Niet dat ik er aan gehecht ben, of dat ik er een band mee
heb, maar eigenlijk is het wel een ding.
Een bijzonder ding. Mijn schoolbank. En
die was helemaal niet van mij. Ik mocht er in zitten. Ik schat zo’n
achtenzeventigduizend minuten per schooljaar. Dus dat lustrum op de lagere
school viel wel mee.
Op de HBS werd ik er iets langer mee gestraft. Toch waren
juist mijn stoeltje en tafeltje van de lagere school heel bijzonder en al sprak
je steeds in de bezittelijke vorm, je realiseerde je niet dat er ieder jaar een
ander schoolbankje op je stond te wachten. Niet nieuw nee, maar een maatje
groter. Je groeide immers ook een beetje van schooljaar tot schooljaar. Al
groeit men in het algemeen iets minder snel dan in de voorgaande zin is beschreven.
De schoolbank is dus niet van jou of mij; je leent en gebruikt ‘m en hebt het
in bruikleen. Hij is van school. Vandaar schoolbank.
De bank van school. Maar, maffer kan niet, want de bank bestaat uit een
stoeltje en een tafeltje. Niks bank. En als het geen schoolbank is, wat is het
dan wel? Een zitbank? Immers ik zat er in. Een werkbank? Ook niet, zover ik mij
herinnerheb ik dat niet echt veel gedaan op school. Een ezel? Ach gut, die
stond vaak voor de klas. Een bok wellicht? Anderen schoten bokken en begingen
die flaters, niet ik. Die van die ouwe bok die wel een jong blaadje lust zou
best van toepassing kunnen zijn. Ik heb het hier over botersla. Ja, ik heb het:
een ligbank. Ik deed toch niet veel. Of over een zandbank, van al het zand dat je in de ogen gestrooid werd.
Mijn schoolbank en ik. Wij werden tot elkaar veroordeeld. Ik
herinner mij een tafeltje met daarop het tafelblad. Zo’n één meter twintig
breed en zestig centimeter diep en zo’n slordige vijfenzeventig centimeter
boven de vloer. Een houten vloer of linoleum. Vaak vol met krassen.
Pennenstreken, die niet meer weg te wassen waren. Of inkt van viltstiften. Soms
zelfs waren er letters of tekens ingekrast met zakmessen. Rechts aan de
overzijde van het tafelblad een rond gat. Het ene jaar met een schuifje om het
gat af te sluiten, het andere jaar niet. Dat gat heeft een functie. Daar giet
je de inkt in. In dat gat, waarin de inkt dus, doop je de kroontjespen en de
inkt beklijft en je schrijft voorzichtig tussen de lijntjes in je gloednieuwe
schrift je eerste letter. Welke dat was? Weet ik veel?! En…je deed het nooit
goed genoeg vond de juffrouw. Zo’n kroontjespen is volgens mij ook
uitgestorven. Een lange dunne steel geel, of rood, of groen, of blauw, met
daarop geschoven een stukje metaal in de vorm van een kroontje, maar
associaties met andere zaken mag ook. Ik bedoel hier bijvoorbeeld het dak van
zo’n kerkpaleis in Moskou: Kremlevskaya Naberezhnaja. Dat je dus niet denkt dat
ik aan wat anders dacht. De inkt kwam van Talens. Een potje van glas met een
zwart deksel en een witte sticker met gekleurde letters. Zwart voor zwarte inkt
en ga zo verder. Ik kwam niet verder dan zwart en blauw. Naast het gat een
gleuf. De gleuf is bedoeld om je kroontjespen in te leggen, om even uit te
rusten van alle schrijverij. Een gummetje lag er ook. Een potloodje en ook wel
een balpen of ballpoint. Een soort pennenbakje. Het merk dat op de zijkant
vermeld stond was Marko, uit de wereldstad Veendam. Behalve aardappelmeel kwam
daar dus ook schoolmeubilair weg. Onder het tafelblad soms een la, lade,
laatje, dat er mits dichtgeschoven zo onder paste. Gedurende de eerste jaren
had je helemaal geen laatje in je schoolbankje. Naarmate je de uitgang in zicht
kreeg, kwam er een laatje. Nee, maar eerst nog een jaar of misschien wel twee
een open vak, daar waar later de lade paste. In dat gat en ook de lade werden
meestal je schoolschriftjes en etui, een penetuitje, bewaard, als ook sommige
schoolboeken. Een agenda kwam pas op de middelbare school. Papiertjes en
overige geheimen verborg je ook in de la. Ondergeschoven. En zó geheim dat ik
het vergeten ben. In sommige
schoolbankjes heb ik ook wel zitten spelen met de lange haren van meisjes die
voor mij zaten. Ik was snel afgeleid.
Zo’n schoolbank had de spannende kleuren van bruin en grijs.
Hout en staal. Zwart hard kunststof voor de gleuf en het gat. En grijze
rubberen doppen onder de tafelpoten, zodat ie op de plaats rustte. Maar verreweg
het interessantst was de onderzijde van de schoolbank. Niet dat ik er naar
keek, maar het was wel een vertrouwde plek. Ik kwam er vaak. Gelijk mijn
voorgangers. Zij die er kauwgom op geplakt hebben.
Een echte Vromen peutert
nogal graag en dikwijls in de neus. En waar laat je nu je afval? Ons is geleerd
dat niet in de mond te stoppen, maar laat het gerust uit het open autoraam
waaien, of schiet het van de binnenkant van het bovenste kootje van de vinger
met de duim zo de stoep op, of waar je ook bent… Mijn collega Jan Wolkers heeft
het in Turks Fruit ook beschreven met al het snot onder de stoel. Dát was me
nog ’s een fijne schoonvader!
Op school had je een eigen plek met de onderste
buitenkant van tafelblad of lade. Het gepulkte plakte makkelijk en later
controleerde je of het er nog zat. Het was hard geworden. Klei en Silly Putty
hadden zo door mij uitgevonden kunnen worden. Als je met je handpalm over je
borst aait of wrijft kom je voorbij twee tepels. Hard of zacht afhankelijk van
de stemming. Welnu de onderkant van mijn schoolbankje kun je het beste
voorstellen als een maanlandschap met wel duuz’nd harde tepeltjes.
komt me bekend voor B.V
BeantwoordenVerwijderenx G
Getver!!!!
BeantwoordenVerwijderen