donderdag 30 juni 2016

Elke dag verjaardag! Elke dag 1 juli!



 

Volgens mijn paspoort is 19 januari mijn verjaardag. In 1956 ben ik geboren, dus eigenlijk mijn geboortedag. Ik vier ‘m niet meer. M’n geboortedag niet en mijn verjaardag niet. Hoe dat zit vertel ik nu, al realiseer ik me dat ik niet volledig kan zijn. De verjaardagen van vroeger, niet bij ons, maar ik ken ze, dan zit je met de hele familie en de grote vriendenschare tot en met de buren van de laureaat in een rechthoekige kring in de doorzonkamer op eetkamerstoelen en stoffige naar een van alles stinkend bankstel. Type Van Bassenstraat, Prins Alexander. Jaar in jaar uit dezelfde prietpraat met en van die uitgekakte mensen. Met een beetje geluk een stuk slagroomtaart van de Hema. Een kop thee of koffie en een uur later bier en een glaasje prik. Blokjes kaas en stukjes worst, een verdwaalde pinda op tafel. M/v, m/v, m/v wat een feest. Een reden om er niet meer aan mee te doen. De eigen verjaardagsfeestjes in mijn jeugd zijn top! Mijn Moeder verzorgt uiteraard zelf gebakken cake en koekjes en er is in overvloed limonade, ranja met een rietje, maar ook de eerste generatie flesjes frisdrank. Herschi, Hero, Coca Cola, Chocomel, Fanta, Sisi, Joy. Een zakje Smis (zo spreek je dat uit) chips, van toen nog vijfentwintig centen, is de kers op de appelmoes en de volgend jaar te herhalen hit. Mijn Vader komt eerder thuis van de zaak. In de Verenigde Staten koopt hij een filmcamera met projector en projectiescherm. Eind jaren ’40. De filmprojector wordt gereed gemaakt op de eettafel en het projectiescherm opgesteld. Iedereen zit op de grond met de mondjes (we zijn nog klein) open, wijd open. Comedy Capers.  Stan Laurel & Oliver Hardy (de Dikke en de Dunne). De aanwezige kinderen krijgen allemaal een cadeautje mee als aandenken. Ikzelf krijg nog de mooiste cadeaus. Dinky Toys, Lego, Matchbox. De boekjes van Pietje Bell.




Gek of niet, maar mijn kinderen zijn ook niet meer zo tuk op hun verjaardagen. Zeker de ouwe stijl niet. Mijn eigen 19 januari wordt immer gevierd met een intiem diner in een lekkere tent, een gewone. Het zal vanavond wéér  Reuring zijn. Niet het kabaal dat we maken, nee, zo heet het etablissement. Beste eetcafé/ restaurant volgens Johannes van Dam en mijzelf. Vaste prik. Vaste tafel. Strijk en zet lekkerder is er niet, de runderribsteak. Ik heb er dus geen zin meer an. Hoe kan het anders? Welke dag, of welke datum moet ik aanhouden? Die van m’n geboorte? Van mijn besnijdenis? Van alle wedergeboortes ná álle hart Geschichtes? Letterlijk dood en bijna dood ervaringen? Of na en nu met mijn steunhart? Ik besluit ik heb iedere dag feest. Iedere dag mijn verjaardag. Gelijk de Iraakse schrijver Rodaan al Galidi: iedereen is op 1 juli jarig. Asielzoeker en zeer succesvol als schrijver van prachtige boeken en gedichtenbundels. Mijn leven is als een barcode: iedere dag een streepje! En de glazen op tafel zijn altijd helemaal vol. Elke nieuwe dag bij het krieken van de dag, het ochtendgloren (niet voor niets is de betekenis van de naam van mijn dochter Avital: morgenstond, zonsopgang), dan realiseer ik me dat ik heel bevoorrecht ben. Met alles. Met iedere nieuwe dag die is en komt. Ná zonneschijn komt weer zonneschijn!


zaterdag 25 juni 2016

Concurrentie van The Big Bang


 

 

Een Facebook-vriendin plaatst een paar foto’s van knotwilgen. Zo mooi. Zo Hollands. Als ik dan knotwilgen zie, moet ik onwillekeurig ook denken aan dé treurwilg. Hoe dat zit vertel ik je. De treurwilg (Salix babylonica) is een boomsoort van de wilgenfamilie (Salicaceae) en bereikt meestal een hoogte van tien  tot vijftien meter. De glanzend bruine takken zijn hangend, vandaar de naam treurwilg. De bladeren zijn ongeveer vijf tot tien centimeter lang. De bovenkant van het blad is groen en de onderkant blauwachtig groen. Achter in onze tuin in Lochem, op dik honderd meter afstand van ons huis en dus mijn slaapkamer staat de statige en imposante treurwilg. Er valt genoeg te zien en beleven in de tuin. De treurwilg maakt veel indruk. Het is zondag, Moederdag. 9 mei 1965. Ik ben negen jaar. Kieper mijn spaarpot leeg en voor mijn Moeder schrijf ik een gedicht en koop een fles Badedas. Favoriet van mijn Vader. Ik zit vaak met mijn Vader in bad in de Badedas. Van mijn Moeder. Van mij. Van mijn kinderen. Ik  schrijf er her en der in boek of blog over. ’s Morgens vroeg al ga ik naar mijn Moeders slaapkamer. Ik kan niet wachten mijn Moeder blij te maken. Trots als een pauw ben ik. En zeker blij. Geef kussen. Cadeau en gedicht.Ik speel nog wat op mijn kamer en besluit met op het kussen en onder het dekbed mij  koest te houden. Het is zondagmorgen en… noodweer. Zware regen, donker, donder en bliksem en een hoop kabaal. Ik duik er nog even dieper in. Of ik bang ben? Nee, dan nog niet. Niet lang daarna een knal! Dat kun je je niet voorstellen. Je kunt het niet navertellen. Zo’n oorverdovend lawaai, zo’n reusachtige knal is nieuw voor mij. Ben ik wel eens bang? Ja, tuurlijk ben ik wel ’s bang. Zoals ooit op terugreis van Milano Marittima in Italie via Zwitserland, alwaar pech. De lokale garage repareert, het is vrijdagmiddag. Mama zegt tegen Yoni (4) en Avital (2) en mij: wij zitten daar. Waar? Anderhalf uur huppel ik doodspaaches door dat dorpje. Waar zijn mijn kinderen? Later, veel later blijkt in een hotel-restaurant alle drie in pais en vree te zitten en spelen. Gordijnen van de hele tent gesloten. En dat moet ik maar raden? Precies tegenover de garage…

Ja, ik word er paaches (bang) van. Ik ben nog maar een kereltje van negen…! Waanideeen als staat ons huis nog schieten me door de kop. Geen flauw benul van de wetten van de natuur. Met een als het ware oerknal slaat de bliksem in. In de treurwilg. Later die dag blijkt dat een forse tak het loodje legt. Bang voor de grote knal bliksem in de treurwilg. Heel treurig. Droef. Ja, ik weet The Big Bang, de oerknal is  iets anders. Maar vergeef me, voor mij doet de blikseminslag in mijn treurwilg niet onder als concurrent.

dinsdag 14 juni 2016

Kus m'n tooches!



Deze uitdrukking wordt veel gebezigd. En als je ‘m zo ziet staan, de uitdrukking dus, dan denk je dat er een Joodse herkomst is vanwege het woord tooches. In het Ivrit (modern Hebreeuws) spreekt men van ‘tachat’. In het Jiddisch verbasterd tot tooches, tochus, hoe je het schrijven of uitspreken wil. Er zijn nogal wat varianten in het Jiddisch… En tooches betekent kont.  Afgeleid als ik ben doet het me ook denken aan de Achterhoekse uitdrukking voor een dame met een wel heel erg groot achterwerk: “Gods wark”. (G'ds werk).

De eerste hockeyclub van Avital is Pinoké. Avital zit in een elftal met onder andere Myrthe. Myrthe’s vader is Prof. Dr. Hans Bennis. Een aardige vent en op zaterdagochtenden langs de lijn kletsen wij wat af, de wedstrijd straf en strak volgend. Allebei enthousiastelingen. Hans is een paar jaar coach van de meiden. In een jaar scoort Avital negenenvijftig doelpunten in de reguliere competitie. Hans is algemeen directeur van het Meertens Instituut. Het kan zijn dat je het niet kent. Het Meertens Instituut, een grote en voorname organisatie, is een onderzoeksinstituut dat de Nederlandse taal en cultuur bestudeert en documenteert. Eén van de functies is de etymologiebank. Een databank met de herkomst van Nederlandse woorden en uitdrukkingen. Etymologie is dus de studie naar de herkomst van woorden. Ik snuffel nogal eens bij hen op internet. Namen, voornamen, familienamen, plaatsnamen.

Enfin: ‘kus m’n tooches’ is op zich wel juist, maar met een andere herkomst. Voorlopig weet ik de juiste herkomst nog niet. Er wordt gesproken dat het afkomstig is van  “lik me vessie”. Het betekent zoiets als: is de kwaliteit van iets niet goed, dan spreken wij van een kwaliteit van ‘likmevestje’. Eind negentiende eeuw komt de uitdrukking vanuit het Frans naar ons land. Vestje, vessie is een verbastering, of beter een transscriptie van het Franse “fesse”. En dat betekent bil. Lik m’n reet, dus. In het Duits: leck mich im Arsch. 

Van enfin naar afijn en ik leg me neer bij de betekenis en herkomst. Ofschoon het blijft knagen. Tot ja, tot ik eindelijk weet, zonder enig wetenschappelijk bewijs, vanwaar “kuss mir Tuches” afkomstig is. Zolang de wetenschap mij  niet tegenspreekt.

De islam imiteert alles. Ik hoef daar niet op in te gaan, wel? Toch (ook van tooches) heeft die islam wel iets unieks. Zie bijgaand tweede foto voor het bewijs van juist die uniciteit.

Ach man, kuss mir Tuches!

zaterdag 4 juni 2016

Mag ik zeggen antisemiet? Ja, dat mag ik zeggen.


Antisemitisme is  discriminatie van Joden gebaseerd op hun etniciteit of religie. Antisemitisme kenmerkt een vijandige houding en vooroordelen. Er zijn meerdere wegen die naar Rome leiden. Anders gezegd: er zijn meerdere manieren om iets te doen. Zo oud als de weg naar Rome is héél oud. Antisemitisme is er altijd. Al eeuwen. En verdomd de weg naar Vromen is ook al héél oud. Ik zet de klok vijftig jaar terug en ga je bewijzen dat er meerdere wegen naar Vromen zijn. Ik ben zo’n jaar of tien en moet op de lagere school verkeersexamen doen. Da’s een blokje om fietsen en je aan de regels houden. Als laatste in het alfabet (alfabet is een Hebreeuws woord: alef en beet, of wel de a en de b. Het alfabet) kom ik als eerste bij het eindpunt aan. Zegt die miesgasser triomfantelijk: ‘Je bent gezakt!’. Ik stomverbaasd: ‘Huh?’ ‘Ja…’, gaat de miesgasser verder, ‘… je bent het ”stopteken” vergeten’. Van de prins geen kwaad wetend, loopt de prins richting een dikke boom en deelt alle andere examenkandidaten mee het stopteken niet te vergeten. Ben ik in Israel en iemand zegt dat ik een klootzak ben, zal dat een scherpe geest en verbluffend oordeel zijn, of de persoon vergist zich. Ik blijf bescheiden. Ben ik in Nederland en iemand noemt mij klootzak dan is er waarlijk wat aan de hand. Want dát ben ik niet. Nu weet iedereen dat zo langzamerhand wel, dus wordt er gezegd: ‘Rotjood’.  Voorbeelden te over. En zo’n examinator weet toch al niet zo veel, anders heeft ie wel een ander beroep, maar het enige dat ie van mij weet is dat –omdat ik geen klootzak ben- wel een rotjood zal zijn. Zie hier de legitimatie mij te laten zakken en géén diploma uit te reiken. (Ooit kom ik nog ’s terug met een echt héél heavy blog over zo’n vorm van antisemitisme. Nu staat mijn kop er niet naar). De tijd is geweest dat ik alles wil winnen. Nu resteert dat ik gelijk wil hebben. Ik heb altijd gelijk. Ja, dat mag ik zeggen.