zaterdag 27 februari 2016

De Schoev'rd en duuz'nd guld'n.


 

Dat het door mij geven van bijnamen aan familie, vrienden, kennissen mag ik als bekend veronderstellen. Ikzelf heb overigens ook wel een dikke vijftig namen. Sommige ben ik bewust vergeten. Sommigen ook. Ik neem je mee naar de eind jaren vijftig begin jaren zestig van de vorige eeuw. Lochem. Haalmansweg. De zaak van mijn Vader. Handel in huiden, vellen, leer en pickers. Daar staat het pand en kom ik er vaak. Kijken. Hoe de huiden geladen worden, of gelost. Of hoe ze op kwaliteit gecontroleerd worden.  “Ontvangen” noemt men dat. Gewogen. Gepekeld (gezouten). Of plat neergelegd of op een mooie manier gevouwen. Het is zwaar werk. Ik kan het nog niet. Ik heb respect voor alle mensen die bij mijn Vader werken. De mannen hebben grote, grove handen. Met kloven. Als het ware aangevreten door de pekel. Op kantoor zitten vind ik ook spannend. Zo reis je de hele wereld over en rammel je wat op de typemachine met carbonpapier, ik luister mee met de extra hoorn bij de telefoon. De meeluisterhoorn. En ik luister naar dat wat er gezegd wordt, neem alles op, zo ook het geratel van de telex. Telex? Wat is dat? Zoek maar op. Twitter van toen! Man, dat is spannend! Mijn Vader is géén Ruud Lubbers, Bill Clinton, Dominique Strauss Kahn of Bill Cosby en  houdt zijn handen thuis, o zeker, maar ik vind als kleuter Til wel een mooie meid. De secretaresse. Lang, slank, blond. Over één van die voor mij karakteristieke en bijzondere mensen gaat dit blog. Het wordt een korte. Bij ons thuis wordt Algemeen Beschaafd Nederlands gesproken. Mijn Vader en Moeder geven het voorbeeld. Al wordt er ook in het buitenlands gesproken als de kinderen iets niet mogen weten. Gauw genoeg heb je  door waar het ongeveer over gaat. Mijn Moeder wauwelt wel eens wat in het Grunnings (nou ja, niet echt hoor) en mijn Vader spreekt vloeiend plat-Lochems, maar niet thuis. Alleen op de zaak, of als ie ouwe makkers tegenkomt in de stad. Op de veemarkt of bij Café Meenderink. Toch heb ik van mijn Vader het volgende overgenomen. Een  paar woorden schrijf en zeg ik uitsluitend nog in het plat-Lochems. Een vorm van zuiver Achterhoeks dialect. Hét voorbeeld is “duuz’nd”. Ik hoef het je niet uit te leggen, wel? Zo hoor ik eens de anekdote over mijn Vader z’’l. Plek: de Markt in Lochem. Een Lochemmer loopt langs en zegt: “Vrom’n”. “Gait Jan”, antwoordt mijn Vader. “Hoa goat ut?” En dan mijn Vader: “….’t Kan wel duuz’nd guld’n beter…”. Of: ik goa op huus an. Kallem an is er ook één.  Dus praktisch al die mensen hebben wel een bijnaam. De door mij zo bewonderde Achterhoekse rockband “Normaal”, met Bennie Jolink, maakt heel Nederland bekend met het Achterhoeks. Het verreweg bekendste woord is Høken. HØKEN. Lol trappen, gek doen. Dat betekent het. En ook schuiven. Eén van de mannen is Harfsen. Voornaam weet ik niet. Als het netjes moet noemt mijn Vader hem Harfsen. Als ie het niet hoort het volgende: Harfsen is een klein kereltje, op leeftijd dat wel, opvallend zijn de korte benen. Gelijk een pinguin. Dus van echt stappen maken is geen sprake. Nee, Harfsen schuift, schuifelt langs. Hij waggelt ook een beetje in mijn herinnering- ik weet wel zeker- , maar hij heeft sterke armen. Hij schuift altijd. En hij schuift ook de huiden door.Hij wordt “De Schoev’rd” genoemd.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten