zondag 2 maart 2014

NOS Sport

Testbeeld televisie
‘Hé, jammer’, de Olympische Spelen zijn afgelopen. Over tot de orde van de dag en dus weer wat minder en selectiever naar de televisie kijken.
Toen ik een kind was leerden mijn ouders mij al schaatsen. Wij hadden twee vijvers voor de deur. De vijver tegenover het Hertenkamp was de lekkerste. In het midden een eiland met minstens één dikke treurwilg, die als het ware de markering van de binnenbaan was. De walkant uiteraard de buitenbaan. Je kan daar nog steeds de lekkerste rondjes draaien. Ik had al snel Noren en in die tijd was ik, geloof ik, best wel goed. Zelfs zo goed dat ik regelmatig in de gele GTW-bus (de Gelderse Tram Wegen) een kaartje Lochem – Deventer vice versa kocht. Daar lag aan de IJssel op het einde van de Rembrandtkade de Deventer ijsbaan. Van kunstijs. Dus kwam je nooit voor niets of voor een dichte deur.
Zo vergeet ik ook nooit de Europese kampioenschappen voor mannen in Deventer in 1966. De zaterdag ben ik geweest en op zondag met alle schema’s uit de krant op schoot voor de televisie. Kees Verkerk reed de 10.000 meter, en werd daarop Europees kampioen. Zei een broer: ‘Kijk, hij valt!’ en verdomd, een seconde of twee later nét voor de bocht ligt ie op z’n tooches.
Op een gegeven moment waren mijn Noren te klein, of mijn voeten te groot. Ik heb géén nieuwe Noren meer gekocht. Ik focuste mij daarna op hockey.
Stel ik emigreer nog ‘s, wat zou ik dan missen aan Nederland? Hoge ogen en dus een hoge notering voor de Elfstedentocht. Ik herinner mij de televisiebeelden van de tocht in 1963. Tien seconden in het NTS Journaal. Reinier Paping won! Respect! Het wás een partij koud! De vader van Paping had een hotel in Ommen. Als wij naar Groningen of Winschoten reden, kwamen wij ook dáár langs. Er werd iets langzamer gereden en vol bewondering gezwaaid. Naar wie? Toch niemand die het zag. De latere Elfstedentochten heb ik niet overgeslagen. Live op tv. Evert van Benthem en alle anderen. Klasse! Allen die het Elfstedenkruisje haalden: groot respect. Ik kan vanzelfsprekend zo’n beetje alle namen noemen van topschaatsers. Doe ik niet, maar een paar wil ik je niet onthouden. De Rus Ants Antson. Wow, wat een naam! Johnny Nilsson uit Zweden had zo’n mooi hupje met het bovenlichaam tussen de slagen. Telkens met de kop omhoog. Uit Noorwegen kwam Per Ivar Moe. Ik zal je vertellen: moe was ie nooit! En allemaal zo\n gebreid mutsje tot over de oren. Eric Heiden uit Amerika was een held met weet ik hoeveel gouden plakken. Maar het begon natuurlijk met Ard Schenk en Kees Verkerk. En opeens was daar de ouwe Zwitser Franz Krienbuhl. Op 38-jarige leeftijd debuteert hij op de Winterspelen in Grenoble. In 1974 komt ie de baan op in een,  je gelooft het niet, strak pak om zijn lijf. Aerodynamisch schaatspak. Niks broek. Niks trui of jack. Die gast was al dik veertig en verbeterde elke dag zijn persoonlijk records. Pakken zoals hij uitvond zijn nu gemeengoed. Ik spreek over veertig jaar terug of zo. Af en toe nam een Spanjaard ook deel: Gomez. Was ingehuurd om het licht uit te doen. Je hebt nu ook Belgen. Net niet dus. Belgen zijn goed in veldrijden, maar ijs, nou nee. Wat mij opvalt is dat veel van die klasbakken op de schaats weg komen uit de mediene, van het platteland. En weinig uit Amsterdam. In ooit een volgende blog zal ik daar eens wat theorien over verzinnen en uitkramen. Wanneer je Lochem nu als centrum van het platteland bedenkt, dan, ja echt! met een straal van maximaal vijftig kilometer, nou dan heb je ze bijna allemaal gehad. Met een stuk of wat Friezen. Eén van die kanjers is Erben Wennemars. Het is een verademing om de jonge, nieuwe presentatoren op de televisie te zien en te horen. De professionals en centrale presentatoren doen het opvallend goed. Ik ben blij dat Smeets niet meer in beeld is. Met zijn maffe Noorse trui. En met zijn bijneuk Ria Visser. Anno nu Henry Schut. Uit Scherpenzeel. Aanstormend en vakprijzen winnend talent. Het programma NOS Sportwinter tijdens de Sotsji Winterspelen is een hit. Ik kijk er graag naar. Sidekick is Erben Wennemars. Wat een verademing, dat wisten we al, maar nu dagelijks. De man doet het goed. Op radio. Op tv. Wat een schaatser was ie. En wat een kanjer is ie nog steeds. Vergelijk ‘m alleen maar even voor de gein met de “heren” voetbalanalisten. Heb je een teiltje? Teil? Fijn is ook dat wij (da’s Hollands) zoveel medailles winnen. Als ‘we’ verliezen dan is het altijd ‘hunnie’. De gasten aan tafel spreken ook beschaafd Nederlands en zien er correct uit. De andere presentatoren doen het ook prima, Egbers is wel degelijk de nieuwe anchorman. Stomphorst is van watje behoorlijk opgeklommen en verdient sympathie. Toine van Peperstraten mis ik wel hoor. En te dol is de dagelijkse portie nieuws van Herman van der Zandt. Hoe ernstig het nieuws ook, altijd een kwinkslag. Lachen! Ik heb snel geleerd. Zondagavond alleen met het bord op schoot naar voetbal kijken om zeven uur. En daarna niks. Geen gejeremieer meer van de voetbaldeskundigen. En Oh!  wat zal ik blij zijn als ik dat ponem (smoel) van Jack van Gelder niet meer zie.
  

Geen opmerkingen:

Een reactie posten