zaterdag 28 maart 2015

Ieder mens heeft zijn lusten en driften.


 

Het staat er nogal zwaar, het klinkt ook zwaar. Het is het niet zo bedoeld. Een alledaags voorkomend fenomeen. Er is niets onmenselijks aan. Het is daarom dat ik op basis van mijn kennis en kunde het volgende wil delen. In de hoop bij mijn bloglezers een instemmend gehoor te krijgen. Nee, het gaat niet om mijn gelijk, integendeel. Wat ik probeer te bewerkstelligen is dat jullie –heel eerlijk- voor jezelf zegt: Ja!, zo’n ervaring heb ik ook.

Eerst een inleiding. Eén van mijn beste vrienden is rabbijn. Een rabbijn is één van mijn beste vrienden. We zijn collega’s. Weet je trouwens waarom ik nooit rabbijn heb willen worden? Ik wenste mijzelf fijnere klanten toe. Wij zitten samen vaak te praten. Goeie gesprekken over tal van onderwerpen. Meestal onder het genot van een “broodje Meijer”. We zijn het vaak eens. Ook oneens. In een goede vriendschap en harmonie respecteren wij elkaars mening. Die vriendschap heeft ook een psycho-geografische oorsprong.

In de tijd dat de geachte PvdA-prominent, huisarts in en wethouder van Amsterdam me dunkt nogal in het nieuws was, had ik bepaalde vragen bij en rond deze affaire. Het is algemeen bekend dat de lokale coryfee geregeld op prostituébezoek ging. En ik verzeker je: niet voor een kopje thee. Wat mij betreft, dat moet ie allemaal zelf weten. Echter toen boven water kwam dat hij ook in de donkere gebieden van Amsterdam-West was geweest, op de Thamesweg, alwaar de heroinehoertjes zitten, tippelen, was voor iedereen en voor mij de maat vol. De maat in die zin: wat ie doet doet ie, maar niet dáár. Gelijk de communis opinio. Toch zat ik ermee en stelde mijn vriend de volgende vraag: het thema overdenkend dat een man naar een publieke vrouw gaat, het zij zo, maar niet naar de Thamesweg (met alle politieke implicaties van dien). Mag een man dat doen volgens het Jodendom? Nu moet je weten dat alle rabbijnen (geintje) alles zeggen met alleen dát wat tussen de regels staat.

Zijn antwoord –en daar kan ik mij in vinden en dus mee leven- was: “Ieder mens heeft zijn lusten en driften”. Vul op je eigen wijze maar in wat er mee bedoeld wordt. Ik kreeg geen bevestiging of naar de Wallen gaan geoorloofd is, ik kreeg geen uitspraak daarover, laat staan de misstap op de Thamesweg. Da’s goed. Je bepaalt je eigen mening en hebt niet te oordelen over een ander, laat staan veroordelen. Daarmee was voor mij de kous af, we namen nog een hap van ons broodje pekelvlees en slurpten ons glas thee leeg.

Enige jaren geleden ben ik een paar zomervakanties lang met een vriend in het prachtige Portugal geweest. Via kennissen van hem huurden we een oud huis in the middle of nowhere. Portugal is voor mij een top land. In willekeurige volgorde. Blauw is blauw. Groen is groen. Het beste klimaat dat ik ken, ik had op elk moment van de dag overal lucht. Wie lucht heeft heeft het leven. De mensen zijn er rustig, vriendelijk en nog meer aardige predicaat varianten. Het verkeer is er kallem. En het eten is buitengemeen. En volgens Portugese wijze drink je een rode port niet warm, nee uit de koelkast, koud in een borrelglaasje. Da’s andere koek. Relaxed.

Wij reden zo’n beetje kriskras door het land en op één van onze geplande tochten kwamen wij aan in Aveiro. Aan de zee. Lunchtijd. Waanzinnig lekkere sardines op het terras. Met uitzicht wat er allemaal langs gaat of aankomt. Op een gegeven moment komen er twee dames het terras op en lopen naar binnen. Voorop een ouwe oma van dik tachtig, gevolgd door een dame misschien een paar jaar ouder dan ik. Niet groot, niet klein. Niet dik, niet dun. Redelijk lange golvende gitzwarte haren. En een zwarte jurk. Daarmee door mij al bedacht als weduwe. Haar grote donkere ogen priemden zich in mijn richting. En ik nam ze waar. Je weet hoe kerels zijn en de gesprekstof tijdens de sardines lunch met mooie rode wijn veranderde alras. Ik ben niet gek, ik kan natuurlijk geen gekke dingen doen en bovendien zij wij met z’n tweeen op vakantie en samen uit samen thuis. Immers we hadden 24x7 grote lol. Ik besloot vóór de koffie nog even naar binnen te gaan. Toiletbezoek, zei ik. Een glimp opvangen dacht ik. En beide geschiedden. Die glimp was op de terugweg hetzelfde en ogen keken vurig naar andere ogen. Zo was het en zo is het. Wij reden terug naar ons huis in de bergen, een uurtje of twee naar rechts. Het gespreksonderwerp is duidelijk, toch? De vrouw kreeg al gauw de codenaam: “De weduwe van Aveiro”. Bij vlagen liet zij mij niet los. Een zoektocht is ridicuul. Het blijft bij de gedachte. De herinnering. Het moment.

Af en toe, heel soms moet ik nog wel eens aan haar, de onbekende, de Weduwe van Aveiro denken. Zo ook afgelopen nacht. Ik moest sterk denken aan de woorden van mijn vriend over de lusten en de driften. Ik beperk mij tot het feitelijke en dat waren de lusten in mijn gedachten, slaap, droom, halfslaap, ik weet het niet. Driften waren het niet. Maakt dit verhaal sense, kennen jullie ook zulke ervaringen? Niet dat je al die verhalen nu in extenso met mij moet delen, nee, alleen of het bij jou ook een impuls voortbrengt in jouw gedachten.

En als je ooit naar Aveiro gaat, doe dan de groeten aan de Weduwe van Aveiro en vertel haar het verhaal van de lusten en de driften.

zaterdag 21 maart 2015

De doortrapper


 

 

Een doortrapper is iemand die flink doorstapt. Haast heeft. Of een lange afstand moet overbruggen. De Apeldoornse Vierdaagse bijvoorbeeld. Ik heb daar een medaille van, echt!, zonder ‘m te lopen. Nijmegen. Ook een punt. Maar ik hou niet van gladiolen. En de dood zeker niet. Toen ik vier jaar oud werd kreeg ik een doortrapper. Gelukkig heb ik de foto nog. Ik meen me te herinneren dat ik de stadia van groei in mobiliteit heb moeten beperken met kontkeren, kruipen, vallen en opstaan en kallem an wat wandelen. Al ras in de grote tuin op de diverse grasvelden, gazons achter een bruine leren knikker aanhollen. En als ik dan moe was ging ik op de bal zitten, met een flesje Hero Sinas of een Coca Cola. Op mijn vierde verjaardag stond mijn cadeau dus klaar in de hall. M/ V, M/ V, M/ V wat was ik trots. Ik had een wintertrui aan, per slot het was 19 januari 1960, en die trui vergeet ik ook niet was een donkerblauwe met zo’n gele V van schouder naar schouder via je borst. Daar waar je hart zit. Frans de Munck, de Zwarte Panter en keeper van het Nederlands XI-tal droeg dezelfde, maar dan zwart. Enfin, warm genoeg. Naar buiten. Trappen  met de handel. Verkeer was er niet of nauwelijks, je hoefde je van de regels niets aan te trekken. Mijn Vader reed er. De burgemeester Beusekamp in een zwarte Taunus 12M  en mijnheer E.E. Oterdoom in een witte Peugeot 404, met een gleufhoed op de kop. Ook kwam dokter Colijn wel ’s langs. Tot ie zich in de bocht tussen Lochem en Zutphen, nabij Warnsveld met zijn Kever te pletter reed. Nou, dan had je het wel zo’n beetje gehad met de auto’s in de laan. Trappen. De wijde wereld in. In eerste instantie bleef ie beperkt tot de Haitsma Mulierlaan. Later naar Zwiep, ik was al een jaartje ouder. Wat is nu een doortrapper? Een fiets die doortrapt. Geen rem. Geen versnelling. Kunstenmakers in het circus zitten op doortrappers. Je moet het zien als een Friese doorloper en daarna krijg je Noren. Fietsen leren op een doortrapper. Vaart maken, draaien en keren om tot stilstand te komen, slippen, sturen. Letterlijk zó onder de knie. En… je komt nog eens ergens. Motorcross was in die tijd (al) heel populair in Lochem. De wereldkampioenen Driekus Lubbers en Gerrit Wolsink komen allebei weg uit Lochem. Polsvoort, de transporteur was de heilige kracht achter de organisatie van de Lochemse crosses. Zette Lochem op de kaart.  En ik geloof later nog één Daniel Willemsen. Ook wereldkampioen. Als ware crosser deed ik met mijn vriendjes mee langs het Hertenkamp. Zeer geaccidenteerd terrein met heuveltjes op en neer en vooral, ja vooral veel boomwortels en stronken. In het rulle zand. De volgende dag in de modder. Op de fiets door Lochem. Naar school. Naar de Markt. Naar Zwiep. Later met vriendjes op Hemelvaartsdag, jezus wat begint dat vroeg, dauwtrappen. Op de fiets door de Achterhoek. In een paar jaar leer je de Achterhoek kennen en waarderen en liefhebben. Zeg dat het niet zo is. Toen had ik al een ‘echte’ fiets. Dauwtrappen is eigenlijk wandelen in de dauw op die dag door het veld in de dauw. In de Achterhoek is dauwtrappen op de fiets. Het zal ’s niet anders zijn dan elders... Een doortrapper is ook een volhouder. En daar houd ik mij aan vast!

 

zaterdag 14 maart 2015

Wees ten zegen.




Een oude spreuk. Een voorbeeld voor velen. Ik hoef ‘m toch niet verder te verklaren, wel? Wees ten zegen was mijn eerste gedachte bij het lezen van een Facebook-post van mijn jongste nicht. Ja, jij blijft altijd mijn jongste nicht. Ik heb nog je luiers in de prullenbak moeten gooien. Hierbij citeer ik het volledige bericht van vrijdag 6 maart 2015.

Kankerjood”

“Zojuist liep ik (mijn nicht dus, BV) bij nota bene het Bevrijdingsplein en hoorde een tweetal jongens flink tekeer gaan tegen een oudere man. Ik vroeg me inmiddels al af of de heren plannen hadden om voor oncoloog te studeren. Blijkbaar wisten ze er van alles van en na wat geschreeuw naar hem stapt de man de lift in terwijl de ene jongen nog even keihard ‘kankerjood’ nariep. Ik vond het minder prettig al deze termen te moeten horen en gaf vriendelijk aan dat ik het niet als prettig kan ervaren dit soort geroep te moeten horen. De jongen keek me wat verbaasd aan en gaf aan dat de meneer nogal onaardig was geweest en hij hoorde het laatste toch al niet meer want hij was al in de lift. ‘Het was echt niet tegen u bedoeld, hoor!’ En: ‘Jullie voelen je altijd zo aangevallen!’. Ik vroeg hem wie hij dan bedoelde met jullie en of het zijn bedoeling was de mensen die het wel konden horen aan te spreken. Na een kort, met respect van beide kanten, gesprek: ‘Mevrouw, het spijt me, ik snap wat u zegt en u heeft gelijk. Maar u geeft het ook vriendelijk aan, u blijft gewoon beleefd. Dank u wel. Fijne dag, mevrouw.’

Ik hoop dat het geholpen heeft…, maar wat mij ook opviel is dat de rest van de mensen aldaar geen woord zei, niet tegen de meneer noch tegen de jongens en ik weet zeker dat ik niet de enige was die het heeft mogen horen. Zou de wereld er niet een beetje beter uit zien als we elkaar op ons gedrag kunnen aanspreken?.” (einde citaat).

Lieve nicht, ook al ben jij er eentje van Pechtold, jij bent een klasbak. Weet je ik publiceer met je toestemming jouw verhaal. Jammer is dat het bij mijn lezers terecht komt, zij weten het wel en al zo lang. Degenen die het niet te zien krijgen komen weer weg. Je verhaal is als het ware een kopie van zoveel jaren geleden. De waarheid in sommige kranten en een zwijgende meerderheid aan de kant. Je bent een voorbeeld, wees ten zegen, voor al je collega docenten in het hele land, bij gebrek aan opvoeding thuis.

Je moeder zou kunnen zeggen: “Ik ben trots op je, Galith!”. Je jongste en favoriete (by far) oom is het voor één keer met je moeder helemaal eens!

zaterdag 7 maart 2015

Het verhaal van de ram, de geit, de vlo en de karper


 

Je wil best wel van me aannemen dat ik graag vlooienmarkten bezoek. De eerste die ik bezocht voor zover ik mij herinner is het Waterlooplein. Later volgen de Vogeltjesmarkt van Antwerpen, Camden Lock in Londen, de Flea Market van Williamsburg, New York City. Maar ook de Shuk Hapishpishim in Jaffo (Tel Aviv). Niet in de laatste plaats omdat ná de markt ik shakshuka (de enige) eet bij “Dr. Shakshuka”, Beth Eshel 3, Jaffo. De sfeer is immer okay, de handel vertelt je nog meer en soms sla je toe en je slag. Dan heb je wat schmattes te pakken. Eind jaren 60 van de 20ste eeuw had ik een metsieje (koopje) aan een Afghaanse jas op het Waterlooplein. Ik rookte geen papavers, het was een ruige jas! Enfin op alle bovengenoemde markten heb ik kilometers voetstappen afgedrukt. Ik heb er veel gezien en veel geleerd.

De sjofar is een ramshoorn. Wordt geblazen tijdens de dienst in sjoel (synagoge) op Rosh Hasjana (Joods Nieuwjaar) en Jom Kippoer (Grote Verzoendag). Je hoeft mij niet te testen op mijn bijbelkennis en ik hoef niets verder toe te voegen dan dat de sjofar geblazen wordt als symbool voor de oproep tot bezinning, de oproep tot verdelging van het kwaad en de totale vernietiging van dat kwaad.

Ik heb vaker en elders meerdere malen gesproken over Hummelo en “De Gouden Karper”. In mijn persoonlijke top 10 van mijn favoriete plekken. Je waant je in 1880, wellicht 1890. Er is niets veranderd. Ook de ober niet. Drinken en eten is vers. Lekker is eufemistisch. Recent in de ijskoude vrieskou op een zondagmiddag Hummelo met een bezoek vereerd. Blijkt er schuin tegenover een brocante zaak te zijn. Dat vraagt om een kijkje. Daar blijkt maar weer dat schmattes en brocante identiek zijn en dat je niet perse een markt in de open lucht moet hebben. Ik zie wat af en er is vandaag weinig.

Tot ik een bak vind met dingen die lijken op een sjofar. Een sjofar in het klein. Een mini-sjofar. Een reis-sjofar. Zoiets. ‘Wat zijn dit, mevrouw (wijzend op de bak)?’, vraag ik. ‘Dat zijn geitenhoorns’, zegt zij. ‘Geinig, wat moeten ze kosten?’. ‘€ 3 ’t stuk’. ‘Doet u mij er dan maar één!’. Wat een werelduitgave voor een wereldcadeau voor mezelf. Ik beschouw het als een wereldidee, een wereldvondst. Ben ermee in mijn nopjes! Wie, maar dan ook wie heeft er een reis-sjofar? Enfin, mijn sjofar ligt in of op de fruitschaal en ik zit me suf te prakkezeren of ik er nou een stukje van moet afzagen, om er enig geluid uit te krijgen. Dan word ik weer op mijn plaats gezet door mijn grote gebrek aan muzikaliteit, dus ik zal er echt géén enkele toon uit krijgen.

Wie doet me na?