Dat het door mij geven van bijnamen aan familie,
vrienden, kennissen mag ik als bekend veronderstellen. Ikzelf heb overigens ook
wel een dikke vijftig namen. Sommige ben ik bewust vergeten. Sommigen ook. Ik
neem je mee naar de eind jaren vijftig begin jaren zestig van de vorige eeuw.
Lochem. Haalmansweg. De zaak van mijn Vader. Handel in huiden, vellen, leer en
pickers. Daar staat het pand en kom ik er vaak. Kijken. Hoe de huiden geladen worden,
of gelost. Of hoe ze op kwaliteit gecontroleerd worden. “Ontvangen” noemt men dat. Gewogen. Gepekeld
(gezouten). Of plat neergelegd of op een mooie manier gevouwen. Het is zwaar
werk. Ik kan het nog niet. Ik heb respect voor alle mensen die bij mijn Vader
werken. De mannen hebben grote, grove handen. Met kloven. Als het ware
aangevreten door de pekel. Op kantoor zitten vind ik ook spannend. Zo reis je
de hele wereld over en rammel je wat op de typemachine met carbonpapier, ik luister
mee met de extra hoorn bij de telefoon. De meeluisterhoorn. En ik luister naar
dat wat er gezegd wordt, neem alles op, zo ook het geratel van de telex. Telex? Wat is dat? Zoek maar op. Twitter van toen! Man,
dat is spannend! Mijn Vader is géén Ruud Lubbers, Bill Clinton, Dominique Strauss Kahn of Bill Cosby en houdt zijn handen thuis, o zeker, maar ik vind als
kleuter Til wel een mooie meid. De secretaresse. Lang, slank, blond. Over één
van die voor mij karakteristieke en bijzondere mensen gaat dit blog. Het wordt
een korte. Bij ons thuis wordt Algemeen Beschaafd Nederlands gesproken. Mijn
Vader en Moeder geven het voorbeeld. Al wordt er ook in het buitenlands
gesproken als de kinderen iets niet mogen weten. Gauw genoeg heb je door waar het ongeveer over gaat. Mijn Moeder
wauwelt wel eens wat in het Grunnings (nou ja, niet echt hoor) en mijn Vader
spreekt vloeiend plat-Lochems, maar niet thuis. Alleen op de zaak, of als ie
ouwe makkers tegenkomt in de stad. Op de veemarkt of bij Café Meenderink. Toch
heb ik van mijn Vader het volgende overgenomen. Een paar woorden schrijf en zeg ik uitsluitend
nog in het plat-Lochems. Een vorm van zuiver Achterhoeks dialect. Hét voorbeeld
is “duuz’nd”. Ik hoef het je niet uit te leggen, wel? Zo hoor ik eens de
anekdote over mijn Vader z’’l. Plek: de Markt in Lochem. Een Lochemmer loopt
langs en zegt: “Vrom’n”. “Gait Jan”, antwoordt mijn Vader. “Hoa goat ut?” En
dan mijn Vader: “….’t Kan wel duuz’nd guld’n beter…”. Of: ik goa op huus an.
Kallem an is er ook één. Dus praktisch
al die mensen hebben wel een bijnaam. De door mij zo bewonderde Achterhoekse
rockband “Normaal”, met Bennie Jolink, maakt heel Nederland bekend met het
Achterhoeks. Het verreweg bekendste woord is Høken. HØKEN. Lol trappen, gek
doen. Dat betekent het. En ook schuiven. Eén van de mannen is Harfsen. Voornaam
weet ik niet. Als het netjes moet noemt mijn Vader hem Harfsen. Als ie het niet
hoort het volgende: Harfsen is een klein kereltje, op leeftijd dat wel,
opvallend zijn de korte benen. Gelijk een pinguin. Dus van echt stappen maken is geen sprake. Nee,
Harfsen schuift, schuifelt langs. Hij waggelt ook een beetje in mijn
herinnering- ik weet wel zeker- , maar hij heeft sterke armen. Hij schuift altijd. En hij schuift ook de
huiden door.Hij wordt “De Schoev’rd” genoemd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten