Enige jaren
geleden vroeg ik aan mijn achternicht, de schilderes en kunstenares Karin Vromen of zij mij eens een schilderles
wilde geven. Ik had destijds nog niet de rust van nu in m’n donder en hield me ook
toen al, vooralsnog alleen bij het toetsenbord.
Ik ben nu
tegelijkertijd aan mijn zevende en achtste boek bezig en sinds een aantal
maanden blog ik daarbij. ‘Als het jou niet dient: jammer, maar ik
heb er lol an.’
Terug naar de
schilderles. Ik had mooi bruin boterpapier gekocht bij Vlieger aan de Amstel en
mij terdege geestelijk voorbereid met mijn doelen. Schilderen dus. En wat zou
ik schilderen dan? Ik zal je er nu niet mee vermoeien, geef m’n geheimen niet
prijs, maar ik wilde beelden uit mijn dagelijks leven op eenvoudige wijze
presenteren. De techniek: met heel brede rechthoekige kwasten die op
behangkwasten lijken, of grote simpele dikke bolle verfkwasten van de
huisschilder. Smijten met de kwast zoals ik dacht dat Anton Heyboer dat deed.
Tot hier. Op de bruine ondergrond van het boterpapier had ik met een paar
streken bruin en rood mijn broodje
osseworst geschilderd. Ik was er fier op. Karin zag dat en vroeg een net
binnenkomend Turks buurtjongetje van een jaar of acht, die ook op schilderles
kwam: “Wat vind je van dat schilderij?” “Aaah…”, zegt ie, “…een hamburger…!”
Ik was op de
goede weg! Het is bij twee lessen gebleven, ooit pak ik de kwast misschien nog
’s op.
Thuis in Lochem
werden wij met lekker eten grootgebracht. Een goeie opvoeding. Brood, fruit,
groente, vis, vlees en vleeswaren. En zo werd ik meatware. Alles was altijd even lekker, maar de osseworst was het
toch net niet. Althans niet die van
de Lochemse slagers.
De geschiedenis.
Osseworst kennen we al van vroeg in de 17e eeuw. Pekelvlees was ook
al bekend en beroemd. De osseworst werd gemaakt van de os. Simpeler kan het niet.
Er zijn minder ossen dan koeien en zo kwam het dat uit het buitenland ook ossen
gehaald moesten worden. Het vlees van de os is bovendien wat steviger dan die
van de koe. Nu draait een beetje slager zijn hand er niet voor om er ook
koeienvlees bij te doen. En blijft men het aanprijzen als ossenworst. Met N in den lande en zonder N in Amsterdam. Osseworst is pur sang Joods. Vroeger waren er vele plekken in Mokum waar je
koosjere osseworst kon krijgen. Op de broodjes. De osseworst blijft osseworst,
met name en alleen in Amsterdam, al is het aantal koosjere osseworsten nu
helaas significant minder. Ik zelf eet niet-koosjere osseworst, maar daarover
later meer.
Kortgeleden, op
24 december 2013 luisterde ik naar het nieuws op de radio, Hilversum 1 aan met
tussendoor een praatprogramma. Heeft een geschiedkundige het over het
Kerstverhaal; het was immers de tijd, en over de os en de ezel. Wat ik op
school niet heb geleerd, verneem ik van de radio. Volgens die heer, ik citeer:
“…de os symboliseert de Jood en de ezel de heiden…”. Ik schreef het onverwijld
bij een verkeerslicht toch maar even in mijn schriftje met harde kaft voor
schrijversnotities. (Zo’n ding ligt permanent in de auto, voor het geval ik
weer ’s iets bedenk.)
Van een goede
vriend begreep ik per telefoon pal daarna dat os of oz in het Hebreeuws (Ivrit)
een mannelijk dier betekent. Een rund, al dan niet gecastreerd. In het
Nederlands is een os een gecastreerde stier. Door de testamentische symboliek
van os als Jood, of andersom, begint een verklaring voor de hand te liggen.
Er zijn diverse
slagers die redelijke osseworst maken. In de Jordaan zit een klasbak, maar de échte komt van de
Marathonweg. Mijn goeie vriend Robert Zikking is al jaren de 1e
prijswinnaar op de jaarlijkse slagersvakbeurs van veel vlees. Zijn pekelvlees
is fameus. Ik noem nu osseworst in het bijzonder. Langjarig en meervoudig
prijzenwinner. Osseworst zonder n. Gerookt, niet gerookt. Afgehangen. Met of
zonder knoflook. Hoe dan ook wél met nesjomme.
Voordat je nu
ook ossenstaartsoep roept, ja! mét een N…. Het achterste deel van een rund, dus
ook van de os, is dat niet geoorloofd. Niet koosjer dus. Van mijn Moeder heb ik
de smaak te pakken van en voor de goeie, enige echte ossenstaartsoep. De staart
in stukken gaat de pan in en tegelijkertijd zeg je drie keer: hij is koosjer,
hij is koosjer, hij is koosjer. En… verdomd…hij ís koosjer. De rest hoor je
vast nog wel ‘s.
Schiet me ineens
wat anders te binnen. Ik had een
zakenrelatie in Gilze, Brabant. We hebben vaak gegeten in het eetdorp bij uitstek in de buurt
Hilvarenbeek. Gingen we Hilvarenbikken.
Hans kende de
eigenaar en zijn echtgenote van een bepaald goed restaurant. We zaten tot laat
door te praten en het paar kwam nog even bij ons aan tafel. Ik vroeg hem: “Die
ossenstaartsoep was heerlijk. Wil je het recept prijsgeven?”. “O ja”, zegt ie,
“blikjes Campbell ossenstaartsoep, gepureerde rode paprika’s erdoor en een scheutje room…” M’n
bek viel open van verbazing. Toch was ie lekker. Wil je het recept van thuis
dan hoor ik het wel.
Wat ik feitelijk
wil betogen is dat osseworst zo Joods is door de geschiedenis van de os en de
ezel, doordat ie in Mokum zo populair is. Op sommige H-plekken schandalig duur
en bij Sal Meijer een illusie, denkend aan vroeger en de tijd die nooit meer
terugkomt. Zijn broodje is prima, daar niet van, maar bij elke hap heb ik een
hang, drang en dwang naar toen. Nostalgie.
Om af te ronden:
hij is gezond. De ouwe internist Joop Stork leerde me eens dat het heel goed is
’s avonds laat thuiskomen, van bridge bijvoorbeeld en dan nog een augurk van De
Leeuw te eten met een mager stuk osseworst. Als ik naar mijn vrienden Birthe en Casey ga,
mag ik niks anders meenemen. Verras me op mijn verjaardag, iedere dag dus! Osseworst
is gewoon lekker.
Tel.: 31 20 6628652
Geen opmerkingen:
Een reactie posten