dinsdag 4 februari 2014

Gleis 17

Opvoeden is het proces waarin een kind gevormd wordt met normen en waarden van de samenleving. Dat is een kunst. De kunst van het bijbrengen van de deugd.
Volgens de Joodse traditie zorgt de vader voor de (geestelijke) opleiding van zijn kinderen. En is het een plicht om van generatie op generatie kennis door te geven. To pass on.
In dit licht schreef ik mijn boek Wejiwrech, over de unieke en spectaculaire ontsnapping van mijn beide ouders tegelijkertijd én samen uit het concentratiekamp Westerbork. In dát kader nam ik  Avital en Siwan ook al mee daarnaartoe. Kees de Neus was er ook bij. Yoni kon niet, maar heeft zijn schade behoorlijk ingehaald met de jaarlijkse mars naar Auschwitz. Om de gruwelen van Westerbork te zien, en te voelen. Als toeristen kwamen we aan. Ik betaal uit principe géén entree, mijn ouders destijds immers ook niet! (Dat ik aan het Herinneringscentrum Westerbork jaarlijks een donatie doe staat hier los van.) Wij liepen door het kamp en ik liet hen de barakken zien, de appèlplaats en het monument met de 102.000 stenen. Iedere steen herinnert aan een mens dat naar de vernietigingskampen werd gedeporteerd. En dan de massaliteit van dit aantal. Niet 102.000, nee, 102.000 maal 1 (één) mens. Vader, moeder, kind.
De kinderen namen het welhaast gelaten allemaal in zich op. Er werd weinig gesproken.

Van de bekende Joods-Haagse kunstenaar Ralph Prins heb ik thuis een schilderij aan  de muur hangen. De donkerrode rebbe. Ooit aangeschaft op een veiling met weinig kenners. Ik had het geluk dit schilderij te bemachtigen. Geloof me, het is nu een paar centen méér waard… Ralph Prins is ook de bedenker van hét monument in Westerbork ter herinnering aan de transporten.
Achterin, de facto nét buiten het kamp, begon het spoor. Daar stonden de treinen. Uiteindelijk drieënnegentig in totaal. Prins heeft de ellende vormgegeven door het spoor, de rails, om te buigen. Vanuit de lucht, de hemel wellicht, komt het spoor tot in de eindigheid. Van die plek werden allen als beesten vervoerd in veewagons naar Auschwitz en Sobibor. Daar op die plek krijg je een nekslag. Hij komt binnen. Avital kreeg het te kwaad. De jongens konden hun tranen ook niet bedwingen. Het sierde hen.  Op weg terug in de auto was de één muisstil, de ander moest zich uiten. Ik observeerde hen. Goeie kinderen. Goeie jonge mensen.
Dat ik juist daardoor zo’n bloedhekel heb aan de trein, aan de Nederlandse Spoorwegen, mag nu duidelijk zijn. Dagelijks de kranten vol en de radio tettert weer een mispeer van de door mij genoemde Nederlandse Spoorwegen Bond genoemde en gehate foute club. De voornoemde treinen waren wél altijd op tijd. Zó collaborerend dat de woorden gründlich en pünktlich precies gekozen zijn.   Vandaag de dag de blunder met de Fyra, de bladeren op het spoor, de botsingen, de bijna-botsingen, kleine stations (sic…) overslaan, geen toiletten in de trein, de overvolle trein, alle vertragingen, ach je kan er een heel nieuwsbulletin mee vullen. En in het verkeerde keelgat de reclamecampagne voor stedentrips naar…..

Mijn beste vrienden uit Tel Aviv Tzafi en Miki P. waren ná Miki’s pensionering tijdelijk verhuisd naar Berlijn. Miki was gevraagd een bijdrage te leveren aan fondsenwerving. Erfenissen, nalatenschappen ten behoeve van Israël. Zij hebben er vijf jaar gewoond in een prachtig appartement vlakbij de Ku’damm.  In November 2010 zijn Avital en ik er een lang weekend naar toe gegaan. Mét het vliegtuig.  De marathon van Berlijn gezien, de Ku met alle mooie winkels en speciaal voor Avital een té gekke side show; nagenoeg álle mooie gebouwen en ook de monumenten, van Muur tot en met Stenen Monument, hét Denkmal für die ermordeten Juden Europas. Checkpoint Charlie. De Reichstag. De Brandenburger Tor. Wat niet?
De zaterdag was shopdag. Kadéwé, elke damesmodezaak. Ik ken ze allemaal. Bij Calvin Klein heb ik heerlijk rustig gezeten in een luie stoel. Precies goed voor mij. Avital zocht en vond en paste en showde. Zie je het voor je….een kerel op leeftijd in een jonge damesmodezaak en zijn dochter past lingerie? Enfin, Avital had zich wat bh’s en onderbroekjes uitgezocht en Pa ging naar de kassa. Wie kent m’n tooches in Berlijn? Ik vond het prachtig. Aan het aantal kussen dat ik van mijn mooie dochter kreeg, kon ik afleiden dat zij het ook prachtig vond. Je kan beter met een warme hand geven, dan met een kouwe.
De volgende dag, einde van de middag nam Miki ons mee naar een bijzondere plaats. Bijzonder ook omdat ik er nog nooit geweest was tijdens mijn bezoeken aan Berlijn. Wij reden naar de wijk Grunewald. Mooie huizen, waar vroeger veel Joden hebben gewoond. Midden in de wijk een stationnetje: Bahnhof Grunewald.
Vanaf die plek zijn méér dan vijftigduizend Berlijnse Joden gedeporteerd naar de vernietigingskampen. Op ieder stukje van het perron een koperen gedenksteen met de datum van het transport, waarnaar toe en hoeveel. Een welhaast zo strak kille en koude presentatie dat een beter vergelijk met de Holocaust niet uit te beelden valt. Gelijk het monument van Prins. Als toeristen kwamen we aan. Camera paraat. En als je het weer over een nekslag hebt, dan was dat hier het geval. Tot binnen, diep binnen ons lijf, hart, geest en ziel kwam ie aan. De ogen niet droog. Geroerd ontroerd. Verdrietig tot op het bot. Het enige geluid dat je letterlijk hoorde was het getjilp van een paar vogels. Zij vertelden het verhaal. Zij waren erbij.

De plek die ik net beschreef heet: GLEIS 17 (Gleis siebzehn, spoor/perron 17). Mocht je dus ooit naar Berlijn gaan voor een mooie korte trip, sla dan naast alle andere (ook Joodse) bezienswaardigheden deze plek als tribute niet over. Dé plek. Gleis 17.

1 opmerking: