vrijdag 25 december 2015

Opmerkelijke carriereswitch. Ik ben zanger.


 

Zingen? Van mijn ouders herinner ik mij dat niet. Mijn Vader fluit in de onderduik constant stukken uit opera’s. Da’s moffenmuziek. “Maar die moffen maken wel prachtige opera’s”, zegt mijn Vader.. Mijn Vaders  fluitje bij thuiskomst, als herkenningsmelodie ‘tu-tu-tuut-tuut-tu’. Sein om de garagedeuren te openen of om naar beneden te komen. Er wordt zo gegeten. Muziekvoorkeur naast opera’s is Vera Lynn. Nu Dame Very Lynn. Ik zweer je, ik ken mijn Moeder langer dan mijn Vader. Ik weet niets over haar muziekvoorkeur. Ik hoor mijn Moeder nooit zingen. Daar is, denk ik, wel een oorzaak voor. Een causaal verband met het leed van toen. Een muziekinstrument wordt niet bespeeld. Dansen is ook een crime. Mijn Ouders zijn, ik ben een kind van hen, zo amuzikaal, aritmisch, dat het beter is op gepaste momenten te zwijgen. Dat is al een opgave op zich. In de hall in “’t Zunneke” in Lochem staat een piano. Ik meen dat de drie grotere kinderen wel ’s een riedeltje spelen, maar dat zeg ik zonder enige zekerheid. Ik hoor hen nooit. De Haitsma Mulierlaan daar wonen wij, kronkelt zich een weg door Berkeloord. Van ons huis uit iets naar rechts naar het ‘groene bankje’, is daar links een laantje. Op het einde een soort kasteeltje. In het begin van het laantje, tweede huis, woont het echtpaar Van der Toren. Mevrouw Van der Toren is pianolerares. ‘Dag mevrouw Van der Toren, kan onze Bert pianoles van u krijgen?’ ’Ja, maar natuurlijk, mevrouw Vromen’. ’s Avonds aan de eettafel, mijn Vader lepelt net van de kippesoep als mijn Moeder de mededeling doet, dat Bertje morgen naar pianoles gaat. ‘Wow da’s mooi voor Lochem’, denkt en zegt mijn Vader, ‘met een beetje mazzel de nieuwe Vladimir Asjkenazi. We wachten af. Sehen musz ich es’.  De volgende dag brengt mevrouw Van der Toren mij weer thuis, ik ben vier, vijf jaar misschien. ‘Het spijt mij u te moeten zeggen, Bertje is een aardig joch, maar pianospelen wordt nooit wat. Nooit’. Mijn Ouders een illusie rijker, of armer. Later, je gelooft het niet, speel ik een lied op de piano. Ik weet de begintoets nog. Met één vinger: “Boer, daar ligt een kip in het water. Boer”. Op de lagere school kom ik er ook snel achter dat ik niet kan zingen. Ja, ik kan wel zingen, maar zoooo vals. Met zangles word ik achteraan gezet. Niks voor mij. Met de jaarlijkse uitvoering van ons volkslied op Koninginnedag ben ik onzichtbaar, achter een paar grote jongens, laatste rij. Ik geef het op. Weer veel later, ik ben een doorzetter, doe ik maar liefst tweemaal mee aan een jaar lang dansles. Zie je het voor je? Nee, dát wil je niet zien! Uit de maat, uit de pas, niet links maar rechts, niet vooruit maar achteruit. Met twee benen, armen, handen, lijf. Géén enkele coordinatie. Ooit moet ik een lied zingen, ben ceremoniemeester op een choepah (huwelijk). Sarcastisch meld ik dat ik een partij vals zing. Aldus geschiedt. Met Yoni en Avital zing ik kinderliedjes. Het helpt enorm. Beiden zingen als Pa en spelen ook géén muziekinstrument. De mooiste dans maak ik eerst met Avital en daarna met z’n vieren. Hoe dat zit. Ik kom na zeven maanden ziekenhuis, implantatie steunhart, weer thuis, ben nog lang niet sterk. Mentaal en fysiek. De choepah van Avital is aanstaande. Ik denk, ik weet ik kan géén lied zingen. Ik kan ook niet speechen. Té emotioneel en een aanslag op mijn stem. Hoe dat zit verklaar ik je nu. Tijdens intubatie gedurende de operatie en de bijna maand coma hebben tubes naar alle waarschijnlijkheid, ik weet wel zeker, de stembanden of de zenuwen aangetast. Later op 11 april 2015, zie elders blog van 11 mei 2015 “Voor de poorten van de hemel is het zwart. Zwart zwart.” Een vernauwing van de luchtpijp. Mijn eigen conclusie is en kan niet anders zijn, als gevolg van de lange intubatie. Mijn stem wordt daarna zwak, heel zwak. Mensen vragen steeds ‘Wat zeg je?’. Frustrerend. De ademhaling is ook moeilijk. Stokkend. Bij Ajax beweeg ik mijn lippen. Er komt geen geluid uit wanneer wij het hooglied zingen. Terug naar de choepah van Avital. Een paar weken daarvoor, echt ik ben nét thuis, neemt Avital mij mee. Wij zoeken een jurk uit voor het aanstaande burgerlijk huwelijk. Ik kan m’n geluk niet op. ‘Zeg Pap, ik weet dat het te zwaar is te speechen of zingen, maar ik reken op jou dat jij met mij op onze choepah  de eerste dans danst!’ Met dat ik het schrijf jank ik weer als een klein kind. Avital komt naar mij toe om mij van een tafel op te halen voor die dans. Houd het g’dverdomme maar droog als wij strak tegen elkaar innig omhelzend dansen op de tekst van “Dochters”.  Enige stukjes tekst om de traanbuizen te stimuleren: “Ben je al wakker, Pap? … En ga je dan even met mij op stap? … Wat is zij mooi en wat staat de tijd haar goed… In mijn ogen blijft zij altijd klein… Haar handje in de mijne… En heeft zij mij weer nodig… Ik hou haar vast…Vandaag is je grote dag… Maar waar zij ook mag zijn, in gedachten is zij hier bij mij, in mijn ogen blijft zij altijd klein…”.

Inmiddels weet ik –iegenwies als ik ben – de voornaam te raden van mijn kleinzoon. Levi. Op de briet mila, de besnijdenis kan ik niet meer doen dan voor de ‘kauliesj’ te zorgen, een soort krentenmik of –wegge. Zoet en in ronde vorm. De oneindigheid van het leven representerend. Met óp de kauliesj een tweede, een kleinere. De zoon in de schoot van zijn moeder. Een aloude Joodse traditie. Zingen kan ik nog steeds niet. Wel bedenk ik een korte speech. Tijdens het schrijven kom ik achter de volgende bijzonderheid, hoe opmerkelijk, dat de vier over-overgrootvaders van Levi álle vier óók Levi heten. Ik hoop dat wij veel liedjes samen zullen zingen. Vals of niet. Vreugde moet je vieren. Ook met zang.  Ná de vernauwing. stenose van de luchtpijp word ik meteen geopereerd. Lang. Vier dagen later weer. Lang. Een tracheastoma wordt geimplanteerd. Een droeftoeter voor mijn kop. Ook frustrerend en het gevoel hebben geketend te zijn door een zachte halsband om de canule op z’n plaats te houden. Zes operaties later op 22 december 2015 krijg ik in het UMC Utrecht, mijn vijfsterren ziekenhuis, een T-tube. Hoe dat zit, zoek maar op. Slechts een klein dopje, knopje aan de buitenkant. Niemand die het ziet. En mij stoort het niet. De wereld verandert. Ná de operatie blijkt dat de ademhaling langer is, dat de stem sterker is. Luid en helder. Ik spreek weer hard. Sterker nog, als ik wil kan ik schreeuwen. Aan de bridgetafel zal niet meer worden gezegd: ‘Wat zeg je?’. Als vroeger. Geloof het of niet: de muziekimpresario’s staan voor de deur. De telefoon staat niet stil. Of ik Bennie Jolink wil opvolgen in Normaal. Plat proaten kan’k wel een beetjen. Het NIK, het Nederlands Israelietisch Kerkgenootschap wil mij terstond aanstellen als cantor, als voorzanger. Borsato belt en zegt: “Je waagt het niet, he!”. Morgen vertrek ik naar de Bahama’s voor de filmopname (alsjeblieft géén opnames meer) van mijn special met wereldhits. Van Sinatra tot Leonard Cohen. Uitzending wordt nog definitief gepland. Je zal er van horen. Straks is –ik verheug me er nu al op- in de Johan Cruijff Arena de wedstrijd van het jaar, 7 februari 2016: Ajax tegen 010. Eerst ‘Bloed, zweet en tranen’ van Hazes en daarna de Ajax Marsch. ‘Een juichtoon dav’re langs de velden. Een roep die geldt dat is je ware’. Uit volle borst. Ik ben sinds oktober 2000 afgekeurd voor alle werkzaamheden, mag terecht niet meer roken en mag niks bijverdienen. Geniet van het leven en mijn pensioen. Ik word zanger. Ik bén zanger. Een wereldster en de revenuen van mijn optredens als ook de rechten van mijn cd’s of downloads laat ik rechtstreeks storten op een goed doel.

‘Pap, Mam, hoor je? Ik ben zanger!’. ‘Da’s mooi voor Lochem!’, zegt mijn Vader, ‘maak er maar knobbeliesjworst van’.

 

zondag 20 december 2015

Theater en Hazes. Kerstmis en straf.



Als middelbare scholier werk ik een paar weken in de zomervakantie, meer specifiek: de bouwvak, bij Chinees-Indonesisch restaurant “Ah Sing” in Apeldoorn, op het Stationsplein. Ah Sing is zijn voornaam. Achternaam Wang. In die jaren een bekende naam in Nederland, zo’n beetje alle kinderen Wang worden Nederlands kampioen kunstschaatsen. De moeder is een Nederlandse en stort haar hart uit bij mijn Moeder. ‘Ik word belazerd door mijn eigen personeel”, zegt Wang. “Ik weet een prima ober voor een paar weken,” mijn Moeder z’’l ziet natuurlijk een kans voor een paar –goeie – centen. En dat vlak voor het einde van de lange schoolvakantie. En zo beland ik bij de Chinees. 1974. WK voetbal. Achter in de tuin voetballen met Blet. Dat ben ik. Respect dwing ik af met een keihard schot recht in de zak van één van de Chinese koks. Hij heeft nog blauwe ballen. Ie moakt wat met. Inmiddels specialist in nasi speciaal en bami speciaal, want anders eten “ze” toch niet. En de enige samenspraak tussen man en vrouw aan het einde van de vakantie: “Ober, doe mij een biertje…. en moet jij ook wat?”. Ik ben het zat. Wil mijn schort aan de wilgen hangen, afrekenen en foetsjie. Zaterdagavond, de laatste avond. Lege zaak. Tegen negenen. “Heb ik dat?”, zegt Blet. Een Nederlands echtpaar voor een Indische rijsttafel. En die gasten zijn niet in een stief kwartiertje weg. “Voor dat ik u een smakelijk eten toewens, mevrouw en meneer, heb ik één verzoek aan u? “. “En dat is ober? “ “Wilt u wanneer u uitgegeten bent de vlammetjes uit blazen (van die kolere rechauds, opdat je je handen niet brandt)”. “Komt voor elkaar”. “Dank u wel mevrouw en meneer!”.   Een dik half uur later, aardig op weg met de rijsttafel: “Ober, mag ik u wat vragen? Bent u hier voor vast, of bent u vakantiekracht?”. “Neem me niet kwalijk, meneer, ik ben werkstudent!” “Ja” vervolgt de man, “mijn naam is Borst en ik ben directeur van het theater ‘Orpheus’ en ik wil u zeggen dat u theater maakt en daarom met u wil praten over een baan”.  Ik wend mij af en: “Mevrouw Borst, veronderstel ik?” Geef een handje en dan de baas zelf en stel me voor. Maandagmiddag 16.00 uur ben ik bij ‘m en enige minuten later ben ik de bartender van theaterrestaurant “’t Schellinkje”. Gedurende vakantiedagen, wanneer ik wil. Af en toe misschien ’s avond in het week end. Geld als water. Achttien jaar, net.

 

Theater. Eénakter voor twee personen. Avital en Pa.

Pa: “Scheintje Boterkoek!”.

Avital: “Appeltaart!!!”.

Pa: “Scheintje Appeltaart!”

 

Het is eind jaren zeventig. Ik woon in de Eerste Boomdwarsstraat 9’’ vóór. Twee hoeken van Café ‘Nol’. Altijd lol. In de Westerstraat. Zo pak ik in het week end nog wel ’s een pilsje en komt er een dikke jongen met een zwart leren jack een riedeltje zingen en drinken. Een geluidsband wordt in de machine gestopt en met een microfoon zingt ie de hele zaak plat. Jahaaa, briljant! Ik amuseer me kostelijk. Hazes. André Hazes. Ik heb een paar langspeelplaten en compact discs. Eén maal per twee weken in de Johan Cruijff Arena: 'Bloed, zweet en tranen'.

Een paar jaar verderop, het is inmiddels september 2012, lig ik op intensive care. Ik word net wakker na drie en een halve week  uit coma. Kan nog niets bewegen. Kan niet spreken. Niks. Avital regisseert –en dat bedoel ik goed! – ook deze passage in het theater. Behalve mijn kinderen mag niemand op intensive care bij me. Eén uitzondering: mijn hartsvriendin Ankie uit Israel. Zij houdt mijn hand vast en zoent mij op mijn voorhoofd. Nog een boost voor herstel. Daarna loopt Avital binnen, om mijn bed aan mijn linkerzijde zoent zij mij. “Jij bent zwanger!”. Zeg ik zonder stem. Kan alleen mijn lippen bewegen. "Gvd, Pap, hoe weet jij dat? Wij willen je niets vertellen zo lang je op intensive care ligt. Wij weten het nog maar net, twee dagen”. Zonder stem zeg ik heel langzaam en louter mijn lippen bewegend: “Lieverd, ik ben je Vader, ik zie het aan je ponem, ik voel het én ik heb een lijntje met boven”. De medische wetenschap, de liefde van mijn drie kinderen en de idee Opa te worden is een blijspel. Youp van ’t Hek heeft ’s een itempje. Man tegen jongetje: “En wat wil jij later worden, jongen?”. “Nou, niet zoals jij!”.  Ik stel mezelf de vraag, meerdere malen, wat ik later wil worden… Ik, ik wil Opa worden.

 

Na zeven maanden ziekenhuis ben ik weer thuis. Het is inmiddels februari 2013. In mijn nieuwe paleis in Amstelveen. Simches moet je vieren, tsoores komt vanzelf. Vreugde moet je vieren, ellende komt vanzelf. Avital verrast ons vieren met kaarten voor “Hij gelooft in mij”, dé musical over Hazes in het De la Mar in Amsterdam. Een betere titel kan ik mij niet verzinnen. Wat mij nog steeds bijblijft is hoe de kinderen van begin tot eind meezingen en swingen. Breed lachend en genietend. Ik doe mee.

Je weet, iedereen weet het, hoe ik Kerst vier. Ik vier dat niet. Ben een Joods jongetje en wij kennen dat feest niet. Eerste Kerstdag is mijn Vader’s z’’l verjaardag. 1911-1963. Een dag om te schrijven, van me af te schrijven. ’s Avonds naar één van de vier Kee’s op de Zeedijk. De échte Chinezen. Morgen, tweede Kerstdag dus – ooit rijdt men op juist die dag naar Antwerpen – ben ik genood bij een goede vriendin en bridgemaat. Bridgen, eten, bridgen. Kijk dáár doe ik het voor.

Hazes. Vromen. Het eerste lied dat ik mij van hem herinner, blijvend, gaat over Kerst. Een realistische weergave van het theater dat drama wordt genoemd. Ik citeer slechts de eerste twee regels van zijn Kerstlied “Eenzame Kerst”:

“Ik zit hier heel alleen Kerstfeest te vieren

De straf die ik verdiend heb zit ik uit…”.

donderdag 17 december 2015

Kerst 2015



 

O, maar zeg me niet dat ik niemand respecteer. Zo respecteer ik ook Kerst. Kerstfeest. Kerstmis. Ik heb er niets mee. Joden vieren geen Kerst, want zij geloven niet in Jezus. Zo simpel. Een christelijk feest en ieder het zijne/ hare.

Ik ben een jaar of veertien, mijn Moeder is naar Knokke met een vriendin uit Zutphen en met Kerst.. Hockeyvrienden zorgen voor mij en bij de familie Peters, ja die, van de sportzaak, schuif ik aan voor het Kerstdiner. Ik mag zelfs mee naar de mis. Da’s niet mis. Of ik een tosti wil. Nee, dank je wel meneer pastoor. Wat mij opvalt en mij mijn hele leven bijblijft is dat er vrede op aarde is. Twee dagen lang. En daarna hakt de hele wereld er weer op los. Ik hoef niet uit te wijden, wel? Pa Peters heeft het beter. Hij zet een paar poppetjes en overige attributen neer en zegt: “Zo dat is die kutstal. Wat een bende. Een beestenbende”. Dat komt mede door de twee flessen jonge jenever die hij achterover slaat. Anders krijgt hij de kans niet bij die ka van ‘m. Die klafte. De broek aan. Midden in de nacht aan het diner. Ik lust wel wat. Het zal kalkoen zijn, mij om het even, het is smullen en ik dank de familie hartelijk en fiets ’s op huus an. Het daglicht aan de horizon.

Kerst is een stille periode. Families komen, zij het eenmaal per jaar, bij elkaar en drinken en eten dat het een lust is. Ik niet. Ik schrijf. Maar meer nog gedenk ik mijn Vader z’’l. Zijn verjaardag is op 25 december. Van 1911. Weet je trouwens waarom het op 1 januari nieuw jaar is? Denk er ’s over en pijnig je grijze cellen… Net zoals mijn Vader z’’l is JC een Joods jongetje. Pas als het jongetje besneden is wordt hij ingewijd in het verbond. En is een Joods jongetje, Op de achtste dag. Reken maar na. 25 december is dag 1. En 1 januari is de 8ste dag. De dag van de besnijdenis van Jehoshua. Weet je dat ook weer.

Iedereen eet of is op vakantie naar een ver buitenland met zon. Ik vind het best. Restaurants zijn dicht, of vol. Met Kerstdiners.. Zoals zoveel Joodse jongetjes –de film kennen jullie zo langzamerhand wel- gaan zij naar de Chinees. Op de Zeedijk. Wang Kee, Kam Kee, Nam Kee. Waar maar plek is. Je ziet wel meer gelijkgestemden. Bij alle drie even goed en lekker. Ik kijk niet op andermans bordje, wat ie eet. Gaat me niks aan. Ik heb het meer dan naar de zin.






Kerstgratificatie. Krijgt men. Een bonus voor goed gedrag. Of als er nog een paar centen rewoochem (winst) is gescoord. Ik neem het nu niet serieus, maar onze islamitische medeburger pakt die centen toch wel. En weigeren om strikt streng religieuze reden echt niet. Ik ben zelf overigens voor eindejaarbonus. Maar dat terzijde. Nelleke, mijn secretaresse vraagt: “Bert, je moet even fiat geven voor de kerstpakketten’. “Huh? Vertel verder”.  Wel ons pakket kost zo’n slordige tweehonderd gulden, met veel onzin er in. Een taak leg ik mijzelf op is rendementsverbetering, schrik niet van zes naar zestien procent. “Wat denk je van een pakket van honderd gulden, Nelleke?”. En aldus geschiedt. Scheelt dik twintigduizend piek. Het volgend jaar afschaffen.

Piek. Ook zoiets. Wij hebben geen boom. Ik ook niet. Dus ook geen piek. Wel al vroeg in oktober de kerstverlichting op straat en de versiering in de winkels, restaurants. Galliesj word ik er van. Bovendien zingt iedereen en belooft men elkaar –en er komt toch niets, echt niets van terecht- een witte Kerst, a white Xmas. Nou, ik vertel je, ik heb al jaren geen sneeuw meegemaakt. Zeventien centimeter sneeuw in 1964. Kom er nog 's om. De muziek in de supermarkt is nog wel het ergst. Halfzacht. Irritant. Continue je oren kietelend pesten.

Eén anekdote en dan kap ik. Ik ken een meneer tussen Heiningen en Willemstad, met een vriendin en de man heeft twee volwassen kinderen met aanhang. Kerstdiner thuis. Foto’s. De ganse misjpooche gesjtiebeld en gesjpoord , de hele familie aangekleed gaat uit - in dit geval dus thuis, pontificaal in het lang en in smoking. In het lang en in smoking... Kijk ons ’s feest hebben! Baden in luxe. Weldaad. Overdaad. Wat een poppenkast, zeg. Alle jaargangen in lijst op het tafeltje. Afgezien dat ik een bloedhekel aan die chosen, gozer heb, is het te koddig voor woorden.

Hoe dan ook, ik wens al mijn niet-Joodse vrienden een vredig, vrolijk, wit, gezond Kerstfeest. Ik wens u tevens dat de kalkoen niet aangebrand uit de oven komt. En voor de rest een volle dis.

 

                               En ik? Ik vier mijn eigen Kermis. Deze is van 1961.

dinsdag 15 december 2015

De hoogmoedswaanzin van meneer de heer.


 

De klok veertig jaar terug: Ruud Post een collega bij Het Parool, léés die krant vertelt de volgende anekdote:

Ruud: “Ruud Post”.

Man: “De Heer”.

Ruud: “Ruud Post”.  En dat drie, vier keer.

Man: “Mijn naam is De Heer”.

Gedurende deze dagen veel hoogte- en dieptepunten van het jaar 2015 op televisie. Een prima demonstratie medium en… de stelling  bewijst zichzelf.

Als kind schrijf je op je schriftje je naam, de plaats waar je woont, Nederland, Europa, wereld, aarde, heelal…. Je bent iemand. Je telt mee! Identiek aan dit gedrag kom ik al de nodige jaren tegen op radio en televisie, maar ook in correspondentie van bedrijven, vooral de overheid het fenomeen dat ‘mannen’ zich zelf ‘de Heer’ noemen, of… ‘U spreekt met meneer Huppeldepup’. Uw zaak wordt behandeld door “dHr Hopseflots”. Het is simpelweg Pinkelman, of mevrouw Tante Pollewop. Ondertekend met “Dhr. plus naam’… O ja en alle reacties op radio, een quizje of een programma dat jou om je mening vraagt: ‘U spreekt met meneer….”. Ik krijg spontaan bultjes. Zo ook gisteren 14 december 2015, Eén Vandaag op televisie met de verkiezing van politicus van het jaar. Nummer 1 is bekend, nummer 2 en nummer 3. Het is té pijnlijk om en plein public de nummer laatst te annonceren. Maar geloof me, ik weet wie het is.

Als je behoort tot een bekend patriciersgeslacht, veel burgemeesters in Friesland, dan mag je toch wel enige beschaving verwachten. De loser zit op de Universiteit van Cambridge, als ook de Rijksuniversiteit Groningen. Wat dat betreft erken ik mijn meerdere in hem met slechts VU en Universiteit van Utrecht.

Als je een welluidende naam hebt, die overigens best wel past bij de functie, dan verloochen je toch zeker je voorvaderen en heb je weinig of geen respect voor die naam. Hij verwijt Geert Wilders goedkoop populisme, maar de hoofdpersoon doet er niet voor onder, door zijn naam te vereenvoudigen opdat hij meer bekendheid geniet bij de kiezers. Het gaat er niet om wat je bent, maar hoe je bent. Steek die maar in je zak Sybrand van Haersma Buma. Hij leidt een oppositiepartij, maar is het eens met 94% van alle voorstellen van het kabinet. Doe dan mee sukkel en neem verantwoordelijkheid. In plaats van op een infantiele wijze je collega’s in de Kamer af te fikken. De man noemt zich nu Sybrand Buma. Zie je het voor je? Stel je heet Poepjes, Kutter, Kutziener… ja dan wil ik me voorstellen dat je die naam wilt wijzigen. Overigens een mogelijkheid: alleen je naam en niet in de Burgerlijke Stand. Probleem opgelost. Nee, onze vriend gaat op de zieltjes winnende toer.

Het gekke is overigens dat ik louter grote Friezen ken. Daarover ooit meer. Maar dit rare kereltje steekt wel heel schril af bij de klasbakken. Ik ben Sybrand. Workum, Sneek, Friesland, Groningen, Cambridge, Den Haag….! Ik ben er zelf beduusd van.

Ik noem slechts twee voorbeelden van zijn megalomane (?) uitspraken.

Kamervoorzitter Anouchka van Miltenburg tegen Buma: “Meneer Buma’.

Buma (staand pal voor de iets hoger gesitueerde stoel van de Kamervoorzitter): “Ja, dat ben ik, meneer Buma’.

 

In een ander shot op een ander moment van achter het spreekgestoelte in de Tweede Kamer tijdens een discours met een fractieleider: "Inderdaad, ik ben de heer Buma”. Alsof ie onze lieve Heer zelf is, of zich vergelijkt met diezelfde onze lieve Heer. Hoogmoed? Megalomaan?

Duidelijker kan het net. Wel? Van patricier naar plebejer.

maandag 14 december 2015

Wat is kinnesinne?


 

Van de PC Hooftstraat ben ik niet zo'n fan. Kom er eenmaal per jaar. Bij Mulberry. De inhoud voor mijn agenda kopen voor het nieuwe jaar. Al meer dan vijfendertig jaar. Merkentrouw. Avital slaagt voor haar middelbare school en als cadeautje en hulpmiddel voor het HBO besluiten we een Mulberry agenda voor haar te kopen. Dat vind ik mooi! We parkeren in de Honthorststraat. Teruglopend langs een klein terras..."..daar zit G'd...", zeg ik. Avital: "Huh?". "Ja, zie je dat niet, daar zit Harry Mulisch, de beste en bekendste schrijver van Nederland".  "Oh...". Ik hoor mijn Vader z''l spreken, Avitals Opa: "...frog was es mir sjat...". Wat interesseert het mij.
Als blogger (en als schrijver van boeken) lees je veel. Je houdt ogen en oren wijd open. Bronnen te over. Zo ook de krant. Het Parool in mijn geval, al is die krant niet meer de krant van toen. Vandaag 25 juli 2015 stuit ik op een –vind ik- briljant verhaal en beter kan ik mijn titel niet duiden. In de blog wordt gesproken over Oger Lusink. Nu ken ik die man van vroeger en vind hem een kwal. Nu weet ik het weer zeker. Hij is assistent van Ed Beer, directeur Society Shop. Op een niet al te frisse wijze verlaat hij zijn werkgever en begint in de P.C. Hooftstraat. Toet bekende Nederlander kleedt zich bij hem. Hij is sponsor van Ajax, steekt de spelers en staf in het pak. Denk nu niet dat er één supporter is die daarom bij hem koopt. Dan is er de media-advocaat Sander Dikhoff. Vandaag een column in Het Parool en… ik geniet van deze gein. Grap, aardigheidje. Op de Willemsparkweg en elders in Nederland ook zit de ‘pakkenverkoper’(ik citeer Dikhoff) Suit Supply. Ik heb daar wel eens met Yoni gekocht. Suit Supply ‘provoceert graag in haar reclamecampagnes’. De column van Dikhoff gaat over een actueler zaak tegen Suit Supply, maar hij adstrueert zijn verhaal met de volgende anekdote: Suit Supply moet zich jaren geleden een plaatsje veroveren naast de gevestigde pakkenzaken, zoals Oger in de P.C., en doet dat met een Fokke en Sukkecartoon met de tekst: “Een mooi pak? Daarvoor ga je langs bij Oger… en dan links en dan rechts… totdat je bij Suit Supply bent…”. Kijk, ik vind dit grappig. Gein. Lachen. Maar de kwal is not amused en vordert in kort geding gebruik van zijn merknaam. Het loopt met een sisser af. Toch kan ik de kwallensmaak niet uit mijn kop krijgen. Het gaat hartstikke goed met Suit Supply en met Fokke en Sukke. Meer tijd te detecteren om je te overtuigen van het woord in de titel heb ik niet nodig. Afgunst. Naijver. Haat. Iemand gunt een ander niets. Dát is kinnesinne...


 

zaterdag 5 december 2015

Chanoeka en nóg zo'n held!


 


 

Acht dagen lang branden wij in de menora een kaarsje extra om de herinwijding van de tempel in Jeruzalem te vieren. Met een mooi, lief liedje. Cadeautjes. Kienen. Latkes en soefganiot. Latkes zijn een soort aardappelpannenkoekje, mét een lepeltje appelmoes er over en soefganiot lijken op Berliner bollen.Onder leiding van de held Jehuda HaMaccabi, Juda de Maccabëer wordt de tempel in het jaar 164 van de gewone jaartelling heroverd. De Medienist zal de Medienist niet zijn als hij niet weer een verhaal weet van nog zo’n held uit de Mediene. Uit Groningen. Uit de Stad Groningen. Ik wil het je niet onthouden. In de jaren twintig van de vorige eeuw zit mijn lieve Moeder, toen nog Tonny Cohen van 10 december 1910, op de HBS in Groningen. Dat is me wat. Kinderen van de dokter, de notaris, de bankier en de burgemeester gaan naar de HBS. Niet de tweede dochter van de koosjere slager Louis Cohen uit de  Folkingestraat. En tóch is het zo. Ver voordat mijn Moeder Max Vromen, mijn Vader tegenkomt op een Joods bal, heeft zij vriendschap met Sem Nijveen. Weet je nog? Samen met Benny Behr de wereldberoemde violisten in Nederland. Ik ontmoet beiden een keer in het theater Orpheus in Apeldoorn en Sem doet zijn ‘hartelijke groet aan je bevallige Moeder’. Samuel Mozes, Sem dus, Nijveen van 24 september 1912 en overlijdt op 21 april 1995, is zoon van Mozes (Moos) Nijveen. Mijn Moeder z’’l vertelt vaak het volgende verhaal. Eén van haar wijze lessen aan mij. Sem Nijveen’s vader loopt met de sinaasappelen handkar (daar komt het woord ‘sappelen’ van) door de stad. Hij verrekt van de reuma en nog wat andere makkes. Hij moet toch zijn brood verdienen om zijn zoon een gedegen opleiding te verzorgen. Op een gegeven moment tijdens een schoolpauze ziet Sem zijn Vader zwoegen en ploeteren om de kar over de brug te duwen, hetgeen pas lukt als Sem samen met een paar vrienden “…even mijn Vader helpen, jongens…” van het schoolplein rennen en de helpende handen bieden.

Moraal van dit verhaal: het gaat er niet om WAT je bent, het gaat er om HOE je bent. Wat een held!

Ik wens je een goed Chanoeka.



zaterdag 28 november 2015

Géén tennisbal. Wat is het wel?


Scrollen.










Nog verder scrollen.








Een synoniem. Een grap is een ui. Een Amsterdamse ui is een witz.

Ik citeer nu delen uit "Onder het oude volk" Elseviers Geillustreerd Maandschrift (1891): "Zuur, bij ons een toespijs, schijnt hier een soort hoofdvoedsel te zijn. Overal staan wagens met open tobbetjes en groote flesschen, waarin allerlei dingen in azijn drijven. Schijfjes biet, komkommers, stronkjes bloemkool, citroenen en vooral "polleken", dat zijn groote augurken, worden met luid geschreeuw aan den man gebracht. Zuur is hier een ding van gewicht. De inlegger wordt de augurkiesman genoemd".  Zuur is een Amsterdams-Joodse specialiteit. Ooit vele zuurventers. De traditie van zuur, bijvoorbeeld augurken, komkommers, uien inmaken (vergelijk inleggen, wecken) komt in de Oudheid en bij Oosteuropese Joden al voor. Het zuur is dan nog zout. Ik ben er gek op, maar mag en wil het niet eten in verband met de enorme hoeveelheid zout. Gelukkig is daar het zoetzuur.  Amsterdams zoetzuur krijgt de zoete smaak door toevoeging van suiker en de kleur door gebruik van kurkuma (geelwortel). Of wordt saffraan gebruikt? Dat lijkt me sterk, saffraan is knap aan de prijs. De armoede van de Joden draagt er toe bij dat groenten worden ingelegd en de houdbaarheid wordt verlengd. Uien, augurken, komkommers, haring. kool. Ooit gaan venters met hun zuurkar van deur tot deur. Zij vullen een bord of een bak of een schaal met de hand of met de houten lepel. Augurken en uien (Amsterdamse uien zijn sjalotten) zitten in eikenhouten vaten. Er is ook haring in het zuur. En... leverworst! Voor  mij is er maar één plek. De Leeuw zuurwaren op de Vrijheidslaan. Doet me denken aan de jarenlang durende  wereldwijde reclamecampagne in de jaren zestig, zeventig van het Internationaal Wol Secretariaat: "Liever naakt dan namaak". Mijn variant is: "Liever De Leeuw zuur dan imitatie". De Leeuw uniek en geheim verwerkingsproces. En receptuur. Zo moet het blijven.

O ja, je moet wel weten dat ik er helemaal gek mee ben! Lekker ná het bridge met wat osseworst. Of bij de kippesoep op de bekende zuurschaaltjes. Grote gele komkommer, augurk, Amsterdamse uitjes. Ik ben niet mesjogge. Vroeger, thuis in Lochem, volle bak, vrijdagavond, het begin van de Sjabbat. En wat denk je dat er bij ons op tafel staat. Een tweetal zuurschaaltjes, onontbeerlijk in een servies. Eén voor augurkjes, klein, groot, gesneden. Eén voor Amsterdamse uitjes. En als het mij meezit ook één met die grote gele komkommers. Als je het niet snappen wil, dikke pech. Ik ga het je niet uitleggen. Maar......o,o,o  wat is dat allemaal snoepgoed!



zaterdag 21 november 2015

Gefeliciteerd, Grutto!



 

Oh, maar nu moet je niet meteen denken dat ik vogelkenner ben, ik ben géén ornitholoog. Ik stuit op bijzonder nieuws. Het radioprogramma ‘De vroege vogels’ organiseert jaarlijks de verkiezing van de nationale vogel. Dat gebeurt ook in het buitenland. In Israel heet de nationale vogel ‘hoopoe’.  Als sportman moet je ook weten te verliezen. Als ik dan aan zo’n nationale vogel in Nederland denk, dan denk ik toch echt dat de mus daarvoor in aanmerking komt. Ben ik aan het strand kop koffie en zo, dan komen miljoenen meeuwen je de boel versjteren. Zoveel duizend mensen brengen hun stem uit. Hoog genoteerd staat de ijsvogel. Weet niet eens dat zo’n ding bestaat in Nederland. Ach, ik heb er geen verstand van. Het wordt de grutto. Gefeliciteerd, Grutto! Jij bent de nationale vogel van Nederland in 2015.

Met de zevende plek van mijn vriendje ben ik de facto nóg veel blijer. Hoe zit dat. Sinds ik -dankzij alle inspanningen van Avital - in mijn paleisje in Amstelveen woon, na een paar jaar geleden zeven maanden ziekenhuis en wanneer ik dan op Forest Side Terrace geniet van mijn vijver en mijn bos, heb ik lange gesprekken met mijn gabber van de overkant. De reiger. Hij stimuleert me. Ik moet afvallen, vocht verliezen. Dat gaat met patienten als ik niet 1,2,3. Je kan je lijf volgooien met plaspillen, maar da’s niet de beste optie voor je nieren. Het is schipperen met die plaspillen. Met dat afvallen. Op een gegeven moment constateer ik bij mijzelf héél dunne beentjes. ‘Zie je nou wel, dat je het kan’, zegt de reiger. Vanaf dan, dankjewel reiger, noem ik mijn onderstel ‘reigerpootjes’. Mijn suikernicht komt in diezelfde week ‘thuis’ met een foto van….”Café de Reiger”. In de Nieuwe Leliestraat, Amsterdam.

Er zijn twee mogelijkheden: ik kijk van binnen naar buiten naar vijver en bos, of ik zit daadwerkelijk op m’n terras. Als ie er is, dan is ie er en komt ie graag op bezoek. We kletsen wat en en passant pikt ie (niet stelen, maar pikken met zijn snavel) deeltjes uit de vetbol die op het terras hangt. Je kan vetbollen zelf maken, gemakkelijk is in de dierenwinkel voor een paar centen. Hij heeft plezier aan mij, hij krijgt lekker te eten. We ouwehoeren wat. Hij is blij met zijn zevende plek in de verkiezing en blijft op de tafel en ook op de balustrade zitten.  En verdomd ik zie er naar uit… daar is ie weer. Dat duurt nu al een paar jaar, sinds 2013. Zolang ik hem te eten geef blijven we vrienden. Anders dan met de reiger: echte vrienden. En weet je wat ik zo opmerkelijk vind…? Hij vindt altijd de weg terug.

Nu ben je er even niet, maar ik zal je spoedig zeker weer zien! Dag vriend! Dag koolmees!

vrijdag 20 november 2015

De protestzanger en mijn wens.


 

 

Ach, ik ben niet zo’n reactionair. En met de grote demonstratie, 21 november 1981, tegen de kruisraketten op het Museumplein speel ik net op die zaterdagmiddag mijn eerste door mij georganiseerde bedrijfshockeywedstrijd tussen Het Parool, léés die krant en…mind you… De Telegraaf. Het is op mijn toenmalige hockeyclub Qui Vive in Uithoorn.

Zelfs vóór die tijd het lied “Ben ik te min”, je kent het wel, van de Eindhovense protestzanger Armand. Voor mij hoeft ie niet zo. Ik zie ‘m wel eens passeren op televisie, inmiddels een ouwe man met vieze vette rooie haren tot halverwege de rug. Ach, ik moet mij uitsluitend beperken tot zijn liedjes. De mijne zijn het niet. Ik lees net op het nieuws: Armand is dood.

En zijn volgende lied blinkt uit van actualiteit. Een actualiteit die mij aanspreekt. Ik zal het je uitleggen. Op de Joodse vrijdagavondtafel ontbreekt een challe, een gevlochten brood, niet. Een grote challe wordt een “Rus” genoemd. Anno nu is helaas helaas heel populair onder Palestijnse jongeren, naast de bomgordels, het steken met messen, slagersmessen van willekeurige Israelische burgers. Of het nog niet erg genoeg is, gaan inmiddels al jaren, de bombardementen vanuit Gaza op Israel bij voortduring door. Duizenden, wat heet tienduizenden raketten worden op Israel afgevuurd.

Eén van de liedjes van die 69 jarige Armand spreekt mij aan. Let wel: alléén de titel van zijn protestsong.

              Liever een Rus in mijn keuken dan een raket in mijn tuin.

 

 

 

 

 



 

 


donderdag 19 november 2015

The smaller the miracle, the greater the wonder!


 

 

‘The smaller the miracle, the greater the wonder’ is mij aangereikt door Chabad. De streng orthodox-Joodse organisatie onder leiding van de Rebbe. Menachem Mendel Schneersohn z’’l is nog steeds een inspirerend leider. Menig les leer ik van hem. Zo ook deze.

Je weet mijn hart is slecht. Zo slecht dat ik in aanmerking kom voor een donorhart. Die zijn niet één, twee, drie voorhanden. Gelukkig is het “steunhart” uitgevonden en daar leef ik nu al drie jaar meer dan gelukkig mee. Mijn ziekenhuis tót steunhartimplantatie is het VUMC in Amsterdam. Daarna word ik overgebracht naar het UMC Utrecht, Men heeft zeer frequent overleg. De vraag steeds: “Hoe is het met het wonder?”.

Genoeg nu over mijzelf. Vandaag lees ik ECHT nieuws in de Israelische krant Yediot Achronot. Vandaag 19 november 2015. Van dit nieuws word ik warm en blij.

Het bijgaand artikeltje bij de foto luidt: “Heart & Soul”. De doktoren adviseren geen en ontmoedigen Sapir een kinderwens te willen. Zij heeft recent een harttransplantatie ondergaan. Haar zo alom bekende Israelische vastberadenheid en voortvarendheid leidt tot succes! Heel onlangs is Sapir uit het ziekenhuis ontslagen met haar prachtig mooie baby dochter.

Dit nieuws is een steun in de rug voor alle bezitters van een donorhart en een steunhart. Mijn positiviteit in denken en doen wil ik graag met je delen.  Van zo’n bericht gloei ik. Ben ik warm. Het maakt me blij. Nee: gelukkig!

zaterdag 14 november 2015

Het leerproces en de kikker.


 

 

Jezus wat zijn mijn Vader z’’l en ik jong. Mijn Vader is eenenvijftig en vanaf mijn zevende mis ik hem nu al. Ik heb nog zoveel te bespreken en te vragen. Van boven kijken mijn Vader en Moeder z’’l naar hier. Naar een trotse Pa op zijn kinderen en kleinzoon. Ik ga binnenkort weer naar het keiwerowes, de Joodse begraafplaats in Lochem. Thee en appeltaart staan klaar.

“Pap, wat is een leerproces?”. “Mijn zoon een simpele verklaring is dat je begint bij de koe in de wei. Dan slachten op het abattoir. De huid is afval, maar goeie handel. Ik koop alle huiden op en verkoop ze weer aan anderen. Daar zit een paar centen tussen. De leerlooierij maakt van huiden leer. En uiteindelijk heb je een leren riem, leren schoenen, en leren stoelen thuis en in de auto lederen bekleding. Mammie heeft alleen maar leren tassen”.

Met een ander leerproces ben ik mijn hele leven al bezig. Ik leer van mijn Ouders, van mijn kinderen, van de juffen, de meesters, de docenten, weet ik veel. Van mijn leraar ‘Joods’, André Grunwald, leer ik al datgene dat ik moet zingen en zeggen op mijn Bar Mitswah. De kerkelijke meerderjarigheid. Ik ben twaalf. Het woord rabbijn betekent leraar. Vul maar in. Niet allemaal dus. Ik leer van het doen, van het opslaan, van het benutten. Van het toepassen. En ik leer nog steeds. Ik houd ogen en oren goed open en lees boeken, surf op internet en sommige fouten met bridge maak je niet meer, of weer, want je leert. Ik ook. Ik leer van mijn vrienden. Sommigen zijn zelfs wijs. En erudiet. Van ervaring leer ik ook.

Immer positief. Optimistisch. Mijn glas is altijd vol. Kijk maar ’s op mijn Facebook-profiel. Daar staan wat kreten uit mijn eigen leerproces. Optimisme koestert succes. En daar krijg ik zelfs geen speld tussen.

Rond Pasen 2012 krijgen Yoni, Avital en ik de mededeling in het VUmc: “…we denken aan transplantatie…”. Begin augustus wordt het heel slecht. Hartfunctie minder dan 10%. In die periode heb ik twee vaste cardiologen. Cor Allaart en Karin de Boer. Karin vraagt mij op de dag dat ik met spoed naar Utrecht wordt vervoerd:  “Hoe voel je je, Bert?”. “Ik zweef tussen hoop en vertrouwen”, zeg ik. In Utrecht ben ik middels mijn dossier bekend en beland met ambulance en twee cardiologen en gezwinde spoed in  het UMC. Een hart is a la minute niet voorhanden. In no time, want ik ben weer weg, krijg ik een steunhart. Het is 23 augustus 2012. (Op lvad.nl vind je alle informatie). Na complicaties en bijna een maand in coma en op intensive care komt de bevestiging op mijn vraag met mijn lippen bewegend zonder klank, immers ik kan nog niet praten, nog geen geluid, geen kracht: “Ja, Pap, hoe weet jij dat? Ik ben zwanger. Je wordt Opa!”. “Ik ben je Vader en dus voel ik dat zo aan, lieve schat, ik zie het aan je ponem en geloof me, ik heb een lijntje met boven”. Huilend vrijen met je dochter op intensive care is mooi!

WHEN LIFE PULLS YOU DOWN, LET THE ROPE FROM ABOVE PULL YOU UP!

Van geschiedenis, van vroeger, van mijn jeugd. Een vriend van toen. Luister. Je weet wij wonen in ons prachtige huis “ ’t Zunneke” in Lochem. Het huis is mijn paleis en de tuin is een waar paradijs. Een "Gan Eden", een tuin, hof van Eden. Niet slechts honderd maal tweehonderd meter, maar goed gevuld met bomen, bossen, struiken, borders, perken, grasvelden, boomgaard, ja ook appelen! en als Noach véél dieren. Kippen, duiven, eenden, een schaap, geitjes, een bok, een haan. Géén kat, géén hond. Achter in de tuin een vijvertje. In een T-vorm. Op de kop lig ik vaak op mijn buik, mijn hoofd ondersteund door mijn handen, ellenbogen op de grond. Daar sjmoes ik wat af. Met mijn vriend Kikker. Want zo heet ie. Als ik wat zeg, kwaakt ie terug. Iets verder zijn vriendin, die kwekt meer. Enfin hij kwaakt en ik praat en als ie kwaakt dan luister ik. Dan leer ik. Weet je wat ik van hem leer?

                     EEN KIKKER SPRINGT VÓÓRUIT. NOOIT ACHTERUIT.

zaterdag 7 november 2015

Wim is weg en het leesplankje.


.

 

 

Sta ’s even stil bij de grote gebeurtenissen in je leven. Je Vader concipieert. Je Moeder baart je. En het leesplankje van Hoogeveen wijst verder de weg. Buiten. Binnen. Jij leest nu mijn blog en ik weet zeker dat de basis daarvoor het leesplankje is. En niet anders. Hoe je het ook wendt of keert, zelfs het leesplankje ben ik veel dank verschuldigd. Een houvast en opmaat naar begrip, uitspraak, lezen en weten. Ik ben niet mesjogge of zo dat ik elke dag aan het leesplankje van Hoogeveen denk, integendeel, al past die gedachte wel in de dierbare en warme tijd van het kind zijn. Kind in ontwikkeling. Kind op de Openbare Lagere School no. 1 in Lochem.

Het leesplankje van Hoogeveen is een hulpmiddel bij het leren lezen. Op het plankje voor een kind bekende afbeeldingen. Daaronder een richel, waarop je de letters moet leggen. Volgens de klankmethode, dus als je één of alle woordjes legt, dan spreek je ze uit. Een a is een ah en een aa is een aa. Volg je me? A p  is ap en staat er aa, dan is dat aa. Een p is puh erachter en je hebt…., goed zo: aap. Zo zijn alle klanken opgenomen in de woorden op het plankje en de meest voorkomende medeklinkers. Kortom briljant.

Ik heb wel wat met dat plankje en kan niet wachten op de leesles. Zo je nu op je keyboard rammelt de hele wijde wereld in, zo is er in mijn tijd rond 1960 het plankje, de woorden en de bijbehorende boekjes en daarna…. de échte boeken! Uit de serie van de Gouden Boekjes is mijn favoriete boekje “Wim is weg”, over een jongetje dat zijn geluk verderop zoekt en met zijn driewieler midden in de nacht van huis vertrekt.  Wim’s vader en moeder in rep en roer en de hele hermandad komt van stal. Gelukkig is Wim op de laatste pagina weer thuis. Wel honderd keer gelezen. Het boekje staat nog in de kast!

Ik realiseer me, écht, dat het een voorrecht is te leren lezen en te lezen. Daar word je beter van. Ik heb nu alle profijt van lezen. De wereld bestaat uit lezen, al zegt een plaatje meer dan duuz’nd woorden. Oo, wat erg dat analfabetisme. In Nederland zo’n 1.3 miljoen laaggeletterden en 250.000 analfabeten. Ja, mijn leesplankje van Hoogeveen is en blijft mij een voorrecht.

vrijdag 6 november 2015

Bert moet van de televisie af.


 

 

Ja, je leest het goed. Ik MOET van de televisie af. Ernie, mijn chawwer, en al mijn lieve vriendjes uit Sesamstraat wordt de kop omgedraaid door een flapdrol van een staatssecretaris. Nu weet ik toevallig dat die ‘man’ hevig gefrustreerd is. Hij mist steeds de “R”. Hij heeft de continue dwang en drang STRAATSECRETARIS te worden. Maar dat willen Meneer Aart, Ernie en ik niet. Wat een flapdrol. Vanaf 1 januari alleen te zien op NPO Zappelin Xtra. Jeuk krijg ik staatssecretaris. Plaatsvervangende schaamte. En ik vind het zooooooo sneu voor alle Nederlandse kindertjes,

Het is 1990. Wij zijn zwanger van Avital. Het is zondagavond. Zes uur. Tijd voor Sesamstraat. Yoni, nog net geen drie jaar, en ik samen op de bank. VOF De Kunst zingt en speelt “Dikkertje Dap”. Op dat moment in a split second brandontwikkeling in de open haard. Ik bel meteen de brandweer. Een paar minuten later arriveert de groep helden. Yoni wordt in veiligheid gebracht bij buren. Zijn moeder blijft bij hem. Als stoere knaap ben ik erbij en neem alles waar, maar geloof me, het gaat me dun door de broek. Shaken. Een roetbrand. De binnenhuisarchitect Jos Speller maakt de verkeerde tekeningen en voert de directie bij de uitvoering. De aannemer Leo Backer die overigens wel binnen vijf minuten aanwezig is (in tegenstelling tot de arrogante Speller, die één of twee dagen later ’s komt kijken) erkent meteen schuld. Hij is verzekerd. Zijn tekst: “Tuurlijk heb ik schuld, maar de verantwoordelijkheid blijft bij de binnenhuisarchitect”. De verzekeringsexpert, een hockeyvriendje blijkt, geeft nauwgezet uitleg en tips wat wel geclaimd wordt. Intussen zit je met de ellende. Later, veel later, wordt Speller door de rechter voor de maximale straf en boete veroordeeld. Toen dfl 4999,99. Sommigen maken nog steeds gebruik van zijn diensten...

Later komt later. Altijd later. Wij pakken het leven weer op, huis wordt hersteld. Alles rond. Een trauma is ook van de partij. Zo blijkt. Fik in je eigen huis. Met je kind naast je op de bank. Een zwangere buik. Een fikse binnenbrand. Roetbrand dus. De lucht, de geur van brand blijft altijd bij. Van het opzetten van een pannetje op een fornuis, tot het aansteken van een lucifer. Of erger nog. Ik ben er heel vatbaar voor. Traumatisch is steeds zo’n ervaring, als je onwillekeurig jezelf confronteert met de fik op het moment van Sesamstraat, VOF De Kunst en Dikkertje Dap. En weet je nog: Tevje in Sesamstraat. ”Meneer Lex”.  Lex Goudsmit.

Ik kijk nu niet meer. Ik weet zeker dat alle kindertjes en kinderen dagelijks Sesamstraat kijken. Ik volg mijn eigen hoge kijkcijfers en waardering. En nu zegt die gek dat wij, Ernie en ik en al onze vriendjes, dat wij moeten oprotten. Ik ben niet blij.

zaterdag 31 oktober 2015

Geluk geeft mij letterlijk een warm gevoel.


 

Geluk is voor iedereen weer anders. Geluk bestaat uit een varieteit aan mogelijkheden. Ik word gelukkig van mijn kinderen, van mijn kleinzoon, van mijn gezondheid. Van het leven.

“In our life there is a single color, as on an artists palette, which provides the meaning of life and art. It is the color of love”. Ik citeer Marc Chagall. Marc Chagall (1887-1985) is Frans kunstschilder van Joods-Wit-Russische afkomst. Hij is de oudste zoon in een gezin met negen kinderen. Zijn vader is haringhandelaar. Het gezin is chassidisch Joods. Het chassidisme aanhangend. Chagall (eigenlijk Movsja Zacharovitsj Sjagal) verhuist in 1910 naar Parijs. Zijn schilderijen worden met het surrealisme geassocieerd. Chagall heeft echter een geheel eigen stijl, die nogal dromerig aan doet. De rol van het Jodendom is prominent aanwezig in al zijn werk. Kleuren zijn zo opmerkelijk in zijn schilderijen, dat verleidt Picasso tot de volgende uitspraak: “…de enige kunstenaar die nog weet wat kleur is…”. Pas ná zijn zeventigste bekwaamt Chagall zich in glas-in-loodramen. Zijn herinneringen aan zijn jeugd vormen een belangrijke inspiratiebron. Véél Joodse thema’s, rabbijnen, violisten, arbeiders in het getto, synagogen (sjoels).

Mordechai Gebirtig (1877 -1942, Krakau) is de meest toonaangevende dichter en schrijver van het Jiddische lied. Eén van zijn liederen is: “Mojschele majn Frajnd”.

Frans van Dijk is mijn schoolmeester in de vierde klas lagere school in Lochem. In de derde (1963) overlijdt mijn Vader en gaat Frans, als ware hij een notabele, op huisbezoek bij mijn Moeder. Elk detail weet hij nog. Frans is van vóór de oorlog en van geboorte Joods, maar niet als zodanig opgevoed. Zijn Moeder geeft hem een belangrijk document. Een doopbewijs. Met de volgende tekst: “Dit kan ooit je leven redden.…”.

In 2003 presenteer ik mijn eerste boek “Da’s mooi voor Lochem” in de gerestaureerde sjoel van Lochem en reik het eerste exemplaar uit aan Yoni en Avital en aan Edith van Duijn, de burgemeester van Lochem. Viavia krijg ik de groeten van Frans. Figuurlijk vallen wij kort daarna in elkaars armen en halen vijftig jaar in. Wij zijn de beste vrienden. Frans leert van dokter Heijmans in Groenlo viool spelen. Frans geeft menig concert. Hij speelt veel Jiddische liederen. Tijdens het eerste concert van hem dat ik bijwoon speelt hij voor mij “Mojschele majn Frajnd”. Hij speelt het vaker voor mij. Droog houden is een probleem.

Het lied gaat over twee vrienden die elkaar na vele jaren weer ontmoeten en zij halen mooie herinneringen op. Wij verlangen naar die mooie tijd. Wij zijn de beste vrienden. Wij zijn tot tranen toe geroerd.

Voor mij het mooiste schilderij van Chagall, gecombineerd met tekst en muziek van Gebirtig, ten gehore gebracht door Frans van Dijk is “The blue fiddler”.  Er zijn veel Joodse violisten. Itzchak Perlman bijvoorbeeld, maar Tevje, de melkhandelaar uit Anatevka (Fiddler on the roof) is er ook één! The blue fiddler. De kleuren van Chagall zijn mooi, als gesteld. De mooiste is Chagall’s blauw. Zo kenmerkend, zo pregnant.
Alleen de gedachte al aan The blue fiddler geeft mij letterlijk een warm gevoel.








* Om te benadrukken: de afbeelding op de compact disc verpakking van Perlman's optreden met Klezmer muziek:  Live in the Fiddler's house.

vrijdag 23 oktober 2015

Opzienbarend testbeeld.



 

Even de klok gelijk zetten, dat we het over hetzelfde hebben. In mijn begintijd is op de  televisie een testbeeld. Om te controleren of de beeldbuis dan wel de televisieontvanger goed is ingesteld of afgesteld, of wat dan ook voor technisch verhaal. Vroeger  eerst en alleen zwart wit televisie. Later eind jaren zestig, jaren zeventig langzaam aan entree van de kleurentelevisie. Een kapitaal kost zo’n kleurentelevisieapparaat. Er zijn nog geen Japanners. Philips of wat Duitse merken, da’s het aanbod. Het testbeeld dus eerst zwart wit. Later in kleur. Je wil je vast wel indenken dat je, men, ik behoorlijk de pé er in hebt, heeft, heb wanneer, het testbeeld weer tevoorschijn komt. De kijkers praten in die tijd nog met de televisie, zij krijgen géén antwoord. Menig scheldpartij. Tegenwoordig zijn er andere testbeelden. Toen al veel irritante lui op de televisie. Barend Barendse, weet je nog de zaterdagavondspelshowversjteerder  En kun je je de Arnhemse commissaris van politie nog herinneren…., hij gaf verkeersles. Potverdikkie een trauma, nooit mijn diploma gehaald. En dan Ben de Graaf, de biljartcommentator. Zo zwartgallig.

Nee, maar wordt het later veel beter. Jan des Bouvrie. Wie kent hem niet? Hij wordt al snel testbeeld genoemd. Zo vaak is die kop op televisie en heeft overal verstand van. Waarom ik zo galliesj word van de televisie zijn de hedendaagse testbeelden. Gasten die je met de spons en zeem nog niet weg krijgt. Wanneer je de televisie aanzet, op welke zender dan ook dan verschijnt zo’n testbeeld. De ergste zijn Frits Barend. Van Israel verstand. Van Joden verstand. Van voetbal verstand. De beste vriend van Cruijff, van Prins Bernhard (Barend staat vooraan voor commentaar) en o ja: Andre Hazes en Harry Mulisch. Tijdens het live verslag van de begrafenis van Mulisch weet Barend tot treurnis steeds weer in de camera te lopen met het commentaar al vooruitspuwend  Beide begrafenissen worden opgeleukt door Barend. Afgezien van het feit dat ie mij een keer genaaid heeft op de Maccabiade 2005 in Israel en een ontzettend aardige (…) vrouw heeft, krijg ik telkenmale jeuk, heel veel jeuk van dit testbeeld. Je kan geen praatprogramma zien en B. zit erbij. In een dubbelrol, want hij moet en zal zich zelf laten gelden door vragen te stellen, op de stoel van de gastheer – of vrouw. Krabbé, Jeroen is er ook zo één. Ook vriend van alles en iedereen. Filmster. Dan ben je iemand. Schilder, dan tel je mee. Het meest gefotografeerd in de gossipbladen, überhaupt in alle kranten en tijdschrfiten, ook in het Nieuw Israelietisch Weekblad, want Krabbé is bevriend met de hele wereld. Van (weer) Prins Bernhard tot Barbara Streisand. Een rondleiding hier of daar, zoals Bibliotheca Rosenthaliana en Krabbé weet alles, zo leert een foto van de wereldvermaarde zangeres met de Nederlandse schilder. Op alle foto’s prominent aanwezig. De rode loper schuift langzaam onder zijn  voeten door. Man heeft ook overal verstand van en over de hele wereld zijn dikke vrienden.

Nee, dan wakker worden met zijn dochter Barbara Barend. Wat een autoriteit. Seichel van alles. Ik word jaloers. Iedere morgen op de radio en ook in die ontbijtshows, maandag tot en met vrijdag. De hemel zij geprezen dat serieuze programma’s –ik noem als voorbeeld- Buitenhof, op zondag, géén gebruik maakt van de Barendsen en Krabbelaars van deze wereld.

De praatprogramma’s op televisie worden gemaakt en gebroken door de gasten. Eén daarvan is Joost Zwagerman, hij rust in vrede. Zwagerman –van wie ik (echt!) nog geen boek heb gelezen- boeit mij zeer met zijn verhandelingen over de schilderijen die hij onder de loupe neemt. Hij spoort mij aan naar bepaalde exposities te gaan. Ik herinner in het Stedelijk Museum .. Marlene Dumas. Ik ben enorm onder de indruk. Ik kan het je bewijzen, een goeie vriend is mee en zal het zeker bevestigen. Weer mijmeren en genieten bij een doek. Uit de dagelijkse beslommering zweven.

Krabbé senior heeft deze weken een eigen programma, mind you. Krabbé zoekt van Gogh. Geloof me, ik heb geen trek. Krabbé junior heeft het over een tentoonstelling in het Van Gogh museum. Hij heeft er mee te maken. Een tentoonstelling van Edvard Munch, de wereldberoemde Noorse kunstschilder (1863-1944). De expositie over de parallellen tussen Van Gogh en Munch. Ik ga er nu niet op in, een andere keer misschien. Wel in dit kader dat geheel onvoorbereid, onwetend Yoni en ik ons vooraan in de rij manoeuvreren van het MOMA, Museum of Modern Art, New York. Wij zien allebei voor het eerst Munch. We zijn onder de indruk. De Schreeuw is mooi. De  rest ook. Voor het eerst een grote expositie van Munch met doeken van over de ganse wereld. Achteraan in de  rij en wij zijn nu nog niet binnen. Krabbé junior vertelt over de parallellen, gelijkenissen van Van Gogh en Munch. Boeiend, omdat ik het er nog over heb. Schildertechnieken niet aan mij besteed, onderwerpen, kleuren, sfeer en zo, dat wel. Ik denk dat de jonge Krabbé gelijk heeft. Het wordt interessant wanneer ik de kranten lees, internet afstruin en de tientallen afbeeldingen van de schilderijen van Van Gogh en Munch die ik op Google afbeeldingen aantref. Let wel: Van Gogh en Munch zijn tegelijkertijd in Parijs en hebben elkaar nooit gezien. Compositie. Kleuren . Onderwerpen. Kan zomaar een tweeling zijn.

Ik heb een mixed gevoel. Zwagerman ligt nog boven de grond, eerst  twee dagen later wordt hij begraven, en De wereld draait door heeft op 14 september 2015 niet het lef (hart) Krabbé een paar dagen later te laten verschijnen. Het pleit niet voor de redactie, voor de presentator en voor de omroep. Ja, het is ook onverklaarbaar dat Krabbé junior zo geil als boter is om tot de categorie testbeeld te behoren. Een schnabbel op tv doet waarschijnlijk meer dan een schilderij van hem. Weinig, heel weinig beschaving en empathie.

In de loop van de week word ik middels trailers op televisie opmerkzaam gemaakt op Senior op zoek naar Van Gogh. Vincent. Vincent uit het lied Starry starry night van de Amerikaanse zanger Don Mclean. Opvallende gelijkenis met werk van Munch. Zo ook afbeeldingen met een huis, de sterren dus, de tarwevelden, de cypressen, de brug. Enfin teveel om op te sommen. De ontdekkingsreis moet je zelf ervaren. Ik oordeel niet. Neen. Maar moet mijn visie over René Diekstra en Diederik Stapel heroverwegen, denk ik. Alle vier beroemd.

O ja, help me met de oplossing voor: Van Gogh inspireert Munch. Wie doet nou wat?

Wending.

Twee ooms van mij gaan vóór de oorlog in respectievelijk 1936 en 1938 naar Palestina. Bertus en Moos Vromen zijn een tweeling. Zij zijn de animatoren van de mosjav Moledeth. Inmiddels heten zij Baruch en Moshé. En hebben hun mooie gezinnen. Zijn altijd samen. Baruch zingt, Moshé speelt piano. Baruch speelt trompet. Werken zich een slag in de rondte, hun trots is de carrousel alwaar in no time enorme kuddes koeien gemolken worden. Ik ontmoet hen eerst midden jaren zeventig. Gepensioneerd. Baruch fotografeert. Moshé schildert. Zijn schilderijen spreken mij aan. De eerste die ik thuis heb is an sich vrij donker, vandaar een schilderijlampje. Afgebeeld  pianospelende neger. Jaren later de volgende een zelfportret. Héél recent, het kan geen toeval zijn, het volgende:

Op Facebook ben ik bevriend met een aantal Vromen. Eén daarvan is –mijn generatie, iets ouder (80!) Edward. Lijkt op Edvard. Nee, Edward lijkt op een echte Vromen. Trouwens hockeyer en bridger. Zijn  vrouw Babs overlijdt in 2014. Edward ruimt op. Edward telefoneert via Facebook: “Zeg Bert, heb jij belangstelling voor een schilderij van Moshé?”. “Nou, wat graag!”, en wij spreken af dat ik naar Leiderdorp kom. Aldus geschiedt op dezelfde dag dat ik in Leiden bij mijn nichtje Galith verjaardag lekkernijen scoor. De borekas zijn heerlijk. Ik denk steeds aan het schilderij. Nog geen vinger erachter. Ik laat het terstond inlijsten en ben er fier mee. Ik ben er  bij en kom er achter.  Zeker van mijn zaak. Van Gogh inspireert ook Vromen. Ik zoek de afbeelding van Van Gogh erbij. Verdomd. Ik heb een doek van grote waarde aan de muur in de slaapkamer. Onderin  geel tarweveld, bovenin blauwe lucht. In het midden groen twee cipressen. Op de voorgrond, goed kijken, schaapskudde en herder. En je kijkt en zoekt maar een end weg. Opzienbarend is dat Vromen zowel Van Gogh als Munch elkaar nooit zien., Dat kan niet meer.

PS Graag voeg ik toe wat ik vind van die 2 Rembrandts voor € 160 miljoen. Ik vind ze prachtig en horen zeker in het Rijks. Maar dan wel wanneer het kan. En nu kan het niet. De € 80 die het Rijksmuseum meebetaalt is al van de staat. Van ons. En dan nóg 's € 80 erbij. Ook van ons. Kan je niet maken, regering, nu de Thuiszorg en chronisch zieken (slechts een voorbeeld) het véél harder nodig hebben.

zondag 18 oktober 2015

Hek II



Stel je voor je koopt nét een nieuwe auto. Je rijdt ‘m de garage uit. Het is een (slechts als voorbeeld) Renault Twingo. M/V je bent blij en trots tegelijk. Op naar huis aan de familie showen. Onderweg kom je een heleboel auto’s tegen. Je ziet echter alleen Renault’s Twingo.
Stel je voor je hebt net een trui gekocht. Met een logo. Lijkt op een smile en een boemerang. Je hebt de trui aan en… wat zie je? Alleen maar mensen met dezelfde trui. Een boemerang effect is overigens heel iets anders.
Selectieve perceptie noemt men dat. Je maakt een keuze bij het waarnemen van iets. Een bevestiging van jouw keuze. Zo ook het volgende. Ik geloof niet in toeval en een andere verklaring, dan de actualiteit, heb ik niet.

Jongstleden zaterdag 17 oktober 2015 (gisteren) publiceer ik de blog “Hek”. Over het veiligheidshek van en in Israel. Je leest maar wat ik er van vind. Ik haal dezelfde dag mijn “Het Parool. Léés die krant" uit de bus en wat denk je… Op de voorpagina prijst de krant een artikel aan op pagina 16.
Subkop: “De terugkeer van de grensversperring”. Daaronder de kop: “Hekken als wapen om vluchtelingen buiten de landsgrenzen te houden”. Dat belooft wat…
Vanaf nu citeer ik Janne Choudron, expert…
“Een hek tegen de grote boze buitenwereld” (geldt in dit geval voor alle hekken en muren in de wereld, BV).
“In een poging de groeiende stroom vluchtelingen tegen te houden, bouwen steeds meer landen in Europa een hek langs de grens. Maar ook elders in de wereld worden obstakels opgeworpen. Echt helpen doen ze maar zelden”.
“Het Hongaarse grenshek maakt de tongen los, maar nieuw is het fenomeen niet in Europa. De Spaanse exclaves in Marokko – Ceuta en Melilla- waren de eerste die eind jaren negentig met een hek werden afgesloten om de migratiestroom vanuit Afrika in te dammen. Griekenland en Bulgarije volgden”. Dan gaat het verder over het Hongaarse hek. De functie van grensversperring is hier anders, zo wordt gesteld. De Amerikaanse politiek filosoof Brown wordt aangehaald: “….de symbolische waarde is veel groter…”.  “Moslims zijn hier niet welkom, wij willen de christelijke waarden beschermen (?BV) en verzetten ons tegen het neoliberale gedachtengoed”.
Ben je er nog?
Er wordt met geen pepernoot geschreven over het veiligheidshek in en van Israel. Wel dat zij “gebouwd is met de hulp van illegalen, Palestijnen. ...”. Het wordt "controversieel" genoemd. Het hek wordt gebouwd door dezelfde mensen die buiten gehouden moeten worden. Ze hoeven niet te bouwen, dan een ander op die plek. En in plaats van niets worden zij goed betaald.
De essentie van deze blog: er wordt met géén woord gerept over het veiligheidshek. De reden waarom. Om terroristen buiten te houden. Warempel het Israelische hek is het enige effectieve in de wereld.
Slechte en onvolledige polariserende houding van mijn krant. Mezelf herhalend: blijf dus met je poten van het hek af.