zaterdag 22 februari 2014

Mijn Amsterdam


Al sinds de beginjaren zeventig lees ik Het Parool, met toen nog de slogan: léés die krant.
Vroeger met de vaste prik columnisten als Carmiggelt, Evert Werkman, Paul van ’t Veer, Harry van Wijnen, Nico Scheepmaker, Henri Knap, Ischa Meijer (De dikke man), om er enkele te noemen, en striptekenaars als Peter van Straaten met Vader & Zoon en Dik Bruynesteyn met Appie Happie. Wie kent Kapitein Rob nog?
De laatste jaren las ik op zaterdag altijd als eerste de verhalen van Johannes van Dam. Heerlijk. Hij is nu dood en dat is behelpen. Gelukkig vind ik wekelijks op zaterdag in de weekend bijlage PS op de laatste redactionele pagina de rubriek Mijn Amsterdam. Amsterdammers vertellen daarin over hun favorieten in en van de stad.
Omdat ik wel niet gevraagd zal worden door de redactie, poog ik nu zelf een Mijn Amsterdam samen te stellen.

Bert Vromen (58, Lochem) schreef een zestal boeken en is inmiddels opa. Er liggen twee boeken in het verschiet. Kwam in 1974 naar Amsterdam en woont nu in Amstelveen.








Restaurant
Cilubang in de Runstraat. Indonesisch van de meesterkok Ali. Vijfendertig jaar trouwe gast.
Chez George in de Herenstraat, echter George is dood. Ik kwam er vaak, méér dan twintig jaar.
En nu Reuring in de Lutmastraat. Voor mij een zoutloze runderribsteak graag, op mijn vaste plek.

Uitgaan.
Het liefst ga ik uit met mijn kinderen naar Carré of De la Mar voor een goeie musical. Ajax thuis is ook een uitje.

Café.
Vroeger veel. Nu De Ysbreeker op de Weesperzij en Krom in de Utrechtsestraat, hoek Kerkstraat. @Krom is dé plek voor mijn vriendin en mij. Wij hebben daar wekelijks werkoverleg over een gezamenlijk boek.

Kerk.
Naar de kerk ga ik niet. Naar de synagoge ook niet zo veel meer. De mooiste synagogen, sjoels, zijn nu onderdeel van het Joods Historisch Museum.

Dagelijkse boodschappen.
Vlees bij Robert Zikking, Marathonweg. Groente op de Stadionweg bij Jan Leegwater. Ik kom ook graag bij Genco in de Van Woustraat. Vis bij Schilder op de Van de Hooplaan in Amstelveen. Brood komt van Dick Jansen, ook Amstelveen. Hij heeft tegenwoordig geweldig lekker speltbrood dat zó bruin is dat het bijna Schwartzbrot is.

Mooiste plek.
Dat zijn er twee. De Magere Brug. En…het Olympisch Stadion. 8 augustus 1973 was werkelijk het summum. Afscheidswedstrijd Sjaak Swart. Ajax tegen Tottenham Hotspur. Vlak voor tijd werd Sjaak  uit het veld gehaald voor een groots afscheid. Niet alleen een ereronde, nee: Willy Alberti en Tante Leen zongen op de wijs van Au Champs Elysees (Oh Waterlooplein), wie kent het niet:
‘Dag Sjakie Swart…’.
Dik vijftigduizend man op de tribune. Allemaal janken als een klein kind. Ik ook. Vijftigduizend man zongen een Jood toe. Die vertrok. Ná mijn lange verblijf in het ziekenhuis was de wedstrijd voor Sjaak ter gelegenheid van zijn vijfenzeventigste verjaardag in het Olympisch Stadion voor mij weer de mooiste plek voor een hernieuwde start, en een grote stap voorwaarts.

Museum.
Wat denk je van het Joods Historisch? Vier sjoels in één complex: de Grote Sjoel, de Obbene Sjoel, de Dritt Sjoel en de Neie Sjoel. Onder de meer dan twintigjarige directie van Judith Belinfante tot grote hoogte gestegen. Het is mij nu nog te druk in het verbouwde Rijks, maar wees je verzekerd: ik ga naar de Hollandse meesters!

Amsterdam voor kinderen.
Artis, het Amsterdamse Bos en de hockeyvelden. Kindermuseum in het JHM.

Favoriet vervoermiddel.
Dagelijks zit ik drie kwartier op de fiets. Binnen. In de stad wil ik niet zonder auto. En dan het liefst vóór de deur.

Standbeeld.
Daar hoef ik niet over na te denken. By far De Dokwerker. Ik hoef je niet te vertellen waarom.

Wil niet dood gevonden worden.
Het is hier de bedoeling een plek in Amsterdam te noemen. Ik noem niks. Ik wil helemaal niet dood. Dus ook niet gevonden worden.

Mijn buurt.
In veel buurten voel ik me thuis. In de oude Jodenhoek loop ik het liefst en ruik en proef dat wat er niet meer is en nooit meer weerom zal komen. Zelfkastijding. Dé winkelstraat is de Haarlemmerdijk, gekoppeld aan de Haarlemmerstraat.

Favoriete modewinkel.
Nou zeker Pauw en Zwartjes niet. Ik hou het maar op De Bijenkorf.

Smakelijke winkel.
Wat denk je van Van Dobben? En Kef, de kaasboer op de Marnixstraat. En voor ijs ga je naar Jordino, Haarlemmerdijk 25. Op de Vrijheidslaan haal je zuur bij De Leeuw. Bij wie anders?

Mijn kapper.
Daar heb je ‘m weer. Peter, bij Frits de Reus. Al dertig jaar.

Beste plek om te sporten.
Voor mij? Mijn slaapkamer met de home trainer.

Een avond stappen met…
Baruch Spinoza. Om wel interessant over te komen. Omdat het toch niet kan, hij is al even niet meer in de tijd. En…om niemand voor de kop te stoten.

Favoriete Amsterdammer.
Brammie Koperentuit, dé hoofdpersoon uit Jeruzalem van het westen een briljant boek van Siegfried E. van Praag.

Eerste keer in Amsterdam.
Dat moet 1959/1960 geweest zijn. Samen met mijn Vader naar Polak van Deventer (há, die ken je niet!) in de Kalverstraat 19. Daar verkochten ze tropenkostuums. Lichte pakken, qua gewicht én kleur. Wandelde mijn Vader in op de boulevard van Knokke. Met een witte pet op.

Ik voel me Amsterdammer.
Omdat  het zooooo lullig is steeds maar weer buitenstuip genoemd te worden. Nee hoor, ik ben er trots op geboren en getogen te zijn in Lochem en toch kwam er een tijd te verkassen.
Mokum betekent mijn plaats, tsja en dat dacht ik vanaf toen – de laatste twee klassen middelbare school - ook. Verwant met het verleden, mij realiserend dat de toekomst in Amsterdam lag. De Toekomst ligt trouwens ook echt in Amsterdam! En zeg nou zelf: in de buitenwijk Amstelveen blijf je toch ook Amsterdammer?

Met pek en veren de stad uit.
De Stopera, Robert M. (Mikelson) én de Huishoudbeurs.



1 opmerking: