zaterdag 14 februari 2015

Uit de oude schoenendoos. Voor de Lochemers.


 


Lochem. Dat is waar ik geboren ben. Wat ik mij ook  herinner is dat ik tweemaal per jaar met mijn Moeder schoenen ging kopen. Mijn Vader handelde in huiden, leer en pickers. Dus leren schoenen. Om meerdere redenen. Mijn Moeder nam mij dan altijd mee naar de schoenenwinkel van Beumer in de Walderstraat. Vroeger, vóór de oorlog, werd deze straat de Jodenbreestraat genoemd, omdat er toen nog –naar verhouding- veel Joodse winkels waren. Ook één van Vromen. Er was nóg een schoenenwinkel, Swaters op de Nieuwstad, maar daar ben ik nooit geweest. Zowel mijn Moeder als later ikzelf kochten bij door mijn Vader geautoriseerde winkeliers. Het moge zo langzamerhand duidelijk zijn waarom. Dat mijn Vader visie heeft gehad blijkt uit het volgende: Lochem spreekt een woordje mee. De kleindochter van Beumer is de echtgenote van de minister Plasterk. Is het nou PLAsterk of PLAAsterk? Da’s mooi voor Lochem. Mijn Moeder en ik op weg naar de Walderstraat. Haitsma Mulierlaan, Nieuweweg, Kastanjelaan, Tuinstraat, ’t Ei, de Biermarkt, de Markt en links in de hoek de Walderstraat. Je denkt hij heeft Google maps erbij of een Tomtom, niets van dat al. Uit de blote kop, als de dag van gisteren. En ik kan het weten. Ik ben er getogen. In de zin van afgereisd, zie de enorme reeks aan straatnamen; en in de zin van grootgebracht. Nu in een hop en een sjtop, een poep en een scheet, toen een wereldreis. Aangekomen bij de winkel. Eén raam met Beumer Schoenen. Dan wist je waar je moest zijn. Rechts de deur, met koperen beslag en zo’n ding om met je duim naar beneden te duwen. De winkelbel belde en een stoffige –voor mij - oudere vrouw kwam van achter een gordijn de winkel binnen. ‘Goedemorgen (met naam en toenaam), waarmee kan ik u helpen?’  Ik: ‘Huh???’.  Mijn Moeder: ‘Ik denk dat wij voor schoenen voor Bert komen’.  Enfin er kwamen schoenendozen uit de stellingen en die stellingen begonnen al in de winkel. In het midden –zo groot was het niet- twee of drie stoelen in twee rijtjes met de rug tegen elkaar aan en twee van die kleine k-bankjes, waar jij dan je voet op moest zetten en die stoffige dame ging op het zadel. In amazonezit, anders zou je haar recht in het kruis kijken, Daar was het de tijd nog niet voor. Jaren vijftig, zestig kapsel. Welhaast plat Lochems. Dah ken ie niet verstoan. Diverse dozen (schoenendozen) werden tevoorschijn gehaald en passen met de handel. De twee torens met dozen leken verdacht veel op het grootse wolkenkrabber project van Rem Koolhaas in Rotterdam. ‘Zijn ze stevig?’, vroeg mijn Moeder, naast mij. ‘Ja’, zegt Amazonika, ‘en hij (ik) heeft nog een centimeter ruimte bij de grote teen’. ‘Zitten ze goed, jongeman?’, zegt de verkoopster. ‘Ja, dat wel’. En… ik ging staan, en passant in de spiegel kijkend. ‘Ze staan ook goed’, becommentarieerde ik. De kalle zag de gein van de woordspeling en de multifunctionele toepassing van het woord staan niet helemaal in. En verdomd…. Wat krijgen we nu? Hij liep naar buiten! Deur open en links af de Walderstraat in. Een minuut later kwam ik terug. Mijn Moeder met de rechterhand voor haar mond de lach verstoppend en bijna in de broek piesend lag helemaal in een deuk toen ik zei: ‘…En ze lopen ook wel lekker…!’.  

1 opmerking: