Als ik het heb over Krom, dan bedoel ik Café Krom.
Ik ben
geen wetenschapper, maar volgens mij is het met een café net als met een vrouw.
Bij iedere leeftijd en bij iedere levensfase hoort wel een kroeg. Of meer. Dat
gebeurt ook bij mannen. Meer vrouwen bedoel ik. En andersom.
Als kind ging ik wel ’s met mijn vader mee, als we op de
maandelijkse veemarkt bij ons in Lochem waren. Niet naar ’t Zwijnshoofd, alleen de naam al zegt genoeg. Zij waren héél fout.
Dus mocht ik mee naar café-restaurant Meenderink.
Daar werd ook op een afgeslagen koe een borreltje gedronken. Op de kleine
markt, daar waar de veemarkt werd gehouden, naast een pracht huis uit 1638 met
trapgevel dat ooit de familie toebehoorde. Na de oorlog is het verkocht…voor
een habbekrats.
Meenderink werd gedreven door Scholten, ook een ouwe Lochemmer
en een goede bekende van mijn vader. Zijn kleinzoon, die nu in de zaak zit,
heeft (echt!) onlangs het Vromenhuis op
de Bierstraat no. 2 gekocht, nadat het als bibliotheek en later als dependance
van het stadhuis dienst had gedaan.
Dus Meenderink was m’n eerste café. Later als puber ging ik door
de week vaak met een paar hockeyvrienden op de Markt in Apeldoorn naar een
café. Ik weet niet meer hoe het betreffende café heet, maar zal zeker iets grijs
zijn geweest als Marktzicht. Een
glaasje bier en we speelden biljart. Dat was stoer. En feest.
In Amsterdam
heeft iedereen zo zijn plekken. Ik herinner me als eerste De IJsbreker aan de Weesperzijde en ik kom er nu nog steeds met
plezier. Je moet er maar ’s naar toe gaan. Mooi en goed. En met een heel
opmerkelijke en bijzondere geschiedenis. Verderop aan de Weesperzijde zit Café Hesp. Kwam
ik in mijn Parooltijd.
Ik kwam
vanzelfsprekend bij Americain, De Kroon,
Schiller en waar verder niet. Oosterling
en Dante. Maar ook de Rum Runners en wat denk je van Theo Cornwall op de Lijnbaansgracht. Van
Hoppe was ik geen fan, wel van De Swarte, ernaast tegenover het
woonhuis van Johannes van Dam. Ik ben
nog steeds op zoek naar de naam van de cocktailbar in de Spuistraat. Voor één
van mijn komende boeken. Met je rug naar de Koepelkerk en het Sonesta, rechts
af de Spuistraat in. Daar zat op 25 meter rechts die bar. Nu zit er een
advocatenkantoor in. Niemand weet me de naam van die bar te vertellen.
Ik kwam ook
graag destijds bij mij in de buurt –ik woonde op de Eerste Boomdwarsstraat 9
“voor- eenmaal per maand bij Café Nol. Altijd lol. De jonge André Hazes kwam na
middernacht vaak een paar glazen bier bij elkaar zingen. Om de hoek 100 meter
de Westerstraat in.
Rond mijn huis
waren top cafés als Thijssen op de Brouwersgracht en Papeneiland, op de hoek
van de Brouwersgracht en de Prinsengracht. Nou met dat allemaal binnen
handbereik kun je een aardig end op weg. Tegenover mijn paleis was café Het
Skolletje. Eerst dachten ze daar dat ik een stille
was, met mijn trenchcoat aan. Later dronk ik er soms wel twintig kleintjes pils. De overkant haalde ik daarna
nog net. De tweede etage ook. En het bed –matras op de grond- heb ik toen
ervaren als een roeibootje dobberend op de ruige Noordzee met een ferme
Zuidwester.
Ik zal heus wel
in die dik veertig jaar ook in andere kroegen zijn geweest. Nu hoeft dat niet
meer zo. Lawaai. Iedereen praat er zo hard. “hallo! Hoor je mij wel?” Op 30
centimeter afstand. Ik zal in mijn opsomming wel één of meerdere bruine cafés
vergeten zijn. Ik heb ook wat dames niet meer zo paraat.
Nog niet zo gek
lang geleden heb ik een afspraak en we besluiten te middelen in de route tussen
ons. De Utrechtsestraat. Daar ken ik nog wel één: De Utrechtse Poort. Spelen ze
de hele dag Miles Davis, Chet Baker, dat werk. Ik kwam er vroeger veel. Goeie
cappuccino en verse jus en heerlijke croissants. De krant op de toog. Eén keer was
ik er en belde de zaak dat ik niet
kwam; de hele dag hadden we de Elfstedentocht op televisie. Ik kwam daar vóór
het ontbijt voor het ontbijt. Dus echt de hele dag tot een uur of twee en daarna toch
maar naar het werk.
Enfin, wij naar
de Utrechtsestraat, ik iets eerder dan zij en warempel: de Poort bestaat niet
meer… Het is al dertig jaar geleden. Wakker worden, Vromen! Ik keer om, zoek
een andere gelegenheid en ontdek op de hoek met de Kerkstraat Café Krom. Zoals
later mij verteld wordt heeft de zoon van Max van der Glas daar nog gewerkt. Ik
bel mobiel de nieuwe locatie door. Een perfecte tent. Zeker voor ons doel. In
het midden een bar met tien krukken. Er achter een gewaardeerd kastelein in het
zwart, een echte. En eentje die nu weet wat ie ongevraagd brengen moet. Een kop
koffie en een glas thee. Interieur van twee eeuwen geleden. Niet veranderd. Aan
de raamkant met de Utrechtsestraat drie kleine tafeltjes en aan de
Kerkstraatzijde ook drie, met tussen de tweede en de derde een jukebox met
gratis inhoud van de zaak. De generaties na mij weten niet wat dat is, een
jukebox, dus zoek het uit. Bekijk ‘t. Na de derde tafel nog een grote ronde
stamtafel met vier stoelen. Altijd als wij er zijn zitten er twee vrouwen en
twee mannen te klaverjassen. Amsterdams. “We bellen als we willen bridgen!”.
De hoofdkleur
van de kroeg is bruin en de plee stinkt er naar chloor. Een bruin café dus. Wij
zijn er al vele malen geweest, zelfs zo
vaak dat we het nu onze stamkroeg noemen. We zitten aan onze eigen
kleine stamtafel en ja: we zitten zeker twee uur weg te kleppen met
elkaar. Iedereen denkt nu dat ik zo maar
in het geheim een vriendin ontmoet. Mijn vriendin. En dat cryptisch meedeel op
Facebook met @Krom. Dat zoiets betekent
als: ik ben bij Krom.
Facebookvrienden melden vaak in
welke verre exotische stad of mondaine badplaats zij zijn, of welke haven hun
cruiseschip nu aandoet. Of in welk restaurant. En dan het liefst van die dure,
die sjieke. Trendy. Mekaar de loef afsteken. Van andermans centen of van de erfenis van
deenofdandere. Daar word ik nou galliesj
van.
Je zal me toch niet geloven, maar ik zit daar
met A., mijn collega. We schrijven samen een boek. Het is dus werkoverleg.
Laatst hadden we het nog over wie het eerste exemplaar zal krijgen, van ons
boek. Wordt ‘t het complete team van hartspecialisten in Utrecht, of Cor en
Karin uit de VU, of wie weet Remco Campert en Deborah Wolf. Ze weten allemaal nog
van niets, want wij zijn er ook nog niet uit. Het schrijven is nog maar nét
begonnen…
De meeste cafe's of bar's (of is het barren) ken ik wel. Leuk stukje weer!!
BeantwoordenVerwijderen