donderdag 21 januari 2016

Ze kent mi ok oaveral II. Voor Avital.


 

Een baby ben ik nog. Midden jaren vijftig. Lochem. Groot huis, groot gezin, druk sociaal leven. De deur is altied los. Mijn Moeder heeft, zonder te bezitten, een “meisje voor dag en nacht”. Zo heet dat. En verdient enige uitleg. Het ‘meisje’ is zes van de zeven dagen intern en helpt in de huishouding zes maal vierentwintig. Gerrie Hilbert, zo heet zij, komt van een boerderij in Klein Dochteren, een buurtschap nabij Lochem. Gerrie’s vader Boer Hilbert doet minimaal één dag in de week de tuin en hij slacht de kippen. Hoe sneu dat ook is, een beest te doden, maar aan de kip en de kippensoep ben ik verslaafd. Snel gewend aan het brute slachten. Als een kip zonder kop loopt zo’n beest nog even verder. Boer Hilbert geeft me geregeld de  tenen van de kip. Wanneer je aan een spiertje trekt, dan bewegen alle tenen. Meisjes in de klas vinden dat niet zo leuk. Geloof ik. Boer Hilbert is hard aan het werk. Hij zegt niet veel, maar is een aardige man. Soms geeft hij me advies. De kikker waardering heb ik van hem. Gerrie, met een wit groot schort, met zo’n strik achterop de kont,  is de ganse dag bezig. Fijn is het dat Gerrie altijd met ons mee-eet. Vanzelfsprekend op vrijdagavond. Gerrie is één van ons. Gerrie gaat ook immer mee naar Knokke. Een zomermaand feest. Mijn Moeder en Gerrie zijn één. Een ééneiige tweeling, of zo. Gerrie gaat trouwen met Hannie Greutink. Hanny is kippenplukker in Warnsveld. Zij bouwen een huis in Klein Dochteren en een schuur van weet ik hoe groot. Vol met duuz’nd’n stuks pluimvee. Kuikens, kippen, hanen. Voor de handel. Privé. Alles kan. Wat ook kan is dat Gerrie en Hanny trouwen. 1964. Gerrie trouwt vanuit ons huis. Dat is bijzonder en dierbaar. Het toont de verhoudingen. Enige tijd later krijgen Hanny en Gerrie een tweeling. Twee zoons. De ene heet Harry. De ander heet Tonny. Dezelfde naam als mijn Moeder. Een paar jaar later overlijdt Gerrie, aan beide ogen kanker. Zij is fysiek snel weg. In mijn hart blijft zij.

Avital, Yoni en ik wonen in ons heerlijk huis, met tennisbaan achter in de tuin, op de Gerrit van Heemskerklaan. Wij hebben een nieuwe hulp in de huishouding. Brkti. Spreek uit Brikti. Brkti komt uit Asmara, Eritrea en woont een paar jaar in Canada. Engels geen probleem. Nederlands geen probleem. Brkti blijft zeker zes jaar bij ons en dan wordt zij niet van mij zwanger en krijgt van haar vriend uiteindelijk een baby. Een meisje. Zij heet Willemijn. Voluit heet zij Willemijn Avital. Haar waardering voor Avital benadrukkend en, zij heeft gelijk, een mooie naam. Een paar weken terug ben ik op een plek om mijn feestje voor te bereiden. “Bert!”, hoor ik een dame van een jaar of veertig zeggen. Zij is vergezeld van een oudere dame. Ik geef netjes een hand en “Neem me niet kwalijk, maar wat is uw naam?, zeg ik. Ik schaam me rot. “Brkti!, zegt zij. “Brkti, wow! Hoe is het met je?”. “Ja, héél goed”, zegt Brkti. “Hoe is het met Yoni en Avital?”. Ik ben het even kwijt, zij schiet me te hulp en vertelt van haar dochter Willemijn Avital. Zij noteert mijn telefoonnummer. Ik de hare. Wie weet wil zij opnieuw een handje helpen in de huishouding.

Een Joodse traditie is het een baby te vernoemen naar een overleden grootouder. Het vernoemen door een ‘fremd’n’ is héél bijzonder en zeer dierbaar.

1 opmerking: