die naam. Op de Kleine Markt was maandelijks de veemarkt. Ná het handjeklap een borreltje er op bij Scholten van “Meenderink”.  Het huis dateert van 1638, mét trapgevel en behoorlijk tot zeer groot, diep, gelijk de tuin die is ook diep. Met achterin de tuin een klein houten huisje, de wc. Tot in de oorlog in Joods bezit geweest. Lochem was zo’n medienestadje met een bloeiende kille, wekelijks minje in de (inmiddels prachtig gerestaureerde) sjoel op de Westerwal 6. Bekende familienamen uit die tijd: Vromen, Leverpoll, Weijler, Heilbron en Fortuin. U kunt er over lezen in “Da’s mooi voor Lochem”, het eerste boek van de schrijver dezes. Lochem, met 33% was ná Zandvoort en Lunteren derde in rij wat betreft het percentage NSB-bevolking. In de diverse boeken over de stad wordt de deportatie in 1943 van de “overgebleven” Joden gememoreerd. Terug naar het huis waarom het gaat. Anno 1638 dus. Trapgevel. In de negentiende eeuw was het huis een bank, de Bank van Lening. In sommige boeken wordt overigens geschreven over ‘het gebouw van de spaarbank’. Zakendoen op zijn Joods in de mediene. Pal op de Veemarkt. Tot in de oorlog  werd het statige pand bewoond door de familie Salomon Joseph Vromen van 1895 en niet teruggekomen. Zijn en mijn voorvader Samuel Michiel kwam uit Urbach bij Neuwied, onder Koblenz, in plm. 1750 – 1760 naar Lochem en was koopman en manufacturier. In de winkel werd een manufacturenzaak gedreven, maar ook hoeden en beddengoed werd er verkocht. De familienaam Vromen is overigens onlosmakelijk verbonden met Lochem –en andersom-, sinds 1750 toen de eerste Vromen zich daar vestigde. De laatste Vromen in Lochem geboren in 1956 en vertrokken in 1967. Het huis met de trapgevel uit 1638 is in de einde jaren 60 van de vorige eeuw buitengemeen gerestaureerd tot openbare bibliotheek. Momenteel (2003) in gebruik als raadzaal van de gemeente Lochem.
Tot zover. Dan gaat er een paar jaar overheen. Nu zo’n dik jaar geleden zijn wij in Lochem en als vanzelfsprekend naar “Meenderink”, de familie Scholten voor koffie en meestal lunch. Altijd heerlijk. Mijn Vader kwam vroeger al veel bij Scholten, bij Meenderink. Met ….Scholten op school gezeten en als er veemarkt was werd er wel ook door mijn Vader een borreltje, ouwe jenever of een brandewijn met suiker, gedronken. Vaak mocht ik mee. Een flesje Hero Sinas of Coca Cola, misschien wel een flesje Herschi Cassis. Jan Hendrik Meenderink, 1872 – 1961, was caféhouder van het oudste café van Lochem. Hotel-café-restaurant “Meenderink”.  De zaak werd overgenomen door Diederik Johannes, kortweg Dirk Scholten. Een goeie bekende van mijn  Vader en later wordt zijn zoon Gerrit de eigenaar. Ik herinner me hen nog. De gezichten blijven in herinnering. Omdat mijn Vader er graag kwam, zette ik die traditie voort. Een jaar geleden dus vraag ik aan de vriendelijke serveerster of Scholten er ook is. De vraag stelde ik niet zo maar, nee: Scholten heeft het pand op nr. 2 gekocht, het Salomon Joseph Vromen huis. Om het te restaureren en in gebruik te nemen als een sterrenrestaurant. Restaurant was dit gebouw nog nooit geweest. De eerste bestemming was het huis van de Lochemse rechtspraak: “het Richtershuis”. Daar waar recht gesproken werd. Later tot 1942 winkel in manufacturen, hoeden, beddengoed. Toen ná de oorlog er niemand van dat gezin was teruggekeerd, werd door de overkoepelende, nationale Joodse organisaties het pand verkocht aan de gemeente Lochem. Voor een habbekrats. Gelukkig wordt door de gemeente zorggedragen voor het eeuwig durend onderhoud van de begraafplaats. In bezit van de stad werd het eerst de bibliotheek en later deed het dienst als raadzaal. Het raadhuis. ’t Raedthuys. Wij spreken even met Gerrit, een jaar of twintig jonger dan mijn Vader zou zijn en hij vertelt van de razzia in 1942, Hoe als beesten het gezin Vromen uit huis werd gehaald en op de open vrachtwagen werd gesmeten. Het laatste dat Scholten zag waren “…de prachtige vlechten van het mooie meisje…” en hij is geroerd. Een enkele traan. Na enige keren diep ademhalen: ”Zij waren allemaal zulke goeie mensen. En o wat was Jansje mooi… “.  Salomon Joseph van 1895 is in 1943 ‘ergens in Midden Europa’ overleden. Een jaar ná Lochem… Vrij snel ná de razzia en ná Westerbork zijn  zijn vrouw Mietje Vromen – Kannewasser ( haar tekst: “jaja, je mag wel even naar het huusken…”) van 1893 net als hun kinderen Jansje Josephina, van 1925 en 17 jaren jong toen en Sander, van 1928, nóg jonger, meteen ná aankomst in Auschwitz en een douche…  enfin, ik zeg zoals het is: vergast. Vergast.
De nieuwe, derde generatie Dirk en Anneke Scholten voert nu het beheer over Meenderink en is sinds ruim een jaar eigenaar van het Vromenhuis met de trapgevel van 1638, alwaar zij nu de juiste bestemming aan geven. Een restaurant. Een prachtige verbouwing vindt plaats. De voorbereidingen zijn heftig en volledig. Aan alles wordt gedacht. Op 12 november 2014 werd “’t Raedthuys” officieel geopend door Sebastiaan van ’t Erve, de burgemeester van Lochem. In de krant (Stentor) werd vooraf melding gemaakt van de feestelijke gebeurtenis. De laatste zin in het artikel is: “…Een familielid van een Joods gezin dat van 1892 tot en met 1943 in het pand gewoond heeft is ook aanwezig”.  Ik had me –echt- uit eerbied voor mijn oom, tante, achterneefje en achternichtje ‘verheugd’ om erbij te zijn. Ik kreeg het niet voorelkaar. Het maakt me zo kwetsbaar, die genadeloze strijd van pijnlijke en verborgen confrontaties met het verleden. Het verleden ook van Lochem. Van alle Vromen. Het ontroert me keer op keer en ik vind het wreed. Héél wreed. De open wonden blijven. Wij gaan er nu zaterdagavond 29 november 2014 dineren. Inmiddels ligt dat hoogtepunt dineren in ’t Raedthuys vierentwintig uur achter ons. Anneke Scholten heet ons welkom en belooft ons dat wij zullen genieten. Dat hebben we gedaan! Genieten!
En zoals mijn Vader mij al leerde…. “und die Musik spielt weiter…”.

Verklaring van een paar woorden. Fout, dat wil zeggen dat iemand heulde met de moffen. Deerntje is een jong meisje. Medienestadje: Amsterdam is de grote stad, Mokum. De rest van het land is de mediene. Mediene is dus land. Kille is kehilla, een Joodse gemeente in een stad. Minje is minjan, het quorum van tien volwassen mannen voor een synagogale dienst. Sjoel, dat is een synagoge. 

vrijdag 21 november 2014

Weet jij wat een slont is?


 

Nee, nu niet zo bijdehand en meteen opzoeken wat een slont is. Een goeie jongen hoor, daar niet van. M’n chawwer (gabber, goeie vriend) uit Buitenveldert. Wij delen veel hobbies samen. Wij hebben ook een vergelijkbare achtergrond, roots, geschiedenis, rugzak. En…verdomd! de zelfde fouten! Zojuist zaten wij aan de telefoon wat actuele zaken te bepraten (het parlement voor twee). Waarover het ging dat hoor je niet. ‘Wat doe je?’, vraagt ie. ‘Ik heb een gepekelde kalfstong aan de kook’. ‘Mmm, over je einde. Heb je er mierik bij?’. Ik vertel hem dat ik geen zelfgemaakte of is het eigengemaakte mierik meer over heb. Nog wel een pietsie in een klein potje in de koelkast. Op mijn lijstje staat de mierikswortel. En bieten. Even chrein maken. Zoek maar op. In mijn kippensoep doe ik in mijn bord één lepeltje chrein erbij. En of dát lekker is. Hij, die chawwer, is een echte. Je weet wel. Hij nam mij de broekjes mee. Ik kan niet wachten tot het nieuwe seizoen. Broekjes zijn schelviskuitjes. Recept op aanvraag. Geloof me….alsof engeltjes over je tong piesen. Minstens één van zijn voorvaderen was slager. Mijn opa van mijn Moeders kant ook. De koosjere slager Louis Cohen in de Folkingestraat in Groningen. Mijn Vader was handelaar in huiden, leer en pickers. Hij kwam ook wel bij de Lochemse slagers. Niet alle! De huid van de geslachte koe liet mijn Vader dan ophalen. Onderwijl kreeg mijn Vader veel vlees mee. Dat niet gegeten werd. Joden eten het wel. De achtervoet van een rund is niet koosjer. Voorbeeld: ossenstaart. De voorvoet wel. En de rest. Ik ga nu niet schrander de hele trits aan delicatessen van het rund, de koe, het kalf, noemen, maar vertrouw me ik weet wat een koe is. Zullen we toch een paar? Wat denk je van muis, ezel, bavette, puntborst, naborst, diamanthaas. Mijn absolute voorkeur is de longhaas, ook wel Jodenhaas genoemd. Lekkerder dan tournedos, dat stuk vlees dat Joden niet mogen eten. Longhaas. Net zo bakken als een biefstukje, enfin… Mijn Vader kocht dan die lekkernijen voor thuis, Ja, ik weet wat een tong is. Het op één na lekkerste stukje vlees van het rund. Mijn Moeder sneed altijd eerst het keelstuk eraf. Vol met cholesterol. Vol met cholesterol. Zo vol dus. Vandaag hetzelfde gedaan. Kalfstong.

Zegt die chawwer: ‘Weet jij wat een slont is?’

zondag 16 november 2014

De chauffeur


Een chauffeur is iemand die een motorvoertuig bestuurt. Meestentijds heeft zo’n chauffeur z’n rijbewijs. Ik schrijf ‘zijn’, omdat ik het hier over de heren chauffeurs heb, van wie ik vind dat het bijna allemaal klootzakken zijn. Schelden op auto’s van me dit en me dat. Nee, vriend, het is niet de auto, maar JIJ bent het. Een slechte chauffeur, een slechte bestuurder en een slechte beheerder.Was het eerst dat wij ons ergerden aan de veel te hard rijders, toen de bumperklevers en de op de linkerbaanblijvenrijdenrijders. We hebben het vroeger al gehad over die gasten met een antenne van zes meter op het dak, of van die race-strepen. Ook de dubbele uitlaat is jarenlang populair geweest, net als de vossenstaart zwaaiend vanaf de top van de antenne. Je auto vol stickers. Ja, lachen, van alle campings bezocht. Brede banden en glimmende velgen was een jaloersmakende hobby. Pimpen. Tunen. En een lol dat ze hadden. Die hondjes op de hoedenplank.Anno 2014 zijn wij veel geciviliseerder, beschaafder, nóg netter opgevoed en gedrild door de rijinstructeur correct te rijden. Niet vals spelen bij het theorie examen. Ach, wij zijn een schoon volk.De claxon. Ik heb ‘m al weer gehoord. De boem boem boem dreun van de muziek in de auto. Niet hard, nee, héél hard. Gesponsord door Beter Horen. Ik ben er nog lang niet. De richtingaanwijzer die niet gebruikt wordt. De facto: nooit meer eigenlijk. Dus je ziet niet waar je vriend en collega chauffeur vóór je naar toe gaat. De remlichten die het niet meer doen. Wat denk je van de kapotte verlichting aan de voorkant. Erger nog is indien de koplampen zo zijn afgesteld dat zij permanent ‘groot licht’ blazen. En de hedendaagse nieuwe koplampschijntechniek doet echt pijn aan je ogen. Gesponsord door Hans Anders en Toff Optiek. Afstand houden hoeft niet meer. Met 60 op de snelweg is ook fijn. En met 230 km/ u op de A2 is lef hebben.De bekende vinger is een goed gebruik van de chauffeur. Door rood licht rijden moet kunnen. Op parkeerplaatsen voor invaliden is lekker dichtbij en dus heel gemakkelijk. Mijn tijd is kostbaar. De verkeersaanwijzingen negeren en maling hebben aan de wandelaar, het schijnt erbij te horen. Ga maar ’s voor een zebra staan om over te steken. Parkeerplaatsen worden dubbel bezet. Dat verdient uitleg. Niet twee auto’s op één parkeerplaats, nee, één auto op twee parkeerplaatsen.  Of de auto op de stoep parkeren en … heel spannend is precies op de schuine band van het trottoir, zodat rolstoelers er niet op of af kunnen rollen.Rechts inhalen, veel te laat ritsen, pardoes op de rem trappen, trappen! Slingerend door files op de A2 of A4, slalommend en dan uiteindelijk ben je op de plaats van bestemming dan weet je dat je véél sneller was. Dan wie? Cruijff: je bent niet sneller of langzamer. Je moet gewoon op tijd vertrekken.Voorrang verlenen is uit de tijd. Voorrang verlenen aan zwaailichten en sirenes is ‘rot op, man, ik moet ook naar m’n werk, of naar huis’. Dat de regering miljoenen moet pompen in een Bob-campagne is veelzeggend. Enfin ik kan mijn betoog, beklag, ergernissen over vijf pagina’s uitspreiden, ik zou de taal van de beste schrijvers kunnen bezigen, maar ik denk dat ik zo ook wel m’n punt maak. Het zijn dus niet de auto’s die kapot zijn, nee, integendeel. De chauffeurs zijn ziek. Heel ziek.

 

dinsdag 11 november 2014

Beef Wellington Bertone

De liefde van de man gaat door de maag. Dat zal, maar je moet wel eerst wat op tafel krijgen. De eerste hertog van Wellington Arthur Wellesley, 1769-1852, was mesjogge met dit gerecht. Identiek, maar dan met ganzenlever en ossenhaas. Ganzenlever is écht not done. Ja, dat vind ik. Dus Bertone benut iets anders. Die Wellington was een kanjer. De ‘IJzeren Hertog’. Hij versloeg Napoleon bij Waterloo.


Hier het recept voor vier personen:
800 á 1000 gr rosbief, 500 gr champignons, 4 sjalotjes, 400 gr kippenlevertjes, krulpeterselie én Amsterdamse platte peterselie, peper van de molen, eventueel wat grof zeezout (ik niet), bladerdeeg en 2 eieren.

Onder voortdurend handen wassen aan de slag.
1.     Rosbief aanbraden in ruim Becel. Mooi, rondom. Een minuut of 10, maximaal 15. Op keukenpapier leggen en afkoelen. Verwarm ondertussen de oven op 225’C.
2.     Sjalotjes in grove stukken, champignons en gewassen kippenlevertjes braden tot het lekker aankookt, dan een pietsie water erbij, tot de kippenlevertjes nét gaar zijn. Dit alles in de keukenmachine draaien met het scherpe mes tot er een paté ontstaat. De Amsterdamse en krulpeterselie in ruime mate erbij. Eventueel wat zeezout en zeker flink peper van de molen. (Je mag wat mij betreft de paté ook pastei noemen. Pastei noem je het als ie ingepakt wordt in (blader)deeg. Een paté is een mengsel met gekookt en gemalen vlees. En waan je je zelf als master chef dan noem je de fijngehakte champignons met kruiden een duxelle).
3.     Maak een groot vierkant van het bladerdeeg, zodat de rosbief erop past. Smeer een laag paté op het bladerdeeg, daarop de rosbief. Bedek de rosbief met de rest  van de paté en vouw het bladerdeeg dicht.
4.     Kwast het hele pakket met 2 geklopte eieren.
5.     Een half uur (zeker!) in de oven. Warm of koud te eten. En…snijd met een goed vleesmes.
Dat ik ‘m Bertone noem, is niet zozeer dat ik weer ’s wat bedacht heb, nee beslist niet. Ik wil ‘m met je delen, omdat ie zo verdomde lekker is. De facto kun je natuurlijk ook een stuk biefstuk, gewicht zie boven, gebruiken. En als je helemaal uit je dak wil, dan bestel je bij de goede slager, ik ken de beste, een longhaas. Longhaas. Zit bij de borstkas van de koe. Meestal zo’n anderhalve pond zwaar. Joden eten geen achtervoet van de koe. Nah nee, ik zal het niet weten. Beef Wellington in Frankrijk ‘Boeuf Wellington’, maar dat klinkt niet. Ooit een Fransman Wellington horen uitspreken? Enfin, menig chef heeft zo zijn idee. Ik de mijne.
Eet smakelijk!




donderdag 6 november 2014

Messi

Thuis heb ik een boek. “Cruijff, Hendrik Johannes, fenomeen”. Geschreven door één van mijn favorieten: Nico Scheepmaker. Naar aanleiding van de vierde druk van dat boek schreef de dichter Jan Kal het volgende (ik citeer slechts een klein stukje):

 “Dus Cruijff, Hendrik Johannes, fenomeen
lerende kennende, door merg en been,
waardeer je erger als je ouder wordt”.


De verering van Cruijff, léés zijn businessboek door Pieter Winsemius opgetekend in “Je gaat pas zien als je het door hebt” kent geen grenzen. Die als het ware adoratie heb ik overgebracht op mijn zoon. Toen ik een kleine jongen was en ook –net als hij – hockeykeeper, was het wél altijd bord op schoot zeven uur Ajax. Zelf ging ik zo af en toe vanuit het verre Oosten naar De Meer of het Olympisch. Nu al jaren samen naar de Arena, het Rinus Michels Stadion en zijn (Yoni’s) dwepen van zijn Godenvrienden kent géén grenzen. Ik vind het mooi. We lullen er over. Voorafgaand. Tijdens. Erná. We zijn het ook eens. Vaak. Als ik zijn ponem naast me zie, dan geniet ik. Dáár gaat het om. Of Ajax wint of verliest, er zijn belangrijker zaken.
Zo ook de wedstrijd van gisteren. ‘Wat dee jij op 5 november 2014?’ Yoni: ‘Ik was bij Ons Aller Ajax tegen Barcelona. Waardeloos man, we waren beter, maar kregen er twee om onze oren’. ‘Ja’, zei ik, ‘Ajax was echt héél goed. Voor mij was het Van Turenhout NUL-NUL. Ik was er ook bij. Ajax versus Messi: 0-2’. We kunnen winnen of verliezen, maar een betere club is er niet. En zo blijft Johan altijd Nummer Eén. Messi is een goede tweede. Een héél goeie tweede. Wij waren erbij.


maandag 3 november 2014

Waar maak je je druk over II


Een blog met dezelfde titel verscheen op 13 december 2013. Ik kan geen andere titel bedenken voor het volgende Nederlandse wereldnieuws, ofwel waar een piepklein land overdreven groot in is. Werden wij eerst doodgegooid met of zonder Zwarte Piet, nu dit. Overigens ik ben als voormalig Sinterklaas van Bovenkerk van mening dat Zwarte Piet zwart is en moet blijven. Ik kan daar niets aan veranderen. Als een Nederlander emigreert, vraagt ie altijd wanneer je op bezoek komt of je drop mee wil nemen. Ja toch? En Amsterdamse (is er een andere?) osseworst. Een beetje kenner vraagt mij om pekelvlees. Mijn soulmate vraagt om ouwe kaas en zoethout. Ik kan de verzoeken om hagelslag niet meer bijhouden. O, zo Hollands. En lekker. Ja, dat vind ik, maar ik word gesteund in die gedachte door tout Nederland. Hagelslag is één van de favoriete lekkernijen op brood. Hagelslag is van chocola en heeft de vorm van stukjes lintworm en dan nóg kleiner. Niet wit, maar bruin. In de variëteit licht en donker. Melk en puur. Tegen lichte hagelslag zeggen we ook dat ie hagelslag is en van de Zwarte Piethaters mag donkere, zwarte voor mijn part, hagelslag wel. Ik raak het spoor bijster, maar blijf standvastig in mijn keuzes. Nou, da’s ook wat. Het Nationale Schoolontbijt wordt gezonder. Vanaf 3 november staat er ook fruit op tafel. Nu pas? Onbespoten fruit? Zit er fabriekskaas op het fabrieksbrood? Enige tijd geleden heb ik een uitzending gezien van De Keuringsdienst van Waarde. Een prachtprogramma trouwens. Deze aflevering ging over het erbarmelijke bocht fabriekskaas supermarktkwaliteit. Ik ga er niet op in, maar ik heb me voorgenomen nooit, hoor je nooit, meer kaas te kopen bij de super. Diverse kwaliteitskaasverkopers bezoek ik nu wekelijks. Op het Groenhof, de Rijnstraat, de Van de Hooplaan. De slappe hap samenstellers van het Schoolontbijt weren nu de hagelslag. Mijn eerste vraag is: eten ze het zelf wel? En wat voor een troep staat er ’s avonds op tafel als moeder de vrouw de pan op tafel zet? Frikadellen? Kant en klaar nasimaaltijden in blik? Was dat niet het merk “Struik”? Kip van de snackbar á la Salmonella? Nadat eerder pindakaas, waar we allemaal groot mee geworden zijn, wordt nu de hagelslag van het ontbijtmenu voor de kinderen op school geweerd. Hoe mesjogge kunnen mensen met een beetje geveinsde macht zijn? Dat er op school al ontbeten moet worden is een droevige zaak. Dat is nu de discussie niet. Inmiddels stroomt internet vol van adhesiebetuigingen aan onze hagelslag. Ik doe mee. Ik ben geen kind meer, denk ik, maar zo af en toe besmeer ik een verse donkerbruine (Schwartzbrot) speldbroodboterham met Becel uit het kuipje en hagelslag. Is Schwartzbrot politiek nog correct? Hagelslag! Lekker, man! Speldbrood is heel gezond. Becel is goed tegen cholesterol en voor hart en bloedvaten. Dus overheid, semi overheid, adviesraden weet ik het, schei nou toch ’s uit met mij, ons te betuttelen. Veiliger en gezonder kunnen we de wereld niet maken. Wel vrediger en plezierig. Een boterham met hagelslag tast mijn gezondheid niet aan, maar maakt mij het leven wel een stuk plezieriger.