woensdag 23 april 2014

Ie moakt wat met.

Je maakt wat mee. Wie veel reist kan veel vertellen. Zulke anekdotes tref je aan in mijn boeken.
Nu een recente, Chinese anekdote. Niet dat ik ooit in China ben geweest, nee, maar ze kennen mij daar wel. Dat blijkt. Geregeld koop ik in bij de Chinese food groothandel Amazing Oriental. Naast de Makro, industriegebied Amstel. Alles is er te koop. Ook andere landen ruim vertegenwoordigd. En praktisch alles even lekker. Wim de Bie: “…een Chinees spreekwoord zegt wat een Chinees spreekwoord zegt en nu alleen nog maar een Chinees spreekwoord zegt…”.  Laatst neem ik wat gedroogde Chinese paddenstoelen en andere sjeierokes (ratjetoe van groente) voor de soep en zo mee. Bij de kassa zeg ik tegen de Chinese dame twee van de tien Chinese woorden die ik ken. Goeiemorgen: “Tsjau Tsen”. Zij lacht mij vriendelijk toe en zegt hetzelfde. Enfin na zoveel producten komen de paddenstoelen. Tilt ze op en zegt breed lachend: “Chinees vlau getlaut?”

zaterdag 19 april 2014

Bridge

“Ze” vragen me nog wel eens naar sterke verhalen over bridge. Er zijn genoeg boeken daarover, het internet staat vol, de bridgemagazines vinden gretig aftrek. Aldus zijn er honderdduuz’nd’n publicaties met spellen, handen, gifts.
Met bridge ben ik grootgebracht. Met de paplepel ingegeven. Mijn Vader speelde vóór de oorlog al whist en bridge. In het casino van Knokke overigens baccarat.
Met vrienden heeft mijn Vader in Lochem de bridgeclub M.O.T. opgericht. Jaren 50. De club bestaat nog steeds. MOT betekent: Mes onder tafel. ’s Morgens vroeg aan de ontbijttafel, meestal op dinsdagochtend, ik zat aan mijn boterhammetje met weet ik veel en een glas thee, zei mijn Vader vanachter de foute De Telegraaf tegen mijn Moeder: “Heb jij ook dat slam gemaakt. Die 6 harten?” Dat soort teksten, ik zal je er verder niet mee vermoeien.  En doe je het volgende toch, geef mekaar dan vóór het bridgen een welterusten kus, want de beste les leerde ik ooit aan diezelfde ontbijttafel in Lochem: speel nooit met je man of vrouw, dat wordt bloedbonje. Ik zal je de voorbeelden (…) onthouden.
Van mijn Moeder heb ik samen met drie klasgenoten van de HBS en tevens vrienden Paul Venhoeven, Joost Haan en Jan Streng uit mijn hockeyelftal het edele bridgespel geleerd. Althans de beginselen. Ik spreek over eind jaren 60. En verdomd…véél van die lessen worden vandaag de dag nog toegepast! En ook wat er allemaal gebeurt aan tafel. Taalgebruik, houding, lichaamstaal, bewegen van de handen, bijgooien van de kaart. Bert ziet alles. Meestal walg ik ervan. Wraak is om ze een slechte score aan te smeren. Honesty is still the best policy.
Wees gerust in deze blog zal ik je niet vermoeien met mooie handen, goede contracten of wat dies meer zij. Ik wil je (graag) meenemen naar een paar mooie momenten.
Zo hadden de vier adspirant bridgers eens bij Paul op de kamer een hand (een spel) gestoken, toen Paul even piesen was, of een biertje halen. Paul krijgt 13 schoppenkaarten in zijn hand. Hij glundert. Hij biedt 7 sans atout. Alle dertien slagen, groot slam, zonder troef. Enfin de speler links van hem komt uit, legt de eerste kaart op tafel, dan de dummy alle kaarten bloot op tafel en het uitspelen kan beginnen. Je weet nog van een regel geleden dat Paul alle slagen moet maken, zonder troef. Niet zo moeilijk om te bedenken dat er dus géén schoppen voorgespeeld kan worden. En Paul moet alle kaarten bijlopen bij de kaarten van de tegenstanders. Een beetje lullig om nu te stellen dat ie het nou nog niet doorheeft, maar ik vermoed af en toe wel een slechte droom. Zoals poker nu populair is, zo speelden wij bridge. Verslavend, tot op de hockeyclub, ná de trainingen, driemaal per week. En ga zo maar door.
Een aantal jaren had ik niet of minder gebridged. Mijn eerste werkdag bij Cap Gemini vergeet ik niet snel. Directie Nederland had een vierdaagse  incentive reis gewonnen naar Fins Lapland. En ik mocht mee, om kennis te maken met mijn collega’s. Lekker begin, want zo’n sneeuwsafari is écht héél bijzonder en spectaculair. In het vliegtuig al zegt Wim Heukels: “Bert, hier een hand en spelen”. Elk denkbaar moment hebben we met vier man zitten bridgen, ik had de smaak weer te pakken. Er wordt besloten aan het Nederlands bedrijvenkampioenschap viertallen mee te doen (Cap was vaste deelnemer). Je speelt dan als team met twee paren tegen twee andere paren, het verschil in de scores per spel bepaalt de uitslag. Heukels is mijn maat. Ons nevenpaar is Ment Lagas met Peter Koppens. De Ahoy hal in 010 boordevol.  We worden tweede. Met dat resultaat was ik in mijn nopjes. Zegt Wim: ”Als jij in spel 14 ruiten drie had gelegd in plaats van ruiten twee, dan waren we eerste geworden”. Hij had verdomd gelijk, een dikke domper op mijn feestvreugde. Cap Gemini was ook jarenlang de grote sponsor van het Cap Gemini World Invitational. De 16 allerbeste paren van de wereld gaven - dik betaald-  acte de présence. Het toernooi vond altijd plaats in ‘Des Indes’, Lange Voorhout in Den Haag. Op vrijdagavond, de avond voorafgaand aan het echte werk werd immer een ‘pro-am’ gespeeld in het clubhuis van de Wassenaarse golfclub. Een prof had voor één avondje een amateur als partner. Het is vrijdagavond 19 januari 1996. Henk van Dalen, public relations manager van Cap en verwoed bridger smeedde een mooi plan. Ik moest maar aanwezig zijn om een zakenrelatie de Hand te drukken, vrijdagmiddag laat, borrel, diner en vroeg start de drive (wedstrijd). Ik weet nog van niks. Alleen dat ik vandaag jarig ben. Zegt Henk: “Gefeliciteerd Bert, met je verjaardag. Vanavond speel je met Larry Cohen”.  Ik dacht dat ik gek werd. De Cruijff onder de bridgers. Samen met zijn maat David Berkowitz grote kampioenen. “Hi, Bert, mazal tov it’s your birthday!”, zegt de New Yorker Cohen. “Maak je niet te sappel, maak je niet druk. Er is maar één ding”. “Noe?”, zeg ik. “Dat we boven die eikel Berkowitz eindigen!”  Dat geschiedde overigens, maar het liep me allemaal dun door de boks. En dat kwam mede door de eerste tafel. Rechts van mij komt te zitten in een super gesneden Italiaans kostuum, een pico bello gekapte, geschoren, overdadig naar de after shave met muskaat ruikende, sigaretje in de rechterhand, met drie beeldschone dames als begeleider (kibitzer) en één van de vermaarde wereldtoppers: Zia Mahmood, uit Pakistan. Ik zat niet te shaken, maar ik zat te shaken. Wow, wat een spanning. Die was ná de eerste tafel verdwenen. Het begon leuk te worden. We veegden Alain Levy van tafel. Een in Casablanca geboren Franse Jood en cum laude afgestudeerd arts. We speelden nog tegen een Duitse dametopper Auken. En anderen, ook de Noorse toppers Geir Helgemo en Tor Helness kwam ik tegen te spelen. Uiteraard beiden apart met een amateur. Doel was bereikt. We eindigden boven Berkowitz. Cohen grijnzen, glunderen. En ik…ik had ook een feestdag!
Een jaar ná mijn scheiding belt een mevrouw mij op. Wil je met me bridgen? Bridgen wellicht. En voor de rest niets. Duidelijker kan ik niet zijn. Zij speelde nog maar net, maar ik meende een streber te ontwaren. Om achter haar motivatie te komen vroeg ik haar naar haar doel. Clubkampioen, dan in het district zo hoog mogelijk en daarna landelijk. Als mixed paar. Bridge van m/m en v/v is populair. Mixed pairs hangt er (gechargeerd) een beetje bij. Aldus besloten we tot een bridgepartnership. Clubkampioen is geen prestatie. Het herhalen ook niet. In het district Amsterdam scoorden we goed. Zelfs door dat resultaat mochten we naar het landskampioenschap paren. Middenmoot. Wel gaaf. Zo belandden wij ook op het jaarlijkse grote internationale  Scheveningse bridgefestijn dat wel een week duurt. Dat jaar in het Kurhaus. Wij schrijven ons in. Calimero. Zoiets. Wij doen mee aan het gemengd paren toernooi, met drie zittingen. Op vrijdagavond en op zaterdagmiddag en –avond de tweede en derde zitting. Steeds meldde ik aan mijn partner welke bridgekanjer aan tafel zit. Van enige nervositeit bij haar is sprake, maar we doen het goed. De laatste tafel, de laatste vier spellen, handen, op vrijdagavond vergeet ik nooit meer. Wij komen te spelen tegen Thomas en Barbara Gotard. In met een Duits accent gesproken Engels zegt hij dat zij al een jaar of tien in Duitsland wonen. Afkomstig uit Polen. Het wordt feest. Dan vertelt ie verder dat zijn vrouw Barbara meermalen Duits kampioen is en zij voegt toe dat haar Thomas net terugkomt van het Europees kampioenschap in Boekarest en tweede is geworden. Ik schoof steeds meer naar het puntje van mijn  stoel. Dit wil ik meemaken. Enfin, spel 1. Van de maximaal te behalen 100% scoren wij…100%. Je had z’n ponem moeten zien. Het tweede spel, Barbara maakt –in de tweede hand- een cruciale fout, met later ná het spel het opbouwende commentaar: “Immer klein, Barbara!” Wat denk je? Wéér 100%. Het wordt spannend. Het derde spel. De man wordt gek. Weer 100% voor ons. (Overigens zo’n 100% score betekent dat je op dat spel de beste, hoogste score hebt van de hele zaal. Zo’n 148 paren). Zegt ie: “Haben Sie immer so viel Gluck?” . “Dat hangt er vanaf tegen wie ik speel, vriend”.  Hij begint in het Pools tegen Barbara…”Hallo, mag dat in het Duits of Engels? Enne is dit bij jou te doen gebruikelijk? “ “Nee, nee”, zegt Gotard, “…ik vroeg aan haar of jullie de komende week in het viertallentoernooi samen met ons een viertal willen vormen”. “Dat zullen we je morgenochtend vertellen.”.  Hij een slechte nacht en ik een goeie. Het vierde spel moet ook even vermeld. Op het uiterste puntje van mijn stoel en…shit man, weer 100%. 400 van de 400. Het is géén droom. Ik had allang bedacht dat ik een dag van de zaak weg zou blijven, maar dat hoefde ik hem niet meteen te vertellen. Zij stonden de zaterdagmorgen ons al gespannen en vol verwachting op te wachten in de grote hal van het Kurhaus, als aasgieren. “Ja, hoor, jullie mogen met ons een viertal vormen”. Na zo’n top avond kon ik me de nodige arrogantie veroorloven. Van de 148 paren eindigden wij als 14e. Hetgeen, echt!, een geweldige prestatie is. Volledig voldoend aan het initiele doel. Het viertallentoernooi hebben wij goed gespeeld. Beter dan onze kampioenen uit het mieze oosten. Ik meen dat we twaalfde waren van de 32 viertallen. Barbara kostte ons uiteindelijk veel punten en een goede klassering.
Een reden te stoppen met deze bridgepartner is mijn gezondheid. Ik weid daar verder niet over uit, maar druk me uiterst beschaafd uit en stel me bescheiden op. Het zij zo. Het liefst had ik nu met mijn Vader en Moeder gebridged. Dat kan niet meer. Ik hoop dat mijn kinderen ooit een bridgekaart leggen.
Vandaag speel ik met mijn maten: Nico Bino, Rob Konijn en Philip van Oevelen. Troost je ik ga niet weer een verhaal in deze blog zetten. Alleen dat ik het geweldig getroffen heb met mijn vrienden en bridgepartners. Wie weet, ooit, zal ik ’s een blog schrijven over de grappen en grollen met Nico, Rob en Philip. Lol hebben we. Zeker. En van spanning, stress is geen sprake meer. Ik speel met hen met veel plezier. De eerste plek steeds in het vizier en op onze conduitestaat.


zondag 13 april 2014

De grootheid der dingen

In één van mijn boeken heb ik wel eens over de doos met matzes gesproken.
Hoe zat het ook alweer? 
Bij ons in Lochem thuis vierden wij jaarlijks de grote schoonmaak, de nieuwe kleding kopen (voor mij was dat bij Roetgerink in Enter) én…Pésach: het Joods paasfeest. Het mooiste feest, vind ik. Sowieso geen treurdagen. De lente begint. Voetballen in de tuin. En, stel je voor: Pésach duurt acht dagen! Eén van de kenmerken van het feest is het eten van niet gerezen brood: matzes. Mijn Vader zorgde vroeger altijd voor de matzes, die van de matzesbakker Hollandia in Enschede kwamen.
Een matze wordt pas een matze als er wat op zit. Als er wat op zit? Het beleg van Lochem. Dáár ging het om. Enfin, toen werden ná de maaltijd alle kinderen ingeschakeld voor corvee; immers mijn Moeder had ook jomtov (jontef, een feestdag). Zo had ik altijd de taak de doos van wel 2,5 kilo matzes van de eetkamer te transporteren, mijlenver via de gang, daarna een klein trapje op met drie treden en rechtdoor en daar was rechts de provisiekast. Geloof me, dat was een klus! Alsof je nu even een wasmachine optilt en er een stief kwartiertje mee gaat wandelen. Dat kleine mannetje pakte die reuzendoos tussen zijn knuistjes en hobbelde de lange weg naar de provisiekast en stapelde de doos bovenop de tweede doos, die al gereed stond voor als de eerste leeg was. Nu, in mijn gedachten was dat een enorm grote doos. En ik was apetrots wanneer ik weer mijn taak had volbracht.

Op zondagmorgen Eerste Paasdag verstopte mijn Moeder eieren in de tuin. Als eieren zo groot komt vast daar vandaan. Volgend jaar vraag ik aan mijn kleinzoon Levi of hij even de doos met matzes naar de kast wil brengen. Welnu die grootheid der dingen brengt me bij de wens voor alle blogvolgers en niet-blogvolgers een matzedikke Pésach en een vrolijk Pasen!

woensdag 2 april 2014

Tas

De hele wereld past in m’n tas.

Met geen enkele zekerheid durf ik te beweren dat mijn Moeder een luiertas of zo voor mij had. Geen flauw idee of zo’n ding toen al in zwang was. Ik herinner mij m’n eerste tas. Eigenlijk een koffer. Zo’n kleuterkoffer van karton. Diep, diep in mijn geheugen was ie lichtblauw. Kan ook rood zijn. Daar zat dan  mijn teddybeer in en beslist een paar autootjes van Matchbox.  Geheid ook dat er een Gouden Boekje in zat: ”Wim is weg”, want die paste wel bij op reis gaan. Naar mijn suikeroom Bram bijvoorbeeld.

Toen ik een jaar of vijf, zes was belde Sinterklaas ons op. Ik heb de foto nog, één van de weinige foto’s waar mijn Vader en ik samen op staan.  Bertje met een héél bleek ponempie, met de zware zwarte bakelieten hoorn aan zo’n duuz’nd keer gedraaide stoffen snoer en aan de andere kant van de lijn was Sinterklaas. Ik schrok me natuurlijk de kolere. Je moet er wat voor over hebben. Ik herinner me: ik kreeg daarna mijn tweede tas! Met daarbij alle attributen voor een ware treinconducteur of stationschef, weet ik veel. Een pet. Een riem, met een band er aan vast over de schouder (waar heb ik dat meer gezien), een kaartjesknipper, kaartjes zelfs en een spiegelei mét fluit los erbij. En verdomd: een tas. Voor de kaartjes en de hele rataplan. Ik was wat! Chef. Pet. Tas! Alleen heb ik nooit wat met treinen gekregen.

Veel later zag ik de Sjef van Oekel Show. Sjef zittend in een treincoupé met zijn benen op de bank tegenover zich; komt Edwin Rutten (Ome Willem) als conducteur om het kaartje te knippen. Zegt de conducteur: “Lig je thuis ook altijd met de benen op tafel?”, waarop Sjef zegt: “…en…knip jij thuis ook kaartjes?” Met dank aan Wim T. Schippers. Midden jaren zeventig.
Rutten zong ook nog de wereldhit: ‘Toch is het klote zonder jou..’.
Eén van de mooiste uitdrukkingen van mijn Vader was: “Chawweroese met de conducteur”. Vertaald: vriendschap met de conducteur. Twee verklaringen: zulke controleurs, Duitse soldaten, hebben mijn Vader behoorlijk gematst in de oorlog, maar bovenal: als je dan niemand meer hebt om mee te schmoezen, praat dan met…de conducteur. Hoef ik niet uit te leggen, wel?
In de zomer altijd naar zwembad Stijgoord in Lochem. Ik had een zwemtas. Zoek maar op Google, zwemtas afbeeldingen en dan die ene, die ouwe. Jeugdsentiment staat er bij. Van binnen plastic. En dat rook! Je zwembroekje erin en een Sunil handdoek (je dacht toch niet dat ik een dure mee mocht nemen). De zwemkaart, of het abonnement. Een portemonneetje. Om op de terugweg vast een rolletje Rang van te kopen, of een zakje Smis. En zeker spekkies.

De eerste echte vet leren tas kreeg ik op de lagere school; ik vermoed pas in de vijfde klas. Holy Moses, wat was dat ding zwaar. En ook zo groot! Dik, stug leer en veel ruimte en daarom moesten er ook veel boeken in en schriften. Een penetuitje. Ik lunchte thuis. Dus zal er een Mars of een appel in hebben gezeten. En ook wel van die pipetjes met stinkspul om op de stoel van de meester te leggen. Ik heb ‘m nog gebruikt in de eerste klas van de HBS en toen -  recalcitrant als ik was -, ik zal je voor zijn, zelf dacht ik de wijde wereld te ontdekken, had ik een pukkel. Nee, niet op de kop. Maar een tas, die heette zo. Een legertas. Legergroen. Ik had een poster van Che Guevara aan de muur, maar toen ik later wakker werd had ik me toch een pukkelhekel aan het leger. Enfin, ik had een pukkel. Als één van de cadeaus bij mijn dertiende verjaardag, mijn bar mitswa, kreeg ik een heuse hockeytas. Nou, daar was ik knap fier mee. Je hockeyschoenen, shirt, broekje, sokken, shampoo en een handdoek, alles paste er in. Onder de klap, flap als een enveloppe kon de stick zelf en zo op het stuur van de fiets. Echter…mijn legguards en klompen dan? Tsja, die konden er niet in. Ingenieus propte ik de klompen in de tas en de legguards aan de vóór- en achterkant van de tas, met de riempjes verbonden en vastgezet. Zo’n klein kereltje, met een grote jongensfiets en een reuzentas met hockeyspullen. Dát waren nog ’s tijden! Later met hockey had ik eerst een echte postzak en toen van die grote tassen (Israel, Zuid Afrika), blauw met leren banden. IJzersterk. Toen de legguards voor kunstgras kwamen kreeg je er grote rode tassen van de leverancier bij, Met prominent zijn naam. Ach, moet kunnen.

Met een sprong door de tijd, de techniek staat voor niets, kom ik bij de attachékoffertjes. Doe maar een partij sjiek. De mooiste van de mooiste. Een stuk of wat Samsonites, een Delsey, een bordeauxrood leren koffer, een groot formaat bruine dokterstas en als laatste een leverkleurige leren koffer, verreweg de mooiste. Van de lange wandelingen op de vliegvelden, het vele vliegen, kreeg ik een tennisarm. Snap je ‘m nog? De elleboog werd door die zware, gewichtige koffer uit z’n verband gerukt. Fysiotherapie. Geen koffertje meer. Sinds die tijd paspoort en ticket in de binnenzak, m’n Mulberry agenda in de hand en daarin één (1) vel papier met de niet te vergeten te bespreken thema’s ter plekke. Effectief. In je andere hand de mobiele telefoon, die toen nog het formaat groot had.

En wat denk je zelf? Welke tassen heb jij allemaal?
Mijn toilettas is ook naar menig buitenland geweest. Kan veel verhalen vertellen. Ik zal ’s vragen of die toilettas alles nog weet. Ik heb ook wel ’s een plunjezak gehad. Ik zat maar –gelukkig- héél kort in het leger, dus die zak heb ik weer de zak gegeven en aan zo’n zak teruggegeven. Blij dat ik dáár van af was.

Sonja Cohen- Gassan, zij rust in vrede, was een ware bridgevriendin. Helaas toen zij overleed was ik in het buitenland en kon haar niet de laatste eer bewijzen. Sonja deed in tassen. Agenturen. Maandelijks ook op haar stand in de Jaarbeurs. Ik heb een polstas bij haar gekocht. Inkoop. Eind jaren zeventig. Bloedduur, ver boven m’n budget en poepsjiek. Nu niet meer zo…., geloof ik. Ligt mooi in de kast mooi te wezen in een stoffen zak, of tas. Weet ik het. Toen was het gebruikelijk om álles mee te nemen, bij voorkeur in je tas. Wat ben ik blij dat alles nu, sinds ook die tijd zo’n beetje, want de tas heb ik nauwelijks gebruikt, in mijn portefeuille van Daskas, Haarlemmerstraat zit. In mijn borstzak. Zo groot als een creditcard, zo dik als twee pinpassen. En álles zit erin!
Waar ook alles in gaat zijn de boodschappentassen. Het zijn veelal plastic zakken, daar ben ik niet zo van. En om voor joker reclame te maken voor je supermarkt, vind ik weinig kies. Vroeger, toen alles zo veel beter was…, had je bij Albert Heijn op de Nieuwstad in Lochem papieren zakken. Zonder hengsel. Een heel groot formaat zak. Met alle erin. Of twee tassen. Zo’n ding droeg je dan van onderen voor je borst. Kijk, dat is nou nostalgie.

Ik pretendeer niet volledig te zijn met mijn tassenverzameling, waarom zou ik? Als je meer wil zien ga je naar het Tassenmuseum. En drinkt er een tas koffie.
Een paar maanden geleden zie ik in een café of restaurant een dame met naast zich: haar tas. Toen bedacht ik mij het volgende: zo zit ik ook. Ik zit. En naast mij mijn onafscheidelijke tas met Heartmate. En, ik zweer je, die houden we er in. Als mijn hart maar pompt, dan klopt ‘t.


In het Tassenmuseum ‘Hendrikje’ op de Herengracht 573 is tót 31 augustus 2014 de tijdelijke tentoonstelling, dus buiten de vaste collectie: “Welkom aan boord”.