De Februaristaking. Jullie weten wat ik heb met ‘De
Dokwerker’. Het is me té koud om aanwezig te zijn bij de herdenking op het
Jonas Daniel Meijerplein. Bij De Dokwerker. Mijn hart is nu eenmaal niet sterk
genoeg de kou te trotseren. Vanmorgen moet ik even naar de stad. Hoe symbolisch
drijven donkere, héél donkere luchten over. Een paar maartse buien zetten flink
de toon. Ik zit droog in mijn auto.
Ik ben een jaar of dertien. 4 mei. “Mam, ga je mee
naar de ‘Dodenherdenking’? Het is 4 mei”. “Nee, m’n jongen ik ga niet mee. Ik
heb iedere dag 4 mei…”.
Een goedkoop excuus en alternatief: ik kijk naar de
uitzending van de herdenking. Ik neem waar. Pas op het moment dat Joost Prinsen
het vierde gedicht, van Frans Pointl, voordraagt, onthoud ik werkelijk de
tekst. Een klein citaat. Als een dolk.
“Razzia! Razzia!”.
“Het is 1946, moeder. Het is 1946”.
De doos met tissues heb ik bij de hand. Ik heb ‘m –de
doos- voor de maartse bui van vandaag
hard nodig.
Heel treffend. De jaren na de oorlog zat het vast in je hoofd en hoefde je niet te herdenken. Je wist het, maar wilde er niet aan denken. Misschien was dat te pijnlijk.
BeantwoordenVerwijderen