zaterdag 24 januari 2015

Mijn taal.


 

 

Iedereen heeft zo zijn/ haar eigen taal. De taal van het land waarin je woont, de streek, de stad, het dorp. Of tot welk een gemeenschap behoor je. Of een beroepsgroep. Straattaal, markttaal, dieventaal. Bargoens. Van de oude talen –de Tenach of het Oude Testament is genoteerd in het Aramees en Hebreeuws -  is in die zin niet veel over, dat Aramees niet meer gebezigd wordt, een dode taal, en het Hebreeuws gemoderniseerd is tot Ivriet, modern Hebreeuws. Het  Ivriet is eind 19e eeuw ontwikkeld door Eliezer ben Jehoeda. Mijn beste vrienden wonen in ‘zijn’ straat in Tel Aviv. Een korte verklaring: de Joden in de Diaspora en woonachtig zeg maar in Centraal Europa spraken vroeger ook al met elkaar en als er iets ‘geheim’ moest blijven, werd al ras overgestapt op Jiddisch. Simpel gezegd een mengelmoes van Hebreeuws en Duits. Aangevuld met her en der alles erbij. Het Jiddisch overigens werd geschreven met Hebreeuwse letters. Volgens mij omdat dan het geschrevene ‘geheim’ bleef, of beter wellicht: men was het schrijven van de plaatselijke taal niet machtig. Ja, ook bij ons thuis als mijn Vader en Moeder iets bespraken dat niet voor mijn oren bestemd was…   Vanuit Duitsland geredeneerd heb je onder andere het Oost Jiddisch en het West Jiddisch. Daarvan vind je nog veel verwantschap in de Nederlands streek- en familie varianten. En zo brachten de Joden met name in de periode van De Verlichting hun taal mee, Zo ook mijn voorvader Samuel Michiel Vromen, die zich in tussen 1765 en 1780 vestigde in Lochem. Hij kwam van Urbach, bij Neuwied in Duitsland. De taal ging over van generatie op generatie. Sterker nog: in Amsterdam, waar vóór de oorlog tien procent van de bevolking Joods was, wordt een flinke partij “Joods” gesproken. Echt geloof me, zowel in het Amsterdams, als in het Nederlands komen duizenden woorden en gezegden voor met een Joodse herkomst. Als ik dat allemaal ga benoemen…. Er zijn genoeg boeiende naslagwerken, ook op het internet met betrekking tot West en Oost Jiddisch. Standaardwerken zijn de boeken van Hartog Beem – één voorbeeld zijn boek ”Jerosche”, dat erfenis betekent, als ook het prachtige woordenboek van  Justus van de Kamp en Jacob van der Wijk (Contact 2006): “Koosjer Nederlands”. Joodse woorden in de Nederlandse taal. De taal die ik van mijn Vader en Moeder heb geef ik door aan Yoni en Avital. Volgens het principe “slippage’ heb ik ooit honderd woorden geboord, tachtig vond ik mooi, zestig heb ik onthouden, veertig gebruik ik regelmatig en twintig bezig ik wekelijks en vijf dagelijks. Zoiets. Wat ik probeer te stellen is dat taal helaas aan tijd gebonden is en met die tijd vergaat. Uit de tijd gaat. Zie ook ons Nederlands. Zo ik al veel minder woorden gebruik dan mijn Ouders, zo kan ik niet van mijn kinderen verwachten dat zij wél weer alles oppakken en benutten. Van binnen straal ik dan ook van geluk als er af en toe zo’n woord door mijn kinderen wordt gebezigd!

In een hop en een sjtob (Jiddische uitdrukking, betekent: in een wip, no time) naar Het Parool, léés die krant, van een paar decades geleden. Op Oudjaar, 31 december was er steeds een hele pagina gevuld met ‘wat wél moet blijven in het volgende jaar’ en ‘wat niet moet blijven’. En Henk Spaan deelde de oliebollen uit. Wie schetst nu mijn verbazing dat in het Nieuwjaarsnummer van het Nieuw Israelietisch Weekblad, de Rosh Hasjana editie van 19 september 2014 over de twee pagina’s in het hart van de krant de redactie met het volgende komt: “10 dingen die weg/ blijven moeten”. Eén van die gastjes zal waarschijnlijk door zijn collega’s de hemel in zijn geprezen voor dit briljante, creatieve idee. De persoon zal beslist hebben gedacht “goed gepikt is beter dan slecht nagemaakt”.  Nu heb ik niet vaak zo’n stelletje schlemielen bij elkaar gezien…. Zij hebben het volgens de kop over “10”, wat denk je… ze komen niet verder dan negen! Willem Tell. Als het hun bedoeling was mijn mening te geven over wat moet blijven…, nou dan zeker die redactie niet. Eén van de items is: “Nesjomme”(dat betekent ziel). Onder MOET WEG schrijft men: “Het koketteren met Jiddisje woorden en gezegden om de eigen Jiddisjkeit te benadrukken is oubollig, ouderwets en geforceerd en zorgt voor een afstand tot onze niet-Joodse medemens”.  Bij MOET BLIJVEN wordt geschreven: “Het is enig dat er nog menschen zijn die Jiddisje uitspraken in hun idioom hebben. Het is een teken van nesjomme. Nog belangrijker is dat ze deze, door ze te blijven gebruiken, doorgeven aan volgende generaties”.

Doe er dan wat aan! De Facebook pagina “Mokums Amsterdam” geeft de lezers dagelijks één woord. Fantastisch! Ik heb een paar taalvirtuozen en collega boeken schrijvers gekend, beiden expert in het onvervalst authentiek Amsterdams Jiddisch. Dikke chawwers. Dave Verdooner en Hans Sarfaty. Beiden helaas niet meer onder ons. Een genot om naar hen te luisteren. En dát heb ik veel gedaan. Nu is er mijn chawwer, vriend Leo Groenteman. Er zullen ongetwijfeld nog een paar anderen zijn, maar die hoor ik niet. Zo ken ik ook een oude niet-Joodse mevrouw die in elke zin –geschreven of gesproken- minstens één Joods woord gebruikt. Kijk, dát vind ik nou misplaatst. Onder het mom: Kijk mij nou ’s goed zijn! Wat te verbergen? Kan ik bij je aankloppen voor een onderduikadresje?

Hoe dan ook: in mijn eigen taalgebruik, in mijn boeken, in mijn blogs, in mijn brieven, ik zal mij altijd blijven bedienen van die woorden die ik reken tot MIJN TAAL!


1 opmerking:

  1. Er bestaat vast nog geen boekje over Oost-Nederlands Jiddisch #hint;-)

    BeantwoordenVerwijderen