Zelf ben ik een voorstander van herdertjes die bij nachte in het veld liggen en zingen
over Ajax. Recent heeft de Katholieke Kerk in Brabant geprobeerd het lied uit
het liedjesboek te schrappen. Eigenlijk wil ik het helemaal niet over het bovenstaande
hebben, maar over de hond herder, de Duitse herder.
Vandaag 2 december 2013 lees ik precies dat waar ik al jaren
op zit te wachten. Een Amerikaans onderzoek dat zojuist is gepubliceerd in Nature Neuroscience spreekt van een heel
interessante proef op muizen: Angstige
herinneringen kunnen erfelijk zijn, zelfs tot in de derde generatie. En dit
gaat nog slechts over muizen.
Eerder is reeds gebleken en gepubliceerd, dat ervaringen van
de ouders hun kinderen kunnen beïnvloeden. Ik voeg zelf graag haakjes toe voor
en achter kunnen. (kunnen). Zoiets dus.
Ik citeer: “Deze epigenetische aanpassingen zouden er
bijvoorbeeld verantwoordelijk voor zijn dat kinderen van ouders die leefden
tijdens de hongerwinter in Nederland meer kans hebben op onder meer diabetes en
hartfalen.” Tot zover.
Ik kom nog wel ’s te spreken oever de erfelijkheid, hoe qua
uiterlijk en qua karakter kinderen op hun opa’s en oma’s kunnen lijken. In dat
licht is het zo gek nog niet wat Nature Neuroscience vertelt. Ik geloof het. Ik
neem het aan. Ik aanvaard het dus.
Thuis in mijn jeugd in Lochem hadden wij veel dieren. In de
tuin. Kippen en een haan. Duiven, alleen het roekoeën al doet me smelten. Ook
eenden en af en toe een gans. Zelfs schapen. In de vijver zaten geloof ik wel
wat visjes, dat weet ik niet meer, want ik lag op mijn buik de kin ondersteund
door twee knuistjes ademloos te kijken en luisteren naar het gekwaak van de
kikkers.
Binnen hadden we niks. Geen poes. Geen goudvissen. Geen
hond. Je kan je dus voorstellen dat ik later zelf niet stond te trappelen over het
al dan niet nemen van huisdieren. Nou, vooruit, goudvissen. Een pot gekocht.
Steentjes, Voer. En in een plastic zak twee goudvissen. Yoni en Avital vonden
het prachtig, al moest Pa wel zelf de bak schoonmaken. Er was ook een netje
bij. De goudvissenvisser. Het eerste duo heette Bram & Moos. Het tweede
Shota & Archil. (De Georgische tweeling Arveladze, beiden voetbalden in
Nederland, Shota bij Ajax). En het derde stel dat ik me herinner: Dag &
Nacht.
Ik had het niet zo met huisdieren. Tot uit een nest met
kitten een heel lief poesje meegebracht werd. Zij, het poesje, stond voor me en
wij keken elkaar dwingend aan. Wij verklaarden de liefde aan elkaar. Het
verdict van Amstelveen. Zij werd Toelie genoemd. Chatoel is Ivrit voor poes.
Toelie liefkozend. Toelie is meer dan eenentwintig jaar in ons midden geweest.
Deel van ons gezinnetje. Op vrijdagavond het eerste aan tafel. Genieten van de
zalm, de kippensoep. De appeltaart.
Een paar jaar geleden was ’t over. Ik mis haar nog steeds.
“Nou, heb je gewonnen, met bridge?”, dat vroeg zij altijd van boven aan de trap
als ik thuiskwam.
Van honden houd ik niet. Ik snap ze niet. Ik ben er niet mee
grootgebracht. Soms ja, soms tolereer ik een klein hondje van iemand anders.
Maar grote honden…? Hou op. Niks voor mij. Zeker nu niet.
De geschiedenis leert mij dat de Duitsers ook honden hadden.
Honden die de sterren en strepen op uniformen nog meer macht gaven door de
generaals te begeleiden. Zo ook in Westerbork. Hun voorman Hitler had ook zo’n
hond. Z’n favoriet. Zelfs, ja zelfs de NSB leider Mussert had er zo één: Rex.
Mijn lieve ouders hebben mij altijd verteld dat zij allebei
ooit ’s gebeten zijn door een Duitse herder. En daar, ik verklap niks, wel héél
erg bang voor waren. Voor zo’n beest ben ik dus ook paaches. Héél paaches. Bang voor een Duitse herder. Ik durf te
wedden dat menigeen identieke fobieën heeft. Wil je ze delen?
.
Leuk, leerzaam en vooral ontroerend stukje Bert! Gelukkig dat Toelie niet boven aan de trap stond. Wat had je dan moeten zeggen. . . Jammer dat ik geen foto kan plaatsen, dan had je mijn toelies kunnen zien. De aller- allerliefste is er nu al bijna twee jaar niet meer. Er gaat geen week voorbij of ik roep (per abuis) zijn naam. Tot volgende week. Maja
BeantwoordenVerwijderen