woensdag 4 juni 2014

Vriendschap en sport

Sport verbroedert. In veel gevallen ja! Neem de Olympische Spelen, de Maccabiade, of andere grote evenementen. Maar hoeveel vrienden heb je in hemelsnaam overgehouden aan je sportcarrière?
Ik heb veel vriendjes gehad op de lagere school. Een paar blijven over. Een enkeling als vriend. Veel klasgenoten betitelde je als vriend. Wist je veel. Een paar zijn helaas uit de tijd. Van de HBS heb ik er eentje over. Hans. Je moest naar school, net als al die anderen. Dat was de drijfveer. En toen zat je met wat lui in de klas. Zo wilde ik coute que coute hockeyen. Vanuit school was er een band met één van de twee hockeyclubs, die op 200 meter afstand van ons huis in het park ‘Marialust’ gehuisvest was. Hockeyen was het doel. Hoog. Winnen. Dat soort motivaties. En je was geheel afhankelijk van wie zich aandiende als teamgenoot. Uit mijn eigen actieve hockeytijd zijn het ’t meest passanten geweest.
Nu met Facebook verzamel je, of word je verzameld, Facebook vrienden. Vrienden van de achttien die in het Nederlands Joods elftal zaten op de 11e Maccabiade 1981, gouden medaille, zijn zeldzaam. Onno. En Wim, de knijper, fysio. Ik wens niemand tekort te doen, of te beledigen, maar kennelijk is het nu eenmaal zo. Dat je allemaal een gemeenschappelijk doel hebt, maar niet dat je primaire gedachte is ik ga maar ’s hockeyen om vrienden te maken. Dat je mooie momenten met elkaar meemaakt is evident. Die worden herinnerd. En zo ontmoet ik op zijn initiatief mijn ouwe elftalgenoot van méér dan 45 jaar geleden. Jean-Marie. Door mij en anderen Marietje genoemd. Ik doe het nu iets sympathieker en is hij Marie geworden. Lang, lang geleden is hij vertrokken naar Oregon (US). Succesvol componist, dirigent, koorleider, muziekdocent, pianist. Via Facebook hebben we veel plezier. Ik herinner me zijn pianospel op menig hockeyclub, alwaar de hete aardappel in de strot hebbende tegenpartij en gastheren, zich verslikten in zijn pianospel en ons gezang. De meest gore limericks en andere vunzige liedjes van Bolle Jan werden met luide stem en veel bravoure opgevoerd. Bekend waren zijn geïmproviseerde vertellingen op de piano van diverse mensen en dan moesten wij raden wie hij uitbeeldde. In een deuk. En wij wonnen altijd, het Eerste van Ares, de bierestafettes. En zo hadden we gratis bier.
Blogs, boeken kan ik vullen met mijn sportverhalen, maar waar ik naar toe wil is het volgende. In sport ken je namelijk helemaal geen vriendschap. Bekenden ben je van elkaar. Met een gemeenschappelijk hobby. Of drang naar topprestaties. Vul maar in.
In 2008 ben ik 52 jaar jong. En nooit te oud om wat te leren. We hebben de Olympische Spelen in Beijing (Peking).  De Nederlandse roeisters Marit van Eupen en Kirsten van de Kolk winnen goud op de dubbeltwee lichtgewicht. Zij zijn, ik meen het, échte sporthelden. De lange weg, de Ausdauer, de spirit, het doel. Zeer aansprekend. Wat ook bewondering vermag is dat Van de Kolk werkzaam is op de Johan Cruijff University. Dán heb je een sporthart. Van Eupen is dé topsportster van Nederland. Alles staat zo’n beetje op haar palmares. Vaak geëerd en geroemd.
Zij worden – ik zie het nog voor me - op televisie geïnterviewd vanwege hun grootse prestatie: de gouden plak. Er wordt gesproken over de enorme inzet van beiden en alle effort en tijd die erin gestoken moet worden om zó ver te komen. Weet ik veel hoeveel uur trainen per dag. Zes dagen in de week. Alles passeert de revue. Dan komt er de volgende vraag: “Jullie zullen dan wel de beste vriendinnen zijn, toch?”
Van Eupen: “Wij zijn de beste collega’s”.

Mijn mond ging en mijn ogen gingen open. Precies! Dát is het!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten