dinsdag 15 juli 2014

Mijn O-woord


Soms zijn er van die momenten dat je gevangen wordt door een woord. Of dat jij een woord vangt. Een woord dat je al véél langer kent en misschien wel vaker of minder vaak, mij om het even, gebruikt. Zo ook ik. Dat ik het woord in mijn dagelijks taalgebruik, spreektaal of schrijftaal niet echt toepas. Ik kan me niet herinneren dat ik het O-woord gebruikte. Recent schreef ik het zomaar spontaan plotseling als aanhef van een email aan mijn  kinderen. Toen ik er over nadacht, bedacht ik me dat het wel een heel mooi woord was.  Ik ga dus eens zoeken. Dat briefje ligt dan even op je bureau; er zijn andere prioriteiten. Zal ik er ’s een blog aan wagen?
Taal is mooi. Woorden zijn mooi, althans de meeste. Een woord geeft uitdrukking aan hoe je je voelt en aan wat je denkt. Wat je vindt. Woorden kunnen ook veel kwaad doen. En een woord zegt meer dan duuz’nd plaatjes. Het is andersom en gelijk ken ik mijn plaats. Voor schilder ben ik niet in de weg gelegd. Ik stuitte op het woord, het O-woord. Verdraaid het is al een oud woord. Dat ik dat dan niet weet, of gebruik. Ja, weten zal ik het wel. Het komt al voor in Devarim (Deuteronomium), het vijfde boek van Tenach (Oude Testament). Zoek maar na. Hij bewaarde hem als zijn oogappel.
Oogappel is het dierbaarste dat men bezit. Je kinderen. Je kleinzoon. Je vrienden. Je vriendin. Voor een ieder nét weer even anders. Geliefd persoon. Je favoriet. Hoe ik het bedacht? Geen flauw idee. Rolde zomaar over het toetsenbord. Dat ik het bedacht heb is nooit te laat. Ten rechte opgeschreven. Helemaal gemeend. Ik zal het beslist vaker gebruiken. En…ik vind het een mooi woord. 
Mijn O-woord. Les prunelles de mon oeil.



vrijdag 4 juli 2014

Tour de France

Wat ik met de Tour de France heb? Niet zoveel. De Tour de France start vandaag 5 juli 2014 in Leeds. En bij mijn weten ligt Leeds in Engeland. Door het niet-aflatende geouwehoer over doping is de lol er wel van af. Of je gebruikt, of je gebruikt niet. Mij een zorg. Maar jok er niet om. Aan valsspelen heb ik een hekel. Als niemand dope gebruikt is de beste de beste. Als iedereen dope gebruikt is de beste ook de beste. Eddy Merkcx óf Lance Armstrong. Al blijft mijn favoriete wielrenner aller tijden Gino Bartali en dat is niet omdat één van zijn bijnamen De Vrome is. Wat er allemaal op zijn palmares staat voert nu te ver, maar geloof me Bartali heeft ook tweemaal de Tour de France gewonnen. In 1938 en 1948. Bartali was een Toscaan, een man van eenvoud, een devoot katholiek. Tijdens de Tweede Wereldoorlog heeft hij mede op verzoek van Paus Pius XII, uiteindelijk het leven gered van 800 Italiaanse Joden. Die zaten ondergedoken in een klooster in Assisi. Hij heeft menig document in het frame van zijn fiets mee gesmokkeld. Een hoge onderscheiding heeft hij postuum gekregen van de Italiaanse president en vrij onlangs is hij geëerd met de Yad Vashem onderscheiding, dé Israelische medaille voor de Rechtvaardige onder de Volkeren.  Een rechtschapen mens, dat was ie. Een held. Een grote. Zijn zoon Andrea nam de medaille in ontvangst.

Wielrennen is niet zo mijn sport. Rondje rond de kerk al helemaal niet. Aan fietsen had ik altijd een broertje dood. Alleen uit noodzaak. Functioneel fietsen. Inmiddels 50 minuten per dag. Toch is er een tic overgebleven. Ik zal dat zo meteen vertellen. Eerlijk is eerlijk de wielrenploeg van Peter Post met mannen als Jan Raas, Gerrie Knetemann en Henk Lubberding zorgde er toch wel voor dat ik op het puntje van de stoel ging zitten. Echte mannen eten geen soesjes. Maar dat is lang geleden.  Ook lang geleden, maar als de dag van gisteren herinner ik mij de jaarlijkse zomermaand in Knokke, Belgie. Daar hadden we een flat en verbleven een hele maand in Knokke. 
Ook aan Knokke heb ik mijn hart verpand. Het Lunapark met de drie honkbalkasten, de boulevard, de broodjes filet préparé, het ijs van Au Pingouin  en ja het strand. De trapautootjes.  Bij Jozef en Marie (hoe verzin je het?) huurden mijn ouders een houten huisje, daar stonden dan al  onze spullen en de stoelen. Jozef was winterschilder en in de zomer de godganse dag van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat in de weer op het strand. Een witte broek tot op de kuit en blote voeten, een marineblauwe visserstrui pet schuin op de kop, een shagje hing de hele dag tussen zijn lippen. Zijn zwarte kop kwam niet van de schoorsteen, maar van de zon. En die is daar ook lekker. Marie was ook hartstikke bruin. Liep altijd met een wit schort met een grote strik boven de kont. En een hoofddoek, zo’n grote zakdoek. Het ene been, of  het andere was iets korter. En een Freek de Jonge bril. Beiden –en dat meen ik – waren schatten van mensen. In de jaren 50, 60 waren zij al dik aan de pensioengerechtigde leeftijd.

Gerrie, de schat, zij ruste in vrede,  ons meisje voor dag en nacht, ja zo heette dat vroeger, was ook altijd mee naar Knokke. En zij ging met de kinderen vooruit. Later kwam mijn moeder en mijn vader ging dan eerst over de boulevard, de Zeedijk (niet te verwarren met de Amsterdamse) wandelen. Voor zijn gezondheid. In zíjn witte tropenpak en met witte pet. Zonder das. “Pap, waarom draag je hier geen das? ‘, vroeg ik eens. “Wie kent mijn tooches in Knokke”, was het antwoord. Dat wordt nog veel gebezigd. 
De Hollandse berg, Alpe d’Huez, je schaamt je er voor tot dat klootjesvolk te behoren dat stomdronken en lallend de polonaise hupsakeet midden op de weg zodat de wielrenners er niet langs kunnen. Als je het over doping hebt…de gekte is bij deze massa toegeslagen, ingeslagen als een bom. En een lol dat ze hebben. Ik heb terstond mijn paspoort in de prullenbak gemieterd. Ik heb het nog niet eens over de kwal:  de organisator van Alpe du Zes, een wielertocht ten bate van kankeronderzoek. Die met geld van ruimhartige gevers er vandoor was. Twee ton, dat is een half miljoen gulden, hoor! Een paar tientjes. Toen ik mijn loopbaan begon bij Het Parool was er gedurende de Tour dagelijks een bijeenkomst van de liefhebbers, op de sportredactie.. Het werk werd stilgelegd en wij zaten allemaal gekluisterd aan de radio. Eén van de sportredacteuren hield het allemaal nauwkeurig handmatig bij. Computers waren er nog niet. Vóór de Tour kocht je je in voor vijftig gulden. En je had je eigen ploeg. Je koos uit iedere échte ploeg één renner en tezamen vormden zij jouw ploeg. Afhankelijk van de resultaten verdiende je winnaarsbonus. Alle klassementen werden bijgehouden, als ook de nummers 1 t/m 10 per etappe. Boter bij de vis. Het was immer één groot feest. Eén jaar had ik een ploeg samen met Dik Bruynesteijn. De tekenaar van de strip Appie Happie. Dik woonde in Eemnes en kwam hooguit één keer per week zijn strips brengen. Enfin, samen hadden we dus een ploeg. De renners koos ik, als hij maar de naam van onze ploeg mocht bedenken. “Sjappo bas”.  Die paar tientjes die we verdienden haalden het niet bij de enorme lol!

Mijn voorliefde voor Knokke is algemeen bekend. Al meer dan 58 jaar. Op het strand in Knokke wordt een bijzonder spel gespeeld. Je tekent in het zand een circuit, route, etappe. Begin- en eindstreep. Met jezelf of tegen een vriendje, maakt niet uit. Je stelt je renners netjes op en het aantal ogen dat je met twee dobbelstenen gooit is het aantal lengtes van de rennertjes die je vooruit mag schuiven. Annelies en ik waren een paar weken geleden in Knokke en wat denk je: het eerste dat ik op de boulevard  koop in de speelgoedwinkel is een half dozijn van die mannekes. Voor mijn kleinzoon Levi, nét 1 jaar. Ik denk dat ie het prachtig zal vinden. De Tour de France op het strand.