zaterdag 4 juli 2015

Mag ik je wat opbiechten?


 

Ja, ik moet je wat opbiechten. Normaliter wanneer ik tot verzoening moet en wil komen, dan benut ik daar met hart en ziel Grote Verzoendag (Jom Kippoer) voor. En G’dzijdank mij wordt immer vergeven. Ofschoon is dat géén carte blanche er maar op los te leven.

Helaas – het is mijn keuze niet, maar ik verzoen mij ermee - verhuizen wij om begrijpelijke reden van Lochem naar Apeldoorn. Ik noem de laatste naam één keer. Genoeg. Basta cosi. Ik heb er niets mee. Ik ben elf jaar. De lokale voetbalvereniging is A.G.O.V.V. (Apeldoornse Geheelonthouders Voetbal Vereniging, ik verzin het niet) en speelt de thuiswedstrijden in het gammele stadionnetje in het sportpark ‘Berg en Bos’. Voor de nationale bekerstrijd komt (ook één keer!) Feyenoord op bezoek. Met Google herinner ik mij nog de datum: 15 september 1968. Het wordt 0-5 voor de bezoekers. Daar kom ik nimmer meer. Zeven dagen in de week ben ik op de hockeyvelden, honderdvijftig meter van ons huis. Catharinalaan uit, zo in het park Marialust staat het clubhuis van mijn club en liggen de velden. Dat clubhuis, een echt clubhuis, kwam er een jaar later. Er was een stenen gebouwtje met twee kleedkamers en om nooit te vergeten… een groen geverfde houten keet van 2 x 2 meter met een luik en achter dat luik de assistent-amanuensis Nolet van het Veluws College. Een flesje prik een kwartje. En hij bezorgde op het veld zelfs de grote metalen schenkkannen met thee. Net voor de rust.

Terug naar de voetbalwedstrijd. Ná de wedstrijd loop ik naar en op het veld en zoek de twee stoere verdedigers Rinus Israel en Theo Laseroms. Blokken beton. Geef hen beiden een handje met de tekst: “Goed gespeeld!”. Je maakt wat fouten als adolescent.

M/V wat voel ik mij nadien miserabel. Niet zozeer dat ik Israel een handje geef, een mooie naam én hij is Amsterdammer. Zo miserabel dat ik het nu nog weet. Zo miserabel dat ik wil biechten. Enfin, ik biecht het op. Zegt de pastoor, die pischer: “Het is je vergeven, mijn zoon. Enne wie al mijn collega’s waar dan ook in de wereld en ik allemaal een handje hebben gegeven is véle malen erger…”.  En weg ben ik!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten