zondag 12 januari 2014

Schoolbankje


Niet dat ik er aan gehecht ben, of dat ik er een band mee heb, maar eigenlijk is het wel een ding. Een bijzonder ding. Mijn  schoolbank. En die was helemaal niet van mij. Ik mocht er in zitten. Ik schat zo’n achtenzeventigduizend minuten per schooljaar. Dus dat lustrum op de lagere school viel wel mee. 
Op de HBS werd ik er iets langer mee gestraft. Toch waren juist mijn stoeltje en tafeltje van de lagere school heel bijzonder en al sprak je steeds in de bezittelijke vorm, je realiseerde je niet dat er ieder jaar een ander schoolbankje op je stond te wachten. Niet nieuw nee, maar een maatje groter. Je groeide immers ook een beetje van schooljaar tot schooljaar. Al groeit men in het algemeen iets minder snel dan in de voorgaande zin is beschreven. De schoolbank is dus niet van jou of mij; je leent en gebruikt ‘m en hebt het in bruikleen. Hij is van school. Vandaar schoolbank. De bank van school. Maar, maffer kan niet, want de bank bestaat uit een stoeltje en een tafeltje. Niks bank. En als het geen schoolbank is, wat is het dan wel? Een zitbank? Immers ik zat er in. Een werkbank? Ook niet, zover ik mij herinnerheb ik dat niet echt veel gedaan op school. Een ezel? Ach gut, die stond vaak voor de klas. Een bok wellicht? Anderen schoten bokken en begingen die flaters, niet ik. Die van die ouwe bok die wel een jong blaadje lust zou best van toepassing kunnen zijn. Ik heb het hier over botersla. Ja, ik heb het: een ligbank. Ik deed toch niet veel. Of over een zandbank, van al het zand dat  je in de ogen gestrooid werd.
Mijn schoolbank en ik. Wij werden tot elkaar veroordeeld. Ik herinner mij een tafeltje met daarop het tafelblad. Zo’n één meter twintig breed en zestig centimeter diep en zo’n slordige vijfenzeventig centimeter boven de vloer. Een houten vloer of linoleum. Vaak vol met krassen. Pennenstreken, die niet meer weg te wassen waren. Of inkt van viltstiften. Soms zelfs waren er letters of tekens ingekrast met zakmessen. Rechts aan de overzijde van het tafelblad een rond gat. Het ene jaar met een schuifje om het gat af te sluiten, het andere jaar niet. Dat gat heeft een functie. Daar giet je de inkt in. In dat gat, waarin de inkt dus, doop je de kroontjespen en de inkt beklijft en je schrijft voorzichtig tussen de lijntjes in je gloednieuwe schrift je eerste letter. Welke dat was? Weet ik veel?! En…je deed het nooit goed genoeg vond de juffrouw. Zo’n kroontjespen is volgens mij ook uitgestorven. Een lange dunne steel geel, of rood, of groen, of blauw, met daarop geschoven een stukje metaal in de vorm van een kroontje, maar associaties met andere zaken mag ook. Ik bedoel hier bijvoorbeeld het dak van zo’n kerkpaleis in Moskou: Kremlevskaya Naberezhnaja. Dat je dus niet denkt dat ik aan wat anders dacht. De inkt kwam van Talens. Een potje van glas met een zwart deksel en een witte sticker met gekleurde letters. Zwart voor zwarte inkt en ga zo verder. Ik kwam niet verder dan zwart en blauw. Naast het gat een gleuf. De gleuf is bedoeld om je kroontjespen in te leggen, om even uit te rusten van alle schrijverij. Een gummetje lag er ook. Een potloodje en ook wel een balpen of ballpoint. Een soort pennenbakje. Het merk dat op de zijkant vermeld stond was Marko, uit de wereldstad Veendam. Behalve aardappelmeel kwam daar dus ook schoolmeubilair weg. Onder het tafelblad soms een la, lade, laatje, dat er mits dichtgeschoven zo onder paste. Gedurende de eerste jaren had je helemaal geen laatje in je schoolbankje. Naarmate je de uitgang in zicht kreeg, kwam er een laatje. Nee, maar eerst nog een jaar of misschien wel twee een open vak, daar waar later de lade paste. In dat gat en ook de lade werden meestal je schoolschriftjes en etui, een penetuitje, bewaard, als ook sommige schoolboeken. Een agenda kwam pas op de middelbare school. Papiertjes en overige geheimen verborg je ook in de la. Ondergeschoven. En zó geheim dat ik het vergeten ben.  In sommige schoolbankjes heb ik ook wel zitten spelen met de lange haren van meisjes die voor mij zaten. Ik was snel afgeleid.
Zo’n schoolbank had de spannende kleuren van bruin en grijs. Hout en staal. Zwart hard kunststof voor de gleuf en het gat. En grijze rubberen doppen onder de tafelpoten, zodat ie op de plaats rustte. Maar verreweg het interessantst was de onderzijde van de schoolbank. Niet dat ik er naar keek, maar het was wel een vertrouwde plek. Ik kwam er vaak. Gelijk mijn voorgangers. Zij die er kauwgom op geplakt hebben. 
Een echte Vromen peutert nogal graag en dikwijls in de neus. En waar laat je nu je afval? Ons is geleerd dat niet in de mond te stoppen, maar laat het gerust uit het open autoraam waaien, of schiet het van de binnenkant van het bovenste kootje van de vinger met de duim zo de stoep op, of waar je ook bent… Mijn collega Jan Wolkers heeft het in Turks Fruit ook beschreven met al het snot onder de stoel. Dát was me nog ’s een fijne schoonvader! 
Op school had je een eigen plek met de onderste buitenkant van tafelblad of lade. Het gepulkte plakte makkelijk en later controleerde je of het er nog zat. Het was hard geworden. Klei en Silly Putty hadden zo door mij uitgevonden kunnen worden. Als je met je handpalm over je borst aait of wrijft kom je voorbij twee tepels. Hard of zacht afhankelijk van de stemming. Welnu de onderkant van mijn schoolbankje kun je het beste voorstellen als een maanlandschap met wel duuz’nd harde tepeltjes. 

2 opmerkingen: