Na de uitschakeling van Ons Aller Ajax gisteravond in
Milaan, kan ik me vandaag weer verkneukelen met de krant. mijn Het Parool vrij en
onverveerd.
Je moet weten dat ik ben grootgebracht met helden in de
krant: Simon Carmiggelt, Evert Werkman, Klaas Peereboom, Harry van Wijnen, Paul
van ’t Veer, Jan Pen, Dik Sjappo, Bas Bruynesteyn, Peter van Straaten. Foto’s
van C. Barton van Vlijmen en Wubbo de Jong. Bob Steinmetz was de redactiechef.
Cees van Nieuwenhuizen op sport.
Blogs kan ik vullen met wat er tegenwoordig allemaal niet
meer deugt. Ik heb er nu even geen zin an. Anno nu hebben we Theodor Holman.
Wat een pracht columns.
Vroeger bladerde ik snel naar Appie Happie, Vader en Zoon,
Van Wijnen. Wie niet?
Holman is één van de weinige kanjers in de krant. Eerst
pagina twee dus. Dan Rottenberg, ook al ben ik het niet altijd met hem eens. Wat
een schrijvert! Koddig vind ik nog
immer Henk Spaan. Johannes van Dam is dood.
Zin heb ik erin om een jonge juffer af te fikken. Net uit de
luiers en gesjeesd op de school voor journalistiek. Bij gebrek aan beter een
plek gekregen als columniste bij mijn
krant. Nu had ik wel ’s eerder wat gelezen van Roos Schikker, maar daar is niets
van beklijfd. Zo’n onzin, zo slecht, zo naïef, infantiel, noem het zoals je wilt.
Ja, ik heb even zin iemand af te zeiken. Laat me.
De krant vandaag 12
december 2013, de column van Schikker. Ik begin er schik an te krijgen.
Kop: GARPEN
Een heel verhaal van niks waarin ze vertelt over twee
favoriete kasteleins, waarvan de één, Arie, haar ouwe
kut noemt en de ander, Joop, haar een biertje geeft vanwege haar mooie
ogen. Dat noem ik nog ’s een zelfbeeld. Hoe verzin je het. Ze preludeert
hiermee haar enorme talenkennis. Immers haar vader had boven café Nol gewoond (vroeger
bij mij om de hoek). Aldus beheerst de jonge dame alle talen, waaronder het
Amsterdams. Ik heb wel van een Amsterdams accent en dialect gehoord, maar
Amsterdams als taal is mij onbekend. Bargoens zal het teefje bedoelen:
straattaal, markttaal, boeventaal, Jiddisch (Mokums Jiddisch), denk ik. Ze,
Schikker, komt met een opsomming die niet al te best gespeld is. Het zit
allemaal in haar vocabulaire. Wél
Joodse woorden.
Zoals Wim Kan al zei over de Paus: “als je de sport niet beoefent,
moet je je niet met de spelregels bemoeien.” Eens aan de bar krabbelt ze verder
als Joop de kastelein het heeft over een aantal ongure types die hij garpen noemt. Het wijffie kent dat woord
niet, zij vermoedt dat het slecht is
en knippert sullig met haar ogen. Zelf weet ik het uit het bolle hoofd, immers
het is door mij gebezigde taal, maar werp één blik in het standaard woordenboek
Koosjer Nederlands van Van de Kamp en
Van der Wijs en ze leert wat een garpe
is. Amaai, maar dát heeft ze op school niet geleerd.
Kort: een garpe is een schande, schandaal of iets of iemand
waarvoor je je moet schamen. Zoiets. School van de Journalistiek ga je schamen.
Hoofd- en eindredactie van Het Parool: schamen! Mevrouw Schikker stop met mij
een slecht humeur te bezorgen en volg de gepensioneerde Joop of Arie op als
kastelein, als kroegtijgerin met mooie ogen. Je hebt geleerd een goed pilsje te
tappen.
Je column Garpen geeft
precies dat weer wat ik er van vind: een garpenesjant!
het is een garpe om over een garpe te schrijven als je niet weet wat een garpe is.
BeantwoordenVerwijderenweet ze veel van haar gezond!
xxG