Al sinds de beginjaren zeventig lees ik Het Parool, met toen
nog de slogan: léés die krant.
Vroeger met de vaste
prik columnisten als Carmiggelt, Evert Werkman, Paul van ’t Veer, Harry van
Wijnen, Nico Scheepmaker, Henri Knap, Ischa Meijer (De dikke man), om er enkele te noemen, en striptekenaars als Peter
van Straaten met Vader & Zoon en
Dik Bruynesteyn met Appie Happie. Wie
kent Kapitein Rob nog?
De laatste jaren las ik op zaterdag altijd als eerste de
verhalen van Johannes van Dam. Heerlijk. Hij is nu dood en dat is behelpen.
Gelukkig vind ik wekelijks op zaterdag in de weekend bijlage PS op de laatste redactionele
pagina de rubriek Mijn Amsterdam. Amsterdammers
vertellen daarin over hun favorieten in en van de stad.
Omdat ik wel niet gevraagd zal worden door de redactie, poog
ik nu zelf een Mijn Amsterdam samen
te stellen.
Bert Vromen (58, Lochem) schreef een zestal boeken en is
inmiddels opa. Er liggen twee boeken in het verschiet. Kwam in 1974 naar
Amsterdam en woont nu in Amstelveen.
Restaurant
Cilubang in de Runstraat. Indonesisch van de meesterkok Ali.
Vijfendertig jaar trouwe gast.
Chez George in de Herenstraat, echter George is dood. Ik
kwam er vaak, méér dan twintig jaar.
En nu Reuring in de Lutmastraat. Voor mij een zoutloze runderribsteak
graag, op mijn vaste plek.
Uitgaan.
Het liefst ga ik uit met mijn kinderen naar Carré of De la
Mar voor een goeie musical. Ajax thuis is ook een uitje.
Café.
Vroeger veel. Nu De Ysbreeker op de Weesperzij en Krom in de
Utrechtsestraat, hoek Kerkstraat. @Krom is dé plek voor mijn vriendin en mij.
Wij hebben daar wekelijks werkoverleg
over een gezamenlijk boek.
Kerk.
Naar de kerk ga ik niet. Naar de synagoge ook niet zo veel
meer. De mooiste synagogen, sjoels, zijn nu onderdeel van het Joods Historisch
Museum.
Dagelijkse
boodschappen.
Vlees bij Robert Zikking, Marathonweg. Groente op de
Stadionweg bij Jan Leegwater. Ik kom ook graag bij Genco in de Van Woustraat.
Vis bij Schilder op de Van de Hooplaan in Amstelveen. Brood komt van Dick
Jansen, ook Amstelveen. Hij heeft tegenwoordig geweldig lekker speltbrood dat zó
bruin is dat het bijna Schwartzbrot is.
Mooiste
plek.
Dat zijn er twee. De Magere Brug. En…het Olympisch Stadion.
8 augustus 1973 was werkelijk het summum. Afscheidswedstrijd Sjaak Swart. Ajax
tegen Tottenham Hotspur. Vlak voor tijd werd Sjaak uit het veld gehaald voor een groots afscheid.
Niet alleen een ereronde, nee: Willy Alberti en Tante Leen zongen op de wijs
van Au Champs Elysees (Oh Waterlooplein), wie kent het niet:
‘Dag Sjakie Swart…’.
Dik vijftigduizend man op de tribune. Allemaal janken als
een klein kind. Ik ook. Vijftigduizend man zongen een Jood toe. Die vertrok. Ná mijn lange verblijf in het
ziekenhuis was de wedstrijd voor Sjaak ter gelegenheid van zijn
vijfenzeventigste verjaardag in het Olympisch Stadion voor mij weer de mooiste
plek voor een hernieuwde start, en een grote stap voorwaarts.
Museum.
Wat denk je van het Joods Historisch? Vier sjoels in één
complex: de Grote Sjoel, de Obbene Sjoel, de Dritt Sjoel en de Neie Sjoel.
Onder de meer dan twintigjarige directie van Judith Belinfante tot grote hoogte
gestegen. Het is mij nu nog te druk in het verbouwde Rijks, maar wees je
verzekerd: ik ga naar de Hollandse meesters!
Amsterdam
voor kinderen.
Artis, het Amsterdamse Bos en de hockeyvelden. Kindermuseum
in het JHM.
Favoriet
vervoermiddel.
Dagelijks zit ik drie kwartier op de fiets. Binnen. In de
stad wil ik niet zonder auto. En dan het liefst vóór de deur.
Standbeeld.
Daar hoef ik niet over na te denken. By far De Dokwerker. Ik hoef je niet te vertellen waarom.
Wil
niet dood gevonden worden.
Het is hier de bedoeling een plek in Amsterdam te noemen. Ik
noem niks. Ik wil helemaal niet dood. Dus ook niet gevonden worden.
Mijn
buurt.
In veel buurten voel ik me thuis. In de oude Jodenhoek loop
ik het liefst en ruik en proef dat wat er niet meer is en nooit meer weerom zal
komen. Zelfkastijding. Dé winkelstraat is de Haarlemmerdijk, gekoppeld aan de
Haarlemmerstraat.
Favoriete
modewinkel.
Nou zeker Pauw en Zwartjes niet. Ik hou het maar op De
Bijenkorf.
Smakelijke
winkel.
Wat denk je van Van Dobben? En Kef, de kaasboer op de
Marnixstraat. En voor ijs ga je naar Jordino, Haarlemmerdijk 25. Op de
Vrijheidslaan haal je zuur bij De Leeuw. Bij wie anders?
Mijn
kapper.
Daar heb je ‘m weer. Peter, bij Frits de Reus. Al dertig
jaar.
Beste
plek om te sporten.
Voor mij? Mijn slaapkamer met de home trainer.
Een
avond stappen met…
Baruch Spinoza. Om wel interessant over te komen. Omdat het
toch niet kan, hij is al even niet meer in de tijd. En…om niemand voor de kop
te stoten.
Favoriete
Amsterdammer.
Brammie Koperentuit, dé hoofdpersoon uit Jeruzalem van het westen een briljant
boek van Siegfried E. van Praag.
Eerste
keer in Amsterdam.
Dat moet 1959/1960 geweest zijn. Samen met mijn Vader naar
Polak van Deventer (há, die ken je niet!) in de Kalverstraat 19. Daar
verkochten ze tropenkostuums. Lichte pakken, qua gewicht én kleur. Wandelde
mijn Vader in op de boulevard van Knokke. Met een witte pet op.
Ik
voel me Amsterdammer.
Omdat het zooooo lullig
is steeds maar weer buitenstuip
genoemd te worden. Nee hoor, ik ben er trots op geboren en getogen te zijn in
Lochem en toch kwam er een tijd te verkassen.
Mokum betekent mijn
plaats, tsja en dat dacht ik vanaf toen – de laatste twee klassen middelbare
school - ook. Verwant met het verleden, mij realiserend dat de toekomst in
Amsterdam lag. De Toekomst ligt
trouwens ook echt in Amsterdam! En zeg nou zelf: in de buitenwijk Amstelveen blijf
je toch ook Amsterdammer?
Met
pek en veren de stad uit.
De Stopera, Robert M. (Mikelson) én de Huishoudbeurs.
Gelezen en ontroerd. Duidelijk en zeer mooi geschreven.
BeantwoordenVerwijderen