Wat ik met de Tour de France heb? Niet zoveel. De Tour de
France start vandaag 5 juli 2014 in Leeds. En bij mijn weten ligt Leeds in
Engeland. Door het niet-aflatende geouwehoer over doping is de lol er wel van
af. Of je gebruikt, of je gebruikt niet. Mij een zorg. Maar jok er niet om. Aan
valsspelen heb ik een hekel. Als niemand dope gebruikt is de beste de beste.
Als iedereen dope gebruikt is de beste ook de beste. Eddy Merkcx óf Lance
Armstrong. Al blijft mijn favoriete wielrenner aller tijden Gino Bartali en dat
is niet omdat één van zijn bijnamen De Vrome is. Wat er allemaal op zijn
palmares staat voert nu te ver, maar geloof me Bartali heeft ook tweemaal de
Tour de France gewonnen. In 1938 en 1948. Bartali was een Toscaan, een man van
eenvoud, een devoot katholiek. Tijdens de Tweede Wereldoorlog heeft hij mede op
verzoek van Paus Pius XII, uiteindelijk het leven gered van 800 Italiaanse Joden.
Die zaten ondergedoken in een klooster in Assisi. Hij heeft menig document in
het frame van zijn fiets mee gesmokkeld. Een hoge onderscheiding heeft hij
postuum gekregen van de Italiaanse president en vrij onlangs is hij geëerd met
de Yad Vashem onderscheiding, dé Israelische medaille voor de Rechtvaardige
onder de Volkeren. Een rechtschapen
mens, dat was ie. Een held. Een grote. Zijn zoon Andrea nam de medaille in
ontvangst.
Wielrennen is niet zo mijn sport. Rondje rond de kerk al
helemaal niet. Aan fietsen had ik altijd een broertje dood. Alleen uit
noodzaak. Functioneel fietsen. Inmiddels 50 minuten per dag. Toch is er een tic
overgebleven. Ik zal dat zo meteen vertellen. Eerlijk is eerlijk de
wielrenploeg van Peter Post met mannen als Jan Raas, Gerrie Knetemann en Henk
Lubberding zorgde er toch wel voor dat ik op het puntje van de stoel ging
zitten. Echte mannen eten geen soesjes. Maar dat is lang geleden. Ook lang geleden, maar als de dag van
gisteren herinner ik mij de jaarlijkse zomermaand in Knokke, Belgie. Daar
hadden we een flat en verbleven een hele maand in Knokke.
Ook aan Knokke heb ik
mijn hart verpand. Het Lunapark met de drie honkbalkasten, de boulevard, de
broodjes filet préparé, het ijs van Au Pingouin
en ja het strand. De trapautootjes. Bij Jozef en Marie (hoe verzin je het?) huurden
mijn ouders een houten huisje, daar stonden dan al onze spullen en de stoelen. Jozef was
winterschilder en in de zomer de godganse dag van ’s morgens vroeg tot ’s
avonds laat in de weer op het strand. Een witte broek tot op de kuit en blote
voeten, een marineblauwe visserstrui pet schuin op de kop, een shagje hing de
hele dag tussen zijn lippen. Zijn zwarte kop kwam niet van de schoorsteen, maar
van de zon. En die is daar ook lekker. Marie was ook hartstikke bruin. Liep
altijd met een wit schort met een grote strik boven de kont. En een hoofddoek,
zo’n grote zakdoek. Het ene been, of het
andere was iets korter. En een Freek de Jonge bril. Beiden –en dat meen ik –
waren schatten van mensen. In de jaren 50, 60 waren zij al dik aan de
pensioengerechtigde leeftijd.
Gerrie, de schat, zij ruste in vrede, ons meisje voor dag en nacht, ja zo heette dat
vroeger, was ook altijd mee naar Knokke. En zij ging met de kinderen vooruit.
Later kwam mijn moeder en mijn vader ging dan eerst over de boulevard, de
Zeedijk (niet te verwarren met de Amsterdamse) wandelen. Voor zijn gezondheid.
In zíjn witte tropenpak en met witte pet. Zonder das. “Pap, waarom draag je
hier geen das? ‘, vroeg ik eens. “Wie kent mijn tooches in Knokke”, was het
antwoord. Dat wordt nog veel gebezigd.
De Hollandse berg, Alpe d’Huez, je schaamt je er voor tot
dat klootjesvolk te behoren dat stomdronken en lallend de polonaise hupsakeet
midden op de weg zodat de wielrenners er niet langs kunnen. Als je het over
doping hebt…de gekte is bij deze massa toegeslagen, ingeslagen als een bom. En
een lol dat ze hebben. Ik heb terstond mijn paspoort in de prullenbak
gemieterd. Ik heb het nog niet eens over de kwal: de organisator van Alpe du Zes, een wielertocht
ten bate van kankeronderzoek. Die met geld van ruimhartige gevers er vandoor
was. Twee ton, dat is een half miljoen gulden, hoor! Een paar tientjes. Toen ik
mijn loopbaan begon bij Het Parool was er gedurende de Tour dagelijks een
bijeenkomst van de liefhebbers, op de sportredactie.. Het werk werd stilgelegd
en wij zaten allemaal gekluisterd aan de radio. Eén van de sportredacteuren
hield het allemaal nauwkeurig handmatig bij. Computers waren er nog niet. Vóór
de Tour kocht je je in voor vijftig gulden. En je had je eigen ploeg. Je koos
uit iedere échte ploeg één renner en tezamen vormden zij jouw ploeg.
Afhankelijk van de resultaten verdiende je winnaarsbonus. Alle klassementen
werden bijgehouden, als ook de nummers 1 t/m 10 per etappe. Boter bij de vis.
Het was immer één groot feest. Eén jaar had ik een ploeg samen met Dik
Bruynesteijn. De tekenaar van de strip Appie Happie. Dik woonde in Eemnes en
kwam hooguit één keer per week zijn strips brengen. Enfin, samen hadden we dus
een ploeg. De renners koos ik, als hij maar de naam van onze ploeg mocht
bedenken. “Sjappo bas”. Die paar
tientjes die we verdienden haalden het niet bij de enorme lol!
Mijn voorliefde voor Knokke is algemeen bekend. Al meer dan
58 jaar. Op het strand in Knokke wordt een bijzonder spel gespeeld. Je tekent
in het zand een circuit, route, etappe. Begin- en eindstreep. Met jezelf of
tegen een vriendje, maakt niet uit. Je stelt je renners netjes op en het aantal
ogen dat je met twee dobbelstenen gooit is het aantal lengtes van de rennertjes
die je vooruit mag schuiven. Annelies en ik waren een paar weken geleden in
Knokke en wat denk je: het eerste dat ik op de boulevard koop in de speelgoedwinkel is een half dozijn
van die mannekes. Voor mijn kleinzoon Levi, nét 1 jaar. Ik denk dat ie het
prachtig zal vinden. De Tour de France op het strand.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten